26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 271 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2013

Met het oog op het Algemeen Overleg met uw Kamer over digitale dienstverlening zoals gepland op 3 april 2013 ontvangt u deze brief. Voor het Algemeen Overleg staan onder andere de brieven over «webrichtlijnen» en de «informatiepositie van de burger,» beide vallend onder mijn verantwoordelijkheid, geagendeerd.

In deze brief wordt ingegaan op het onderwerp «de informatiepositie van de burger», in het licht van de doelstelling uit het regeerakkoord: uiterlijk in 2017 kunnen burgers en bedrijven digitaal zaken doen met de overheid.

Digitale overheid in 2017

De samenleving verandert in hoog tempo en de manier waarop burgers, bedrijven en overheden met elkaar communiceren verandert mee. Digitale communicatie heeft de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen. Het traditionele verkeer per papieren post is op zijn retour. Digitale communicatie gaat vaak sneller, is makkelijk en goedkoper dan communicatie via papier. Voor de overheid is het belangrijk om op de veranderende samenleving in te spelen. Overheden hebben daarom hun berichtenverkeer met burgers en bedrijven de afgelopen jaren voor een deel gedigitaliseerd. Toch zijn er nog tal van processen waarbij burgers en bedrijven niet de mogelijkheid hebben om digitaal zaken te doen met de overheid. Daarnaast worden, daar waar digitale communicatie wel mogelijk is, vaak niet alle mogelijkheden optimaal benut.

Als burgers en bedrijven in 2017 hun zaken digitaal af kunnen handelen bij alle overheden, kan dat de relatie tussen overheid en samenleving sterk verbeteren. Burgers en bedrijven kunnen de overheid sneller en makkelijker vinden en kunnen zaken doen op het tijdstip waarop het hen het beste uitkomt.

De samenleving heeft zich de laatste jaren ontwikkeld van een e-samenleving naar een «i(nformatie)-samenleving». In de i-samenleving» zijn informatiestromen van steeds groter belang. Hierbij past een transparante overheid die de digitale mogelijkheden inzet voor betere dienstverlening en gegevensuitwisseling, en een overheid die burgers en bedrijven centraal stelt. Een opstelling die de effectiviteit en efficiency van overheidshandelen niet in de weg staat, maar deze juist versterkt. Daarbij houd ik zo veel mogelijk rekening met de verschillende behoeften van mensen in de samenleving. Uit het recent uitgebrachte rapport van Motivaction (dat u hierbij aantreft) blijkt namelijk dat de gewenste wijze waarop de digitale dienstverlening van de overheid aan burgers wordt vormgegeven niet voor iedereen gelijk is.

Als we de dienstverlening primair digitaal willen maken is aandacht nodig voor een aantal belangrijke aspecten. Zo zal er moeten worden gewerkt aan het versterken van de digivaardigheid en zelfredzaamheid van burgers. De gebruiksvriendelijkheid van digitale voorzieningen kan nog meer nadruk krijgen. Naast de digitale hoofdroute zal dienstverlening op maat aangeboden worden voor wie dit nodig heeft.

Er zal verder gebouwd blijven worden aan de gezamenlijke digitale basisinfrastructuur naast de afronding van de overheidsbrede implementatieagenda Nationaal Uitvoeringsprogramma dienstverlening en e-overheid (i-NUP). De financiering daarvan zal zodanig moeten zijn ingericht dat er maximale prikkels en mogelijkheden zijn voor het gebruik van deze basisinfrastructuur door alle overheidsorganisaties. Bij een veilige digitale communicatie hoort ook een veilige digitale identificatie. Daarvoor hebben we DigiD. Om ervoor te zorgen dat burgers kunnen kiezen uit meer identificatiemogelijkheden, ook met het allerhoogste mogelijke niveau, werk ik aan een eID-stelsel, binnen welk kader verschillende elektronische identificatiemiddelen hun plaats kunnen vinden.

Het is belangrijk dat nieuwe plannen aansluiten bij de reeds ingezette lijnen van meer digitalisering binnen de overheid en bij lopende trajecten zoals het i-NUP en de digitale stedenagenda. Bij de verdere uitwerking worden de bestuurlijke partners, zoals de collega’s van Economische Zaken en Wonen en Rijksdienst, VNG, IPO en de Unie van Waterschappen en anderen zoals bijvoorbeeld individuele gemeenten betrokken. Daarbij is nadrukkelijk ruimte voor eigen inbreng.

Over de uitwerking van de digitale overheid in 2017 zult u binnenkort een brief ontvangen.

Informatiepositie van de burger

De minister van BZK is verantwoordelijk voor het stimuleren van de versterking van de informatiepositie en het inzage- en correctierecht van de burger. Bij het inzage- en correctierecht is sprake van afhankelijkheid van vele partijen die beschikken over eigen registraties. Voor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is de Minister van BZK verantwoordelijk. Binnen een samenleving die veelal is gedigitaliseerd en waar informatiestromen een belangrijke rol spelen, is het wenselijk om ook op digitale wijze invulling te geven aan het inzage- en correctierecht, zoals is vastgelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens en de wet GBA.

Inmiddels heb ik het inzage- en correctierecht deels gerealiseerd door in MijnOverheid (mijn.overheid.nl) de gegevens te tonen zoals die zijn opgenomen in de GBA. Ook de gegevens van onder andere de RDW, het UWV en de SVB worden daar getoond. Met hun DigiD kunnen alle burgers deze gegevens inzien in MijnOverheid.

In het najaar start een landelijke campagne om de burgers te informeren over het belang van juist geregistreerd staan in de GBA en dat MijnOverheid gebruikt kan worden om die gegevens te controleren.

In de brief naar uw Kamer, d.d. 28 september 2012 (Kamerstuk 26 643, nr. 254) is aangegeven dat op basis van een verkennende studie opdracht gegeven is tot een impactanalyse. In deze impactanalyse wordt concreet uitgewerkt welke additionele functionaliteiten nog binnen MijnOverheid redelijkerwijs verder te realiseren zijn met betrekking tot GBA-gegevens. Deze impactanalyse wordt momenteel uitgevoerd. Medio dit jaar ontvangt u een plan van aanpak voor wat betreft de GBA. Tegelijkertijd wordt de thematiek van de informatiepositie van de burger besproken met de verantwoordelijken van andere overheidsorganisaties die ook gegevensregistraties beheren. Feit is dat alle wijzigingen in gegevensadministraties geld en menskracht kosten die in tijden van bezuiniging steeds schaarser worden.

Een digitale overheid moet natuurlijk voldoen aan de eisen die we nu ook aan de overheid stellen. De manier waarop gegevens mogen worden verzameld, behandeld en bewaard, bepaalt de mate waarin we kansen kunnen benutten en tegelijkertijd efficiënter kunnen zijn. Dat geldt voor burgers, bedrijven en ook voor de overheid. Hoeveel kansen de informatiesamenleving ook biedt, het kent ook risico’s. Wie mag welke gegevens inzien of wijzigen, en waar houdt de verantwoordelijkheid van de overheid op en begint die van de burger? De digitalisering van de samenleving en de overheid benadrukt het belang van een gedegen informatiebeleid, zodat iedereen zich veilig en soepel kan bewegen in het economisch en juridisch verkeer. Daarom ben ik, ten behoeve van het beleidsvormende proces, in gesprek met experts uit wetenschap, bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld en openbaar bestuur om ook voor de langere termijn te komen tot een beleidsagenda op het gebied van informatiebeleid van de overheid. Hierover wordt u na de zomer bericht.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven