26 642 Europees Sociaal Fonds (ESF)

Nr. 123 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2013

In vervolg op mijn voortgangsbrief van 15 juni 2012 (Kamerstuk 26 642, nr. 120) informeer ik u met deze brief over de uitvoering van het huidige Europees Sociaal Fonds (ESF) programma 2007–2013 in Nederland.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

1. ESF-PROGRAMMA 2007-2013: ECONOMISCHE GROEI VERSTERKEN

Met het programma ESF 2007–2013 wil Nederland de economische groei vergroten. Het ESF wordt ingezet om de arbeidsparticipatie te verbeteren onder groepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, zoals ouderen (55+) en mensen met een arbeidsbelemmering. Sinds september 2009 wordt het ESF ook ingezet voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Daarnaast maakt Nederland gebruik van ESF om lager opgeleide werkenden te scholen, om gedetineerden te re-integreren en om leerlingen in het Praktijkonderwijs en Voortgezet speciaal onderwijs naar werk te bemiddelen. Tevens stimuleert het ESF sociale innovatie en duurzame arbeidsinzet in bedrijven.

Samenvatting en leeswijzer

Het programma ESF 2007–2013 loopt ten einde. Op basis van de realisaties tot nu toe en de daarop gebaseerde prognoses is de verwachting dat het beschikbare ESF subsidiebudget ad € 830 miljoen nagenoeg zal worden benut. In het najaar van 2013 wordt bezien of en in hoeverre er nog een beperkt budget resteert. Zo nodig worden er bij eventuele onderbenutting aanvullende maatregelen getroffen.

Voor de verschillende ESF-Acties geldt dat de doelstellingen zoals opgenomen in het Operationeel Programma ESF 2007 – 2.013 grotendeels zijn behaald. Dit gaat in ieder geval op voor het beoogde aantal deelnemers en de uitstroom naar werk of vervolgopleiding. Het beoogde percentage deelnemers dat een ESF-project afrondt binnen het voor hem of haar beoogde re-integratietraject is niet altijd haalbaar gebleken. Dit heeft vooral te maken met het feit dat gedurende de gehele looptijd van een ESF-project deelnemers instromen, wier traject veelal niet binnen de projectperiode worden afgerond. Het CBS heeft onderzocht in hoeverre ex-deelnemers aan een ESF-project nog enige tijd gevolgd kunnen worden. De resultaten worden bij de betreffende Acties (A, B en J) besproken.

In paragraaf 2 wordt een aantal Actieoverstijgende onderwerpen belicht, zoals het beleid ten aanzien van de benutting van middelen en het verlenen van voorschotten. Daarna wordt in paragraaf 3 t/m 8 per Actie de stand van zaken beschreven. In bijlage 1 bij deze voortgangsrapportage zijn de achterliggende tabellen opgenomen met tot nu toe behaalde resultaten. De website van het Agentschap SZW (www.agentschapszw.nl ) bevat aanvullende informatie over de onderwerpen die in deze paragrafen aan de orde komen, zoals overzichten van gesubsidieerde projecten en het CBS-rapport «Kenmerken van deelnemers aan ESF-projecten in 2012».

2. ACTIEOVERSTIJGENDE ONDERWERPEN

2.1 Benutting

De ESF-programmaperiode kent een looptijd van zeven jaar. Het financieringssysteem is daarop afgestemd. Voor ESF is een subsidiebudget beschikbaar gesteld van € 830 miljoen voor de totale programmaperiode. Dit budget komt beschikbaar in zeven jaarlijkse tranches. Elke tranche moet uiterlijk twee jaar na het jaar van ontvangst zijn omgezet in concrete projecten, waarvan de werkelijk gemaakte kosten zijn verantwoord en gedeclareerd bij het Agentschap SZW. Alleen door Agentschap SZW gecontroleerde kosten worden vervolgens opgenomen in een zogeheten betaalaanvraag gericht aan de Europese Commissie. Het gedeelte van de tranche dat niet tijdig is besteed en verantwoord komt automatisch te vervallen. Dit heet decommittering. Het geld schuift dus niet door naar volgende jaren en valt terug in de algemene middelen van de Commissie. Indien er meer kosten worden gerealiseerd dan de beschikbare middelen vanuit ESF dan dienen deze middelen vanuit de eigen begroting te worden gefinancierd. We spreken dan van overcommittering.

De ervaring leert dat gedurende een programmaperiode gemiddeld circa 55% van de aangevraagde subsidie ook echt wordt gerealiseerd. Er wordt dus meer geld aangevraagd dan uiteindelijk wordt besteed. Op basis van deze ervaring wordt daarom voor elke aanvraagperiode meer geld beschikbaar gesteld dan er feitelijk aan subsidie beschikbaar is. Om het totale ESF-subsidiebudget van € 830 miljoen daadwerkelijk te besteden, verleent SZW circa € 1.540 miljoen aan subsidies. Dit kan leiden tot zogenoemde overcommittering als in de praktijk onverwachts projecten meer subsidie realiseren dan het verwachte realisatiepercentage. Het is echter ook onwenselijk dat door de Europese Commissie aan Nederland toegekend budget onbenut blijft (decommittering). Beheersing van het budget is daarom een lastige aangelegenheid.

In de resterende periode van dit programma ligt de nadruk op het voorkomen dat aan het einde van de programmaperiode sprake is van decommittering dan wel overcommittering. Dit wordt gedaan door de daadwerkelijke realisaties door projecten nauwlettend te monitoren. Op basis van de realisatiecijfers van afgesloten projecten en trends in de ontwikkeling van deze realisatiecijfers zijn en worden prognoses gemaakt van de te verwachten benutting van de ESF-middelen. Op basis van deze prognoses is en wordt vervolgens per hoofdprioriteit bepaald of er decommittering dan wel overcommitering dreigt en wordt bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn. Bijvoorbeeld door nieuwe acties open te stellen, of juist middelen binnen een hoofdprioriteit te verschuiven naar een andere actie (binnen dezelfde hoofdprioriteit). Ook kan tussen de hoofdprioriteiten worden geschoven. Dit vergt echter expliciete toestemming vooraf van de Europese Commissie.

Op basis van de realisaties tot nu toe en de daarop gebaseerde prognoses is de verwachting dat de beoogde € 830 miljoen nagenoeg wordt benut. Ik monitor de daadwerkelijke realisaties van de projecten nauwgezet. In het najaar van 2013 zal ik op basis van de dan beschikbare inzichten in de realisaties vaststellen of en zo ja, in welke mate er sprake is van een te verwachten onderbenutting. Zo nodig worden aanvullende maatregelen getroffen. Op die manier streef ik ernaar het beschikbare ESF subsidiebudget ad € 830 miljoen zo volledig mogelijk te benutten.

2.2 Pilot resultaatmeting Actie A, B en J

In de voortgangsbrief van 15 juni 2012 is geconstateerd dat een aantal deelnemers het re-integratietraject nog niet heeft afgerond terwijl het ESF-project reeds is beëindigd. Dit komt omdat het re-integratietraject van veel deelnemers meer omvat dan datgene dat binnen het ESF-project wordt aangeboden, respectievelijk omdat deelnemers vaak gedurende de looptijd van het ESF-project instromen. Als het ESF-project stopt, loopt het re-integratietraject gewoon door (nu geheel ten laste van de aanvrager). De meting van de resultaten aan het einde van het ESF-project geeft dus een ontoereikend beeld. Aan het CBS is de opdracht gegeven om middels een pilot te onderzoeken of en in hoeverre ex-deelnemers aan een ESF-project nog enige tijd gevolgd kunnen worden. Dit om vast te stellen wat hun arbeidsmarktpositie is op het moment dat zij hun re-integratietraject beëindigen.

De pilot is uitgevoerd voor de Acties A, B, J1 en J2 en de resultaten daarvan worden bij de desbetreffende acties in hoofdstuk 3 besproken. Voor deze meetmethode moeten de ex-deelnemers langer gevolgd kunnen worden. De resultaten van de pilot zijn daarom beschikbaar van deelnemers aan projecten uit de periode 2007 tot en met 2009. Voor recentere gegevens zal CBS volgend jaar een nieuwe meting voor deelnemers uit 2010 uitvoeren.

2.3 Transnationaliteit

In het Operationeel Programma is ruimte gemaakt voor transnationale samenwerking. De belangrijkste activiteit is het ESF Age Netwerk geweest. Dit was een netwerk van vertegenwoordigers van ministeries en ESF agentschappen van 14 lidstaten regio’s onder voorzitterschap van het Nederlandse ministerie van SZW. Het ESF Age Network heeft van februari 2010 tot februari 2013 met subsidie van de Europese Commissie kennis over effectieve aanpakken ontsloten voor beleidsmakers en uitvoerders van het Europees Sociaal Fonds, op het gebied van: (a) het wegnemen van belemmeringen in de praktijken van werkgevers en van diensten voor arbeidsvoorziening, om de kansen om een baan te vinden en de mobiliteit van ouderen op de arbeidsmarkt te bevorderen en (b) – het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers van alle leeftijden. Het ESF Age Network heeft de verzamelde informatie beschikbaar gesteld op http//www.esfage.eu . Niet alleen voor beleidmakers en uitvoerders van ministeries en ESF Agentschappen in de verschillende lidstaten, maar ook voor een breder publiek van organisaties of individuen die betrokken zijn bij deze maatregelen.

2.3 Administratieve lastenverlichting

Het gebruik van ESF-middelen brengt administratieve lasten met zich mee voor de aanvragers. De belangrijkste eis is dat een inzichtelijke en controleerbare administratie met betrekking tot de uitvoering van het project moet worden bijgehouden. Het zo beperkt mogelijk houden van deze lasten heeft doorlopende aandacht. Op basis van opgedane ervaringen is eind 2010 een aantal vereenvoudigingen in de ESF-subsidieregeling doorgevoerd. De belangrijkste vereenvoudigingen zijn de introductie geweest van een standaardopslag werkgeverslasten, waardoor het berekenen en controleren van het uurloon sterk vereenvoudigd is en een standaardprijs voor BBL-trajecten. Van met name deze laatste standaardprijs is in 2012 veelvuldig gebruik gemaakt in Actie D (scholing voor werkenden).

2.4 Terugvordering voorschotten

In de brief van december 2012 (Kamerstuk 26 642, nr. 122) is toegezegd om de Tweede Kamer halfjaarlijks schriftelijk te informeren over de voortgang van de terugvordering van ESF-voorschotten bij een vijftal Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen). Hieronder beschrijf ik eerst kort de context van de ontstane situatie. Vervolgens ga ik in op recente ontwikkelingen.

Context

In het kader van ESF-programma 2007 – 2013 hebben vijf O&O-fondsen (OFP, HIBIN, OOI, SOG en SFH) projectaanvragen bij het Agentschap SZW ingediend om voor ESF-subsidie in aanmerking te komen. Bij de tot dusver ontvangen einddeclaraties van deze fondsen bleek in 2011 dat de einddeclaraties in een aantal gevallen lager waren dan de uitgekeerde voorschotten. Conform de subsidievoorwaarden heeft het Agentschap SZW daarop de te veel betaalde voorschotten (€ 7,7 mln) teruggevorderd bij de desbetreffende fondsen. De fondsen hebben in reactie op de terugvordering aangegeven dat zij dit bedrag niet terug konden betalen.

De reden daarvoor was dat de fondsen de keuze hadden gemaakt het beheer en de administratie, inclusief de financiële middelen van hun ESF-projecten, uit te besteden aan de door SOG opgerichte stichting SOG FB. Deze stichting had op haar beurt de feitelijke administratie weer ondergebracht bij een administratiekantoor. De fondsen hadden de ontvangen voorschotten volledig aan SOG FB doorbetaald en SOG FB bleek – daartoe gevraagd door de fondsen – niet in staat te zijn het gevorderde bedrag aan de fondsen terug te betalen.

Het ontbreken van de benodigde liquiditeiten heeft in 2012 achtereenvolgens geleid tot het faillissement van SOG FB, het administratiekantoor en het fonds SOG.

Actuele ontwikkelingen

Het ministerie van SZW ondersteunt de fondsen, die eindverantwoordelijk zijn voor de oplossing, waar dat kan om de subsidieprojecten ondanks de faillissementen zo goed mogelijk af te wikkelen. In de brief van december 2012 is aangegeven dat de hardcopy ESF-administratie van de fondsen door SZW is veiliggesteld door deze weg te halen bij de curatoren en te verhuizen naar het SZW-gebouw. Begin 2013 is ook de digitale administratie ontsloten. Beide administraties worden gebruikt om de einddeclaraties te controleren en de declaraties bij de Europese Commissie te verantwoorden. De controles van alle projecten uit de verschillende tijdvakken zijn inmiddels gaande.

De projectadministratie van de O&O-fondsen blijkt nog onvolledig te zijn en is beperkt inzichtelijk. Hierdoor wordt de controle van de gedeclareerde projectuitgaven bemoeilijkt. De fondsen hebben in het eerste kwartaal van dit jaar werkgevers benaderd om ontbrekende documenten aan te leveren en hiermee de projectadministratie zo compleet mogelijk te maken. De controles worden per tijdvak uitgevoerd. In nauw overleg met de betrokken fondsen en de Audit Autoriteit is de aanpak voor de verdere afwikkeling bepaald, met als doel om een zo groot mogelijk deel van de declaraties af te kunnen wikkelen. Deze aanpak is tevens afgestemd met de Europese Commissie. De planning is dat begin 2014 de eerstelijnscontroles zijn afgerond. In de loop van 2014 zullen ook de tweedelijnscontroles zijn afgerond. Pas dan is duidelijk welk bedrag definitief kan worden gedeclareerd bij de Europese Commissie, hoe dat bedrag zich verhoudt tot de voorschotten en in hoeverre een financieel probleem resteert. Ik zal de Tweede Kamer over zes maanden schriftelijk rapporteren over de voortgang. Als hier aanleiding voor is zal ik de Tweede Kamer eerder informeren.

2.5 Auditrapport en Nationale verklaring

Jaarlijks voert de Rijksauditdienst van het Ministerie van Financiën een systeemaudit uit betreffende de effectieve werking van het beheers- en controlesysteem (een verplichting op grond van artikel 62 lid 1a van EG-Verordening 1083/2006). Op 22 april 2013 jongstleden is een systeemauditrapport uitgebracht. De Rijksauditdienst concludeert: «2: systeem functioneert, enkele verbeteringen zijn nodig». Dit betekent dat de in 2012 toegepaste beheers- en controlesystemen effectief functioneren in overeenstemming met de geldende voorschriften; echter met uitzondering van enkele door te voeren verbeteringen. De scores waren beter dan ooit; voor het eerst tijdens deze programmaperiode heeft het Agentschap SZW voor 4 van de 7 key requirements de hoogst haalbare score behaald.

Het kabinet heeft 15 mei 2013 de Nationale Verklaring 2013 over het financieel beheer van de Europese Fondsen in gedeeld beheer aangeboden aan de Tweede Kamer. Ook zal deze worden aangeboden aan de Europese Commissie ten behoeve van haar verantwoording over de Europese begroting aan het Europees Parlement. De Nationale Verklaring betreft de verantwoording over de uitgaven inzake de Landbouwfondsen, het Europees Visserij Fonds, de Migratiefondsen en de Structuurfondsen: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en Europees Sociaal Fonds over de periode januari 2011 tot en met december 2011. De Rijksauditdienst heeft ten behoeve van deze Nationale Verklaring aanvullend verklaard dat de in 2011 bij de Europese Commissie gedeclareerde uitgaven in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn op basis van de geldende Europese en nationale voorschriften tot op het niveau van begunstigden.

3. MENSEN MET EEN GROTE AFSTAND TOT DE ARBEIDSMARKT NAAR WERK BEGELEIDEN (ACTIE A)

Deze subsidielijn richt zich op doelgroepen zonder baan met een afstand tot de arbeidsmarkt. SZW stelt deze subsidie beschikbaar om gemeenten en het bedrijfsleven te stimuleren aandacht aan deze groepen te besteden. Het betreft re-integratietrajecten waarbij deelnemers scholing, training en individuele en/of groepsbegeleiding krijgen.

Actualiteiten

In mei 2012 is er een tijdvak geopend dat open staat tot 31 december 2013. Dit tijdvak heeft een budgetplafond van € 70 miljoen, waarvan € 50 miljoen voor gemeenten en € 20 miljoen voor het UWV. Er zijn in totaal 52 aanvragen ingediend door gemeenten en één aanvraag door het UWV. Zo'n 20 gemeenten hebben voor het eerst subsidie aangevraagd. Inmiddels is het budgetplafond bereikt. De beschikte projecten lopen nog tot en met november 2013.

UWV heeft in 2012 voor een totaalbedrag van € 20 miljoen aan subsidie ontvangen. Het gaat om een project met een duur van twee jaar. Voor het eerst in deze programmaperiode zal een tussentijdse verantwoording (tussenrapportage) verplicht zijn. Als de realisatie conform planning blijkt te zijn, kan in november 2013 aan het UWV nog € 10 miljoen ter beschikking worden gesteld.

Budget

Voor Actie A is € 161,2 miljoen beschikbaar. Met het laatste aanvraagtijdvak van mei 2012 is dit budget in beginsel geheel benut.

Resultaten

In het Operationeel Programma ESF 2007 – 2013 zijn drie kwantitatieve doelstellingen opgenomen voor Actie A:

  • Jaarlijks nemen 4.730 mensen deel aan een project;

  • 75% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde re-integratietraject binnen het ESF-project af;

  • 8% van de ingestroomde deelnemers stroomt uit naar arbeid.

In de periode 2007 tot en met 2012 hebben circa 108.000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt geparticipeerd in een door ESF gefinancierd project. Dit betekent dat deze doelstelling ruimschoots is behaald.

Ultimo 2012 hebben 47.973 van de 108.277 deelnemers hun re-integratietrajecten binnen het project afgerond, op basis van de gegevens die op dit moment beschikbaar zijn. Dit is circa 44% van het aantal deelnemers dat een traject is gestart. Niet alle projecten met deelnemers hebben al een einddeclaratie ingediend voor 2011 en 2012. Dit zorgt ervoor dat de cijfers voor 2011 en 2012 nog niet volledig zijn. Ondanks dat zal de doelstelling dat 75% van de deelnemers het traject afrondt binnen het project niet gehaald worden. Als gemeld in paragraaf 2.2 heeft dit naar verwachting vooral te maken met het feit dat gedurende de gehele looptijd van een ESF-project deelnemers instromen, die veelal niet binnen de projectperiode worden afgerond. In de evaluatie van het huidige programma zal hier nader aandacht aan worden besteed.

Voor de meting van het resultaat met betrekking tot de aanvaarding van arbeid is de eerder genoemde pilot door het CBS uitgevoerd. Uit deze pilot blijkt dat 30% van de deelnemers uit de jaren 2007–20091 binnen 6 maanden na het re-integratietraject aan het werk is. Via de oude meetmethode, die enkel de afronding van het ESF-project als uitgangspunt nam, werd vorig jaar een uitstroompercentage van 15% berekend. Het hogere uitstroompercentage berekend met de nieuwe CBS-methode is deels te verklaren doordat deze methode ex-deelnemers aan een ESF-project tot zes maanden na afloop van het project volgt. Op deze manier zijn ook deelnemers meegerekend die hun traject na de ESF-periode hebben beëindigd.

Daarnaast is de relatief hoge uitstroom in 2009 een verklaring. De hoge uitstroom in dat jaar (59% in tijdvak 2009 I en 26% in tijdvak 2009 II versus een gemiddelde van 14% in 2007 en 2008) heeft te maken met het feit dat het UWV in 2009 voor ruim 40 procent van de projecten verantwoordelijk was. Aangezien UWV ESF inzet om jobcoaches te betalen voor werkende Wajongeren, scoren UWV-projecten standaard hoog op uitstroom naar werk. Onder reguliere aanvragers van Actie A, de gemeenten, is een hoge uitstroom minder vanzelfsprekend, aangezien het hier doorgaans gaat om trajecten die mensen uit de bijstand ondersteunen richting werk.

Het CBS heeft ook gemeten hoeveel deelnemers van deze groep duurzaam aan het werk geholpen zijn. Duurzaam betekent dat iemand minimaal zes maanden werkzaam is. Ruim 78% van de deelnemers die een baan gevonden heeft na het traject is ook langer dan zes maanden, dus duurzaam, aan het werk.

In tabel 2 van de bijlage staan meer resultaten ten aanzien van Actie A.

4. BESTRIJDEN EN VOORKOMEN VAN JEUGDWERKLOOSHEID (ACTIE J)

Deze subsidielijn is in 2009 in het leven geroepen om jeugdwerkloosheid te bestrijden en een oploop ervan te helpen voorkomen. Onder de noemer Actie J zijn twee subsidielijnen opengesteld.

Jeugd 1

Voor de subsidielijn Jeugd 1 (J1) heeft het kabinet dertig coördinerende gemeenten aangewezen. Deze gemeenten hebben in 2009 en 2010/2011 subsidie ontvangen om samen met andere gemeenten op lokaal niveau projecten te financieren die aansluiten bij het landelijke en de regionale Actieplannen Jeugdwerkloosheid.

Jeugd 2

Sectoren (in casu O&O-fondsen) hebben in dezelfde periode eveneens ESF-subsidie kunnen aanvragen om jongeren aan werk te helpen. Deze subsidielijn betreft Jeugd 2 (J2). Voorwaarde was dat zij afspraken hadden gemaakt met de VNG, UWV of met een door de VNG aangewezen gemeente, de zogenaamde sectorarrangementen, om de publieke en private samenwerking in de regio te stimuleren. De ESF-subsidie kan worden ingezet om projecten uit te voeren die in deze arrangementen zijn afgesproken.

Actualiteiten

In mei 2012 is een regelwijziging doorgevoerd waardoor gemeenten (Actie J1) in staat waren de looptijd van hun projecten met zes maanden te verlengen. Dit gaf gemeenten de mogelijkheid de realisatie van de projecten te verhogen en op deze manier alle beschikbare middelen te benutten. Bijna alle lopende projecten hebben hier gebruik van gemaakt.

Budget

Voor de gehele subsidielijn Actie J is € 58 miljoen beschikbaar. Dit budget wordt naar verwachting volledig benut. In augustus-september 2013 worden de laatste einddeclaraties verwacht.

Resultaten

In het Operationeel Programma ESF 2007 – 2013 is de volgende kwantitatieve doelstelling opgenomen:

  • Jaarlijks (in 2009 en 2010) nemen 20.000 werkloze jongeren deel aan een door ESF Actie J1 of J2 gefinancierd project.

Door het bereiken van in totaal 72.510 werkloze jongeren (peildatum eind 2012) is deze doelstelling ruimschoots gehaald.

Daarnaast is ook voor Actie J door het CBS de eerder besproken meetmethode toegepast. Uit de pilot blijkt dat 69% van de deelnemers2 binnen 6 maanden na het re-integratietraject aan het werk is. Het CBS heeft ook gemeten hoeveel deelnemers duurzaam aan het werk geholpen zijn. Duurzaam betekent dat iemand minimaal zes maanden werkzaam is. Ruim 83% van de deelnemers die een baan gevonden heeft na het traject is ook langer dan zes maanden, dus duurzaam, aan het werk.

In tabel 3 van de bijlage staan meer resultaten ten aanzien van Actie J.

5. GEDETINEERDEN, TBS’ERS EN JONGEREN IN JEUGDINRICHTINGEN VOORBEREIDEN OP WERK EN OPLEIDING (ACTIE B)

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie, kan ESF-subsidie aanvragen. Met de subsidie kan DJI extra middelen inzetten om de arbeidsmarktpositie van gedetineerden, tbs-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling of jeugdinrichting zodanig te verbeteren dat zij uiteindelijk naar werk bemiddelbaar zijn of na detentie direct inpasbaar zijn in een arbeidsmarkt gerelateerd programma of regulier opleidingstraject.

Actualiteiten

Voor het aanvraagtijdvak oktober 2012 heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie een bedrag van € 9 miljoen aangevraagd. Dit bedrag is toegekend.

Budget

In de programmaperiode 2007–2013 is in totaal € 66,4 miljoen beschikbaar voor actie B, verdeeld over vijf aanvraagtijdvakken in de jaren 2007 tot en met 2012. Met het laatste aanvraagtijdvak 2012 is het budget geheel benut.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn twee kwantitatieve doelstellingen opgenomen:

  • Streven is dat jaarlijks 1.580 mensen deelnemen aan een ESF Actie B project;

  • 80% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde traject binnen het ESF-project af.

De eerste doelstelling brengt met zich mee dat over zes jaren in totaal 9.480 personen zouden moeten deelnemen aan een Actie B traject. In de jaren 2007 tot en met 2012 hebben in totaal 17.759 personen deelgenomen aan een traject. De doelstelling ten aanzien van het aantal deelnemers is hiermee ruimschoots gehaald.

Met betrekking tot de afronding van trajecten zijn tot nu gegevens beschikbaar tot en met 2011. Uit deze gegevens is af te leiden dat 73% van de ingestroomde deelnemers het re-integratietraject binnen de projectperiode heeft afgerond (9.573 van de 13.115). Dit betekent dat de doelstelling dat 80% van de deelnemers het traject binnen de projectperiode afrondt niet is gerealiseerd. Het percentage deelnemers dat het traject afrondt zal naar verwachting nog stijgen. Dit zal echter niet binnen de projectperiode liggen waardoor het resultaat niet binnen de doelstelling valt. Ook bij Actie B geldt dat bij het opstellen van de doelstelling geen rekening is gehouden met het feit dat de trajecten langer zouden (kunnen) duren dat de projectperiode. De doelstelling is daardoor bijna niet haalbaar gebleken.

Daarnaast is ook voor Actie B door het CBS de eerder besproken nieuwe meetmethode toegepast.

Uit de pilot blijkt dat 19% van de deelnemers3 binnen 6 maanden na het re-integratietraject aan het werk is. Het CBS heeft ook gemeten hoeveel deelnemers duurzaam aan het werk geholpen zijn. Ruim 53% van de deelnemers die een baan gevonden heeft na het traject is ook langer dan zes maanden, dus duurzaam, aan het werk.

In tabel 4 van de bijlage staan meer resultaten ten aanzien van Actie B.

6. LEERLINGEN BEGELEIDEN NAAR WERK OF VERVOLGOPLEIDING (ACTIE C)

Actie C biedt subsidie aan scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. De scholen zetten de subsidie in om leerlingen voor te bereiden op of te begeleiden naar een functie op de reguliere arbeidsmarkt, of te begeleiden naar een vervolgopleiding op mbo-1 niveau of naar het beroepsbegeleidend onderwijs.

Actualiteiten

In het najaar van 2012 is het laatste aanvraagtijdvak opengesteld. Ten opzichte van eerdere jaren is het budget verdubbeld van € 24 naar € 48 miljoen. Er zijn 249 aanvragen ingediend met een totale ESF omvang van bijna € 43 miljoen. Dit is iets minder dan het beschikbare budget, waardoor ieder project in beginsel voor ESF in aanmerking kon komen, zolang aan de voorwaarden uit de ESF-subsidieregeling word voldaan. Er is uiteindelijk na beoordeling voor € 42 miljoen aan subsidie verleend.

Budget

Voor deze subsidielijn is in totaal € 136,2 mln beschikbaar. In de zes aanvraagtijdvakken die in de periode 2007 tot en met 2012 binnen Actie C zijn opengesteld, is dit budget naar verwachting geheel benut. De einddeclaraties over de laatste aanvraagronde in 2012 worden dit najaar verwacht.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn twee gekwantificeerde doelstellingen voor deze Actie opgenomen:

  • Streven is dat jaarlijks 750 leerlingen in een ESF Actie C project worden voorbereid op een functie op de reguliere arbeidsmarkt of toegeleid naar een vervolgopleiding op mbo-1 niveau of naar het beroepsbegeleidend onderwijs;

  • 94% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde traject binnen het ESF-project af.

Met behulp van ESF hebben in de huidige programma periode circa 60.000 leerlingen arbeidsmarktgerichte scholing gekregen. De eerste doelstelling voor de jaren 2007 tot en met 2012 is daarmee ruimschoots behaald.

Op basis van de tot nu toe beschikbare gegevens blijkt dat circa 20.000 leerlingen een traject hebben afgerond binnen de projectperiode. De doelstelling is daarmee niet behaald. Ook hier geldt dat de trajectperiode in veel gevallen doorloopt na de ESF-projectperiode.

Actie C was nog niet meegenomen in de pilot en voor uitstroomresultaten van deze actie wordt daarom nog gesteund op de meer beperkte informatie vanuit de projecten zelf. Daaruit blijkt dat van de circa 20.000 deelnemers die tot dusverre een traject hebben afgerond (dat is een derde van het totaal aantal deelnemers), ruim de helft is doorgestroomd naar een vervolgopleiding (MBO-1 of BBL), en dat 36% is uitgestroomd naar arbeid.

Tot slot is onderzoek gedaan naar de bereikte duurzame uitstroom naar werk door de leerlingen die werk hadden gevonden nadat zij hun traject hebben afgerond. Duurzaam is hierbij gedefinieerd als zes maanden werkzaam op een arbeidsplaats. Gemiddeld 67% van de leerlingen die in 2008 t/m 2011 na beëindiging van het project zijn uitgestroomd naar werk, heeft na zes maanden nog steeds een baan.

In tabel 5 van de bijlage staan meer resultaten ten aanzien van Actie C.

7. SCHOLING LAGER OPGELEIDE WERKENDEN (ACTIE D)

Eén van de doelen van het ESF is om een betere arbeidsmarktpositie te creëren voor laagopgeleide werknemers. Werkgevers kunnen via de Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen subsidie aanvragen voor het scholen van hun werknemers met een opleiding op maximaal mbo-4 niveau. Werknemers volgen met deze subsidie opleidingen, trainingen en cursussen.

Actualiteiten

In 2012 is er voor Actie D geen aanvraagtijdvak meer opengesteld. De projecten die zijn gehonoreerd in 2011 liepen in juli en augustus 2012 ten einde.

Budget

Voor Actie D is in deze programmaperiode in totaal € 282,5 miljoen beschikbaar. Inmiddels is bijna 98% van alle verwachte einddeclaraties binnengekomen. De verwachting is dat het budget in zijn geheel wordt benut, of zelfs beperkt wordt overschreden (dit kan worden opgevangen door een beperkte onderbenutting bij Actie E, zie hieronder).

Resultaten

In het Operationeel Programma (OP) zijn drie kwantitatieve doelstellingen opgenomen:

  • Jaarlijks worden 18.000 werknemers geschoold in een ESF Actie D project;

  • 85–90% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde traject binnen het ESF-project af;

  • 10% van de deelnemers, die voor aanvang van het project nog geen startkwalificatie had, behaalt deze kwalificatie.

Het doel om jaarlijks 18.000 personen te scholen, impliceert dat over de periode 2007–2013 in totaal 126.000 personen moeten worden geschoold. In de uitvoeringsjaren 2007 tot en met 2012 hebben in totaal circa 633.000 deelnemers deelgenomen aan opleidingen in het kader van ESF Actie D. Het doel is dus ruimschoots gehaald. Het hogere aantal ten opzichte van de doelstelling in het OP is te verklaren doordat de kosten per opleiding of training alsook de opleidingsduur vooraf te hoog zijn ingeschat. Met beschikbare budget zijn grotere aantallen werknemers met kortere opleidingen geschoold.

Het is zeer aannemelijk dat ook de doelstelling dat 85–90% van de deelnemers het traject binnen de projectperiode afrondt is gehaald. Een indicatie hiervoor is het volgende. Iedere deelnemer kan binnen het ESF-project aan meerdere trajecten deelnemen. In totaal hebben 669.872 deelnemers in de periode 2007–2012 samen 776.380 trajecten afgerond. Dit zijn meer opleidingen dan er unieke deelnemers zijn waardoor het aannemelijk dat de doelstelling van 85–90% is gehaald. Een andere indicatie hiervoor is dat het merendeel van de trajecten (60%) een zeer korte, functiegerichte opleiding betreft, die vrijwel altijd binnen de projectperiode wordt afgerond.

In de periode 2007–2012 hebben 26.876 deelnemers een startkwalificatie behaald. Dat is 3,5% van het totaal aantal deelnemers. Het aantal deelnemers dat een startkwalificatie behaalt is, afgezet tegen het totaal aantal deelnemers dat een (deel-)kwalificatie behaalt (312.163), 8,6%. De doelstelling van 10% zal naar verwachting niet worden gehaald. Dit blijkt alleen haalbaar, indien een aanzienlijk deel van de deelnemers bij aanvang een mbo-1 niveau heeft. Alleen dan is het realistisch dat binnen een trajectduur van maximaal 1,5 jaar een startkwalificatie (mbo-diploma vanaf niveau 2) wordt behaald (tijdens of naast werktijd). Hier staat tegenover dat 40% van het totaal aantal afgeronde trajecten betrekking heeft op het behalen van een (deel)kwalificatie t/m niveau 4.

In tabel 6 van de bijlage staan meer resultaten ten aanzien van Actie D.

8. SOCIALE INNOVATIE (ACTIE E)

Deze subsidielijn is gericht op het bevorderen van sociale innovatie. Werkgevers kunnen subsidie aanvragen om binnen hun organisatie te experimenteren met het slimmer organiseren van werkprocessen en werkomstandigheden.

Actualiteiten

Voor Actie E zijn tijdvakken opengesteld in de jaren 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012. Voor Actie E Sociale innovatie, Vitale bedrijven is in 2011 een tijdvak opengesteld. Deze actie is gericht op slimmer organiseren van werkprocessen en werkomstandigheden en/of duurzame inzetbaarheid. Het overgrote deel van de verleningen daarvoor is in 2012 verzonden. Van de verleende projecten is inmiddels voor 91% van de projecten waarvoor een einddeclaratie is ingediend de subsidie vastgesteld. Voor tijdvak 2012 hebben O&O-fondsen aanvragen kunnen indienen voor op het gebied van duurzame inzetbaarheid.

Budget

Voor Actie E Sociale innovatie is in totaal € 92,5 miljoen beschikbaar. Op basis van de huidige prognose blijft een beperkt budget onbenut (circa € 13 miljoen). Dit bedrag zal worden gebruikt om een lichte overschrijding bij Actie D te compenseren.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn voor Actie E de volgende doelstellingen opgenomen:

  • Jaarlijks zullen ongeveer 40 projecten Sociale Innovatie starten

  • Van het beoogde aantal projecten levert 90% een implementatieplan op

Binnen Actie E is er geen sprake van deelnemers, maar zijn de implementatieplannen, eindverslagen of eindproducten op het gebied van sociale innovatie als doel gesteld.

De aanvraagtijdvakken in 2008, 2009, 2010 en 2011 zijn jaarlijks overtekend zodat Actie E in die jaren kan worden aangemerkt als succesvol. De doelstelling dat jaarlijks minimaal 40 projecten zullen starten met de uitvoering van het project zijn steeds gehaald. Voor de tijdvakken 2008, 2009 en 2010 zijn respectievelijk 60, 59 en 103 projecten gestart. Voor tijdvak 2011 zijn 4220 projecten gestart.

Voor het tijdvak 2012 hebben O&O-fondsen aanvragen kunnen indienen op het gebied van duurzame inzetbaarheid werkenden. Er zijn 35 aanvragen ingediend voor € 4,6 miljoen. Het aantal aanvragen tot nu toe is lager dan voorzien. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat er in reactie op de recente, negatieve ervaringen met de bevoorschotting van fondsen, er geen voorschotten worden uitgekeerd. Voorzover de O&O Fondsen niet over eigen middelen beschikken blijkt het lastig cofinanciering voor de projecten te verkrijgen waardoor de projecten moeizaam tot stand komen. Om het aantal aanvragen te verhogen is de subsidieregeling onlangs op een aantal punten gewijzigd. Zo is het drempelbedrag voor de projectkosten verlaagd van € 180.000 naar € 120.000,– en is het aantal subsidiabele activiteiten uitgebreid.

Van de gestarte Actie E Sociale innovatie projecten uit 2008, 2009 en 2010 heeft 86% een implementatieplan opgeleverd. Voor Actie E Sociale innovatie, vitale bedrijven zijn inmiddels 3334 eindverslagen ingediend. Dat is 81% van de gestarte projecten. Voor de projecten Actie E Sociale innovatie, duurzame inzetbaarheid sectoren zijn nog geen eindverslagen ingediend. Deze projecten lopen nog.

9. OUDE PROGRAMMAPERIODES EN EQUAL

9.1 ESF en EQUAL 2000–2006

De Europese Commissie heeft het ESF-3 programma volledig goedgekeurd en de laatste betaling ter grootte van bijna € 77 miljoen is eind maart 2013 ontvangen. De eindafrekening van het EQUAL-programma ligt nog bij de Europese Commissie en wordt in de loop van het jaar verwacht.

9.2 ESF 1994-1999

Alle beroepszaken over deze periode zijn afgehandeld. Hiermee kunnen alle programma’s van deze periode worden afgerond. Dit zal in de komende maanden gebeuren.

BIJLAGE: WAT ZIJN DE RESULTATEN VAN HET ESF PROGRAMMA TOT NU TOE?

Inleiding

De doelstellingen van de ESF- programmaperiode 2007–2013 in Nederland zijn neergelegd in het Operationeel Programma (OP) en vertaald naar indicatoren. In dit overzicht wordt ingegaan op de resultaten die tot nu toe beschikbaar zijn ten aanzien van deze indicatoren.

Toelichting en leeswijzer

Het ESF- programma is naar doelgroep en doelstelling onderverdeeld in zes Acties:

In het OP is per Actie een onderscheid gemaakt tussen drie soorten indicatoren, te weten: output-, resultaat-, en impactindicatoren. De output- en resultaatindicatoren zijn bedoeld om de uitkomsten van ESF-projecten te meten. Het gaat hierbij met name om het aantal bereikte personen uit de betreffende (sub-) doelgroepen en hoeveel personen een traject hebben afgerond, dan wel aan het einde van de projecten zijn doorgestroomd naar arbeid. De impactindicatoren zijn benoemd om de impact van dit ESF-programma te meten en worden gebruikt voor de evaluatie van het ESF-programma 2007–2013.


X Noot
1

Van de deelnemers uit het aanvraagtijdvak oktober 2010 en mei 2012 zijn nog geen uitstroomgegevens beschikbaar.

X Noot
2

Dit betreffen deelnemers aan projecten in 2009.

X Noot
3

Dit betreffen deelnemers aan projecten in de periode 2007 t/m 2009.

Naar boven