Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2014
Bij brief van 27 november 2014 verzocht de vaste commissie voor Defensie om een actualisering
van de rapportage over de F-35 opdrachten voor de Nederlandse industrie sinds de brief
van 3 maart 2014 (Kamerstuk 26 488, nr. 341). Dit mede naar aanleiding van het interview van de Bijzonder Vertegenwoordiger Industriële
Inschakeling F-35 in het Financieel Dagblad van 11 november 2014.
In de brief van 3 maart 2014 is vermeld dat het kabinet uitgaat van omzet door de
Nederlandse industrie in de productiefase van circa $ 9 miljard.
Daarbij is aangegeven dat deze $ 9 miljard aan omzet geen vaststaand feit is.
De Nederlandse industrie zal voor iedere mogelijkheid en opdracht moeten concurreren
met de industrie uit de partnerlanden en op basis van «best value» opdrachten moeten verwerven. Ondersteuning door de Nederlandse overheid zal daarbij,
zoals ook in de afgelopen jaren is gebeurd, waar mogelijk worden verleend en ook zal
de inzet van de Bijzonder Vertegenwoordiger een rol spelen voor het op hoog niveau
openen van deuren bij het Amerikaanse bedrijfsleven.
In het interview van de Bijzonder Vertegenwoordiger van 11 november jl. geeft deze
het volgende aan: «Jaren geleden was Nederland een van de weinige landen die meedeed
en meebetaalde aan de ontwikkeling van de F-35. Dat maakte het voor het bedrijfsleven
makkelijker om in aanmerking te komen voor tegenorders. Het aantal landen dat JSF-toestellen
aanschaft, is echter gegroeid, waardoor de concurrentie is toegenomen» en «De potentie
voor de Nederlandse industrie om interessante onderhoudscontracten binnen te halen
is er, maar we moeten wel beseffen dat we te maken hebben met een kwalitatief sterke
internationale concurrentie.»
In de Jaarrapportage Vervanging F-16 over 2013 die op 16 september 2013 aan de Tweede
Kamer is gezonden (Kamerstuk 26 488, nr.358) is gemeld dat het kabinet nog steeds circa $ 9 miljard als raming van de Nederlandse
productieomzet hanteert. Daarbij is tevens aangegeven welke factoren van invloed zijn,
zoals het besluit van het kabinet tot verwerving van de F-35 en de kwaliteiten van
de Nederlandse industrie maar ook concurrentie en scherpe «target prijzen».
De inhoud van de brief van 3 maart 2014, het interview van de Bijzonder Vertegenwoordiger
en hetgeen in de Jaarrapportage is gemeld, zijn daarmee met elkaar in lijn. Er is
sinds de publicatie van de Jaarrapportage geen informatie beschikbaar gekomen die
leidt tot een aanpassing van de raming van de Nederlandse productieomzet van circa
$ 9 miljard.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp