26 488 Behoeftestelling vervanging F-16

Nr. 310 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 februari 2013

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken over de brief van 24 oktober 2012 betreffende het rapport van SEO inzake de industriële en werkgelegenheidsconsequenties van diverse scenario’s F-35 (Kamerstuk 26 488, nr.306).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 15 februari 2013. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De adjunct-griffier van de commissie, Dekker

Inleiding

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Defensie, de antwoorden op de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie inzake het rapport van het onderzoeksbureau SEO inzake de industriële en werkgelegenheidsconsequenties van diverse F-35 scenario’s. Deze vragen zijn ingezonden op 22 januari 2013.

De bijlage bij deze brief zal vertrouwelijk ter inzage worden gelegd bij uw Kamer.1

1

Zijn de bandbreedtes voor de prijs van toestellen (huidige verwachting dan wel 20% hoger) en voor de totale productie van F-35 toestellen (3217 tot 4950 stuks) gezien de negatieve ontwikkelingen in partnerlanden (minder aantallen bestelde toestellen) niet erg optimistisch?

Antwoord

Voor de totale productie gaan zowel SEO als de Nederlandse overheid uit van de aantallen die worden gebruikt door het JSF Program Office (JPO) van het Pentagon. Het laagste genoemde aantal komt overeen met de planningsaantallen die de F-35 partnerlanden aan het JPO hebben opgegeven plus het aantal toestellen waarvoor niet-partnerlanden inmiddels verplichtingen zijn aangegaan. Wel is van enkele partnerlanden inmiddels duidelijk dat zij voornemens zijn minder vliegtuigen af te nemen dan het eerder aan het JPO verstrekte planningsaantal. Daar tegenover staat het export potentieel tijdens de productiefase, die vooralsnog is voorzien tot 2034, buiten de partnerlanden. De bandbreedtes voor de omzet- en prijsontwikkelingen, zoals gehanteerd door SEO, zijn als rekenveronderstelling door SEO gehanteerd. De werkelijke ontwikkeling van prijs en hoeveelheid in de komende jaren is onzeker.

2

Hoe kan worden verklaard dat andere landen (zoals Canada) hun besluitvorming over deelname aan het F-35 project heroverwegen, ondanks dat er voor hen ook vele economische voordelen vallen te behalen als partnerlanden?

Antwoord

De besluitvorming in verschillende landen heeft steeds een andere achtergrond. Canada heeft besloten de besluitvorming over te doen omdat de wijze waarop eerdere besluiten zijn genomen tekortkomingen vertoonde. Een analyse van andere kandidaten maakt deel uit van het inmiddels in gang gezette nieuwe besluitvormingsproces. De economische aspecten van de keuze van een bepaalde kandidaat zullen uiteraard een rol spelen.

Bij de economische voordelen van het F-35 partnerschap van Canada geldt dat de Canadese industrie vaker deel uitmaakt van Amerikaanse hoofdaannemers en eerstelijns toeleveranciers dan bedrijven in andere partnerlanden. Canada is voorts buurland van de Verenigde Staten en maakt door middel van een statuut deel uit van de Amerikaanse defensie-industriële basis. Dit land kent daardoor in de relatie met de Verenigde Staten minder beperkingen op het gebied van wapenexport en informatie-uitwisseling over (defensie)technologie dan andere landen.

Als gevolg daarvan heeft Canada een andere economische relatie met de Verenigde Staten dan andere partnerlanden die hebben, en zijn er voor Canada andere mogelijkheden voor industriële deelneming in het F-35 programma. Zie ook het antwoord van 17 oktober 2003 op vraag 2 inzake de situatie met betrekking tot de Canadese industrie (aanhangsel TK Handelingen nr. 158, vergaderjaar 2003–2004).

3

Welke vergelijkbare onderzoeken zijn er gedaan naar de economische effecten van de deelname aan het F-35 project in andere partnerlanden? Zijn de conclusies van deze onderzoeken vergelijkbaar met het SEO-onderzoek?

Antwoord

Naast de eerdere CPB-rapporten uit 2001/2002 en 2009 met hun macro-economische benadering zijn mij geen met het SEO-onderzoek vergelijkbare onderzoeken naar de (macro-) economische effecten van diverse F-35 scenario’s bekend. Het door SEO in haar rapport genoemde rapport uit 2008 van K. Harley van de Universiteit van York inzake de industriële en economische opbrengsten van het Eurofighter Typhoon project heeft enige beperkte (macro-)economische raakvlakken met het SEO-rapport maar gaat niet in op de F-35 casus.

Andere (recente) rapporten zoals bijvoorbeeld het rapport van «Industry Canada» uit december 2012 getiteld Canadian Industrial Participation in The F-35 Joint Strike Fighter Program is gericht op de Canadese industriële mogelijkheden en niet op de macro-economische effecten. In die zin is dat rapport meer vergelijkbaar met de inhoud van het Hoofdstuk over de inschakeling van de Nederlandse industrie in de jaarrapportage Vervanging F-16 zoals ieder jaar wordt opgesteld.

4

Klopt het dat de bandbreedtes zo groot zijn omdat de onzekerheid van de uitkomsten van het onderzoek zo groot is? Zo ja, wat zegt dat over de betrouwbaarheid van de conclusies van het onderzoek?

Antwoord

De bepaling van de bandbreedtes is door SEO met redenen omkleed en vormt een vaker toegepaste methodiek. In hoofdstuk 6 van het rapport is in dit verband uiteengezet dat (juist) omdat de toekomst gepaard gaat met grote onzekerheden het verstandig is om voor cruciale parameters gevoeligheidsanalyses te doen.

In bijlage C van het rapport is een berekeningswijze opgenomen voor de bandbreedtes waarbij rekening wordt gehouden met de (on)waarschijnlijkheid van combinaties van veronderstellingen. De afzonderlijke gevoeligheidsanalyses worden daarbij opgevat als betrouwbaarheidsintervallen en daaruit wordt vervolgens een gecombineerde betrouwbaarheidsinterval berekend.

Hiermee is de betrouwbaarheid van het onderzoek naar mijn mening voldoende onderbouwd en blijven de hoofdconclusies van het onderzoek in stand.

5

In hoeverre is het onderzoek over de uitstapkosten nog valide nu blijkt dat er budget is voor 35 toestellen, terwijl uw onderzoek is gebaseerd op de veronderstelling van de afname van 68 toestellen?

Antwoord

Als uitgangspunt voor het onderzoek van SEO en dat van de Algemene Rekenkamer over de uitstapkosten (Kamerstuk 26 488, nr. 305) is het huidige aantal van 68 F-16’s genomen. De Kamer is hierover geïnformeerd op 21 augustus 2012 (bijlage bij Kamerstuk 26 488, nr. 301). In het regeerakkoord is afgesproken dat over de vervanging van de F-16 eind 2013 een besluit wordt genomen. Momenteel ontwikkelt de minister van Defensie in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken een visie op de krijgsmacht van de toekomst. Deze visie zal op basis van een solide financiële onderbouwing heldere, richtinggevende keuzes bevatten over nationale en internationale taken van de krijgsmacht en de capaciteiten die daarvoor nodig zijn. De vervanging van het F-16 jachtvliegtuig zal integraal deel uitmaken van deze visie. Besluiten over de vervanging van de F-16, de budgettaire consequenties en het aantal aan te schaffen toestellen maken deel uit van deze besluitvorming.

6

Is er een vaste prijs van alternatieve toestellen meegenomen in het onderzoek of is hiervan een schatting gemaakt?

Antwoord

SEO heeft opdracht gekregen onderzoek uit te voeren naar de industriële gevolgen en werkgelegenheidseffecten van de volgende drie beleidsopties:

  • Doorgaan met de Nederlandse deelname aan het F-35 programma;

  • Volledige stopzetting van de Nederlandse deelname aan het F-35 programma;

  • Voortzetting van de Nederlandse deelname aan de ontwikkelingsfase en productiefase, maar niet meer deelnemen aan de operationele testfase.

Ten behoeve van de modelmatige berekeningen is bij alle beleidsopties uitgegaan van 68 vervangende toestellen en investerings- en exploitatiekosten die gelijk zijn aan die van 68 F-35’s.

7

Welke (algemene) economische waarde kan worden gegeven aan overheidsdeelname bij de ontwikkeling van een gevechtsvliegtuig als blijkt dat de netto werkgelegenheidseffecten op lange termijn nul zijn?

Antwoord

Zoals uiteengezet in de brief van 24 oktober 2012 waarmee het rapport aan de Kamer werd aangeboden, leidt voortzetting van de Nederlandse deelneming aan het F-35 project op korte termijn tot hoogwaardiger werkgelegenheid. Daarbij geeft het programma een impuls aan kennis en innovatie en bevordert het de arbeidsproductiviteit en daarmee het verdienvermogen van Nederland. Bovendien past het F-35 project goed in de filosofie van het topsectorenbeleid aangezien het bijdraagt aan de samenwerking in het Nederlandse luchtvaartcluster en aan hoogwaardige kennisontwikkeling binnen onder andere de Topsector High Tech Systems en Materialen.

8

Wat is uw verwachting met betrekking tot de ontwikkeling van de kale stuksprijs van de F-35?

Antwoord

In de jaarrapportage over het project vervanging F-16 is een tabel opgenomen met de gemiddelde kale Nederlandse stuksprijs in de afgelopen jaren. Door verandering van de plandollarkoers en het prijspeil over de jaren zijn deze cijfers echter onderling niet goed vergelijkbaar. Naast de tabel met de gemiddelde kale Nederlandse stuksprijs is een tabel opgenomen met de door het JPO jaarlijks verstrekte gemiddelde kale stuksprijs van de totale productie van F-35A toestellen tot 2034 in dollars in prijspeil 2002. Deze gegevens zijn wel onderling vergelijkbaar en in onderstaande grafiek weergegeven. De stijging wordt veroorzaakt door eerdere herzieningen van het project. Bij nieuwe herzieningen zijn verdere stijgingen van de gemiddelde kale stuksprijs niet uit te sluiten.

Tegelijkertijd zijn, zoals de Algemene Rekenkamer in haar rapport heeft onderstreept, vroeg geproduceerde toestellen duurder dan later geproduceerde toestellen. Dit wordt geïllustreerd door het feit dat het tweede Nederlandse testtoestel (uit de serie LRIP 4) goedkoper is dan het eerste Nederlandse testtoestel (uit de serie LRIP 3, zie Kamerstuk 26 488 nr. 308 van 21 december 2012). Deze daling zal naar verwachting de komende jaren doorzetten. Hoever de prijzen dalen, wordt onder meer bepaald door leereffecten en door de mate waarin de productie van de toestellen wordt opgevoerd. Op de lange termijn worden later geproduceerde toestellen door factoren als inflatie en dergelijke daarentegen weer duurder, zoals vermeld in het rapport van de Algemene Rekenkamer (blz. 15).

9

In hoeverre is het verlenen van opdrachten op basis van het principe van best value in werkelijkheid overgeleverd aan het politieke besluit van Nederland tot aanschaf van de F-35?

Antwoord

De praktijk leert dat best value geldt voor de industrieën van de aan het project deelnemende landen. Slechts indien een bepaalde technologie niet voorhanden is in één van de partnerlanden, hetgeen slechts sporadisch voorkomt, wordt een onderdeel aanbesteed in een niet-partnerland. De niet aan het F-35 programma deelnemende Europese landen met een grote

defensie-industrie zoals Frankrijk, Duitsland en Spanje hebben dan ook geen of nagenoeg geen opdrachten voor de F-35 verworven.

Daarnaast stelt SEO in hoofdstuk 3.1.3 van haar rapport: «Beëindiging van de Nederlandse deelname aan het F-35 programma zal als gevolg hebben dat alle omzet uit de categorie prognoses and long term agreements worden geschrapt.» Hieruit kan worden geconcludeerd dat de verwachte omzet alleen wordt gerealiseerd als Nederland werkelijk overgaat tot aanschaf van de F-35. Ingeval een andere opvolger zal worden gekozen zal getracht worden om via het industriële participatiebeleid 60% van de opdrachtwaarde ten goede te laten komen aan de defensiegerelateerde industrie.

10

Waar is de duur van 2018 tot 2074 voor de onderhoudsfase op gebaseerd? Waarom is specifiek gekozen voor deze periode? Is het lange termijn perspectief niet volledig ongrijpbaar?

Antwoord

De door SEO gekozen periode strekt zich uit tot 10 jaar na het verwachte einde van de instandhoudingsfase (2064) van het operationeel gebruik van de F-35. Deze periode is gekozen omdat er gedurende de instandhoudingsperiode omzet en werkgelegenheid is met betrekking tot de F-35 en dat het een periode van 10 jaar na beëindiging van de instandhoudingsfase vergt voordat de werkgelegenheidseffecten zich weer hebben gestabiliseerd (zie figuur B.3 in bijlage B bij het rapport van SEO).


X Noot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Naar boven