26 488 Behoeftestelling vervanging F-16

Nr. 251 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 december 2010

Met de brief van 10 juli 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 192) is de Kamer geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) naar de inpasbaarheid van de geluidsbelasting van de F-35 binnen de geluidszones van de vliegbases Leeuwarden en Volkel. Bij de berekening van de geluidscontouren voor de vliegbases Leeuwarden en Volkel is het NLR uitgegaan van het planningsaantal van 85 F-35 toestellen.

In de tweede helft van 2009 is in de Commissie Overleg en Voorlichting Milieuhygiëne (COVM) van de vliegbasis Leeuwarden discussie ontstaan over de juistheid van het NLR-rapport. Naar aanleiding daarvan hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân Defensie voorgesteld een onafhankelijke validatie van het NLR-rapport te doen uitvoeren. Defensie heeft hiermee ingestemd. De validatie is uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van de provincie Fryslân en het ministerie van Defensie (Kamerstukken 26 488, nrs. 211 en 245).

Het RIVM heeft inmiddels de validatie voltooid en het rapport bied ik u hierbij aan1. Het RIVM meldt dat het NLR deskundig en integer te werk is gegaan bij de uitwerking van de meetgegevens en de berekening van geluidscontouren. Het RIVM concludeert op grond van de huidige inzichten dat de inpassing van de F-35 binnen de geluidszone van de vliegbasis Leeuwarden redelijkerwijs mogelijk is. Het RIVM wijst daarbij op onzekerheid over de precieze geluidsbelasting. Meer zekerheid kan in de praktijk worden bereikt door een geluidmeetprogramma in combinatie met monitoring van de geluidsbelasting. Gelet op de resultaten van de validatie zie ik geen aanleiding op korte termijn nader onderzoek te doen naar de geluidsbelasting van de F-35. De deelneming aan de operationele testfase in de Verenigde Staten biedt de mogelijkheid de door het NLR gehanteerde, voorzichtige uitgangspunten op het gebied van start- en landingsprofielen te valideren.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven