Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2010
Met deze brief reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 18 maart jl. (kenmerk 2010Z04819/2010D13985)
om de Kamer te informeren over de verdere behandeling van lopende JSF-zaken. Voordat ik nader in ga op dit verzoek wil ik
in algemene zin opmerken dat eerder gevraagde en al toegezegde brieven de Kamer zullen worden toegezonden zodra Defensie de
beschikking heeft over de benodigde informatie. De Kamer kan daarmee de ontwikkelingen in het JSF-dossier blijven volgen.
Met de beantwoording van vragen van het lid Van Velzen op 11 maart jl. (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2009–2010,
nr. 1881) en de brief van 23 maart jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 222) met aanvullende informatie over de herstructurering van het F-35 programma, is de Kamer gemeld dat het demissionaire kabinet
geen besluit tot aanschaf van een tweede F-35 testtoestel meer zal voorleggen aan de Kamer. Uit de beantwoording van vragen
van het lid Peters op 23 maart jl. (2010Z03706/2010D14668) blijkt dat dit niet betekent dat deelneming aan de IOT&E-fase onmogelijk
is geworden en dat de gevolgen van uitstel van het besluit tot aanschaf van het tweede testtoestel nog worden bezien. Dit
alles ook in het licht van de ontwikkelingen in de Verenigde Staten zelf.
De Kamer is met de beantwoording van vragen van het lid Peters op 23 maart jl. geïnformeerd over de stand van zaken van het
eerste testtoestel uit de LRIP 3 productieserie. Nadat op 23 april 2009 de Kamer de motie-Hamer c.s. (Kamerstuk 26 488, nr. 178) heeft aanvaard zijn de verplichtingen voor het eerste testtoestel aangegaan. Er is thans geen sprake van vertraging aangezien
het toestel in 2011 op de productielijn wordt geassembleerd. Er zijn dan ook geen contractuele en financiële gevolgen aan
de orde. Het toestel zal niet eerder dan eind 2011 worden overgedragen en tot dat moment bestaat de mogelijkheid af te zien
van de koop. Daaraan zullen kosten zijn verbonden. Het Memorandum of Understanding (MoU) over de productie, instandhouding en doorontwikkeling (PSFD MoU) dat Nederland in 2006 heeft getekend, bevat afspraken
over het afzien van de koop van toestellen.
Daarnaast hebben Nederland en de Verenigde Staten op 6 mei 2009 een side letter ondertekend waarin is overeengekomen in voorkomend geval te zoeken naar de meest efficiënte afhandelingswijze. De Kamer heeft
deze side letter op 25 mei 2009 ontvangen (Handelingen TK 2008–2009, aanhangsel 2746).
Op 22 februari jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 219) heb ik in de antwoorden op schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie toegezegd de Kamer te informeren zodra
duidelijk is welk instituut de validatie van het NLR-rapport over de geluidsbelasting van de F-35 zal uitvoeren. Inmiddels
is duidelijk dat de oorspronkelijke planning van de validatie niet zal worden gehaald. Over het instituut is met de provincie
Friesland overeenstemming bereikt. Met het betrokken instituut wordt nog overleg gevoerd over de opdracht en de planning van
het onderzoek. De betrokken partijen hebben afgesproken gedurende dit overleg niet openbaar te maken welk instituut het betreft.
Zodra duidelijk is dat de opdracht door het betrokken instituut wordt geaccepteerd, zal ik de Kamer informeren over de opdracht
voor de validatie, de planning, de kosten en de wijze van financiering. Vervolgens zal de validatie worden uitgevoerd.
De commissie verzoekt voorts om informatie over de gevolgen van de recente vertragingen bij de ontwikkeling van de JSF voor
de beslismomenten voor het project vervanging F-16. Met de brief van 23 maart jl. is de Kamer gemeld dat het Pentagon op korte
termijn bekend zou maken dat de grens van 50 procent kostenstijging ten opzichte van de Acquisition Program Baseline uit 2001 wordt overschreden, de zogenoemde Nunn-McCurdy grens. De formele melding aan het Congres was 25 maart jl. een feit.
Het Pentagon is in het kader van de Nunn-McCurdy wetgeving begonnen aan de voorbereidingen voor de herbevestiging van het
F-35 programma in het Congres en zal begin juni actuele kosteninformatie over het F-35 programma aan het Congres verstrekken.
Deze kosteninformatie bevat de ramingen voor F-35 stuksprijzen en van de exploitatiekosten. Op basis van deze gegevens kunnen
de financiële ramingen voor het project Vervanging F-16 worden herijkt, gevolgd door de projectplanning waaronder de nieuwe
planning voor de Initiële Operationele Test en Evaluatie (IOT&E)-fase. Naar verwachting zal hierover in de loop van juni meer
duidelijkheid ontstaan.
De staatssecretaris van Defensie
J. G. de Vries