26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 256 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 februari 2018

Met deze brief bied ik u het onlangs verschenen RIVM-rapport «Het effect van Maatschappelijk Verantwoord Inkopen» aan1. Ik heb dit onderzoek eerder bij u aangekondigd naar aanleiding van het SO over maatschappelijk verantwoord inkopen2. RIVM laat in het rapport zien hoe de impact van maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) op bijvoorbeeld CO2-uitstoot of grondstoffengebruik met voldoende zekerheid kan worden ingeschat. Het is belangrijk om een beeld te krijgen van deze effecten. Er zijn hoge maatschappelijke verwachtingen van het instrument MVI om bij te dragen aan onder meer de energietransitie en de circulaire economie. Tegelijkertijd was het tot nu toe lastig om grip te krijgen op de daadwerkelijk geboekte resultaten, zonder onevenredig grote belasting van overheidsinkopers met lange vragenlijsten.

Effecten bepalen

De aanpak van RIVM komt in het kort neer op het nemen van een gewogen steekproef per productgroep. Als basis wordt de informatie uit TenderNed gebruikt, het landelijke platform waarop alle overheidsopdrachten boven de Europese drempel worden aangekondigd. Alle geselecteerde aanbestedingen in de steekproef worden nader onderzocht op duurzaamheidskenmerken en doorgesproken met de betrokken inkoper en contractmanager. Vervolgens berekent RIVM de impact op basis van de verzamelde informatie. Aan de hand van dit resultaat kunnen ten slotte ook uitspraken worden gedaan over de effecten van alle inkopen in de desbetreffende productgroep samen. Aangezien Nederland het eerste land is in Europa met een dergelijke effectbepaling, zal ik de mogelijkheden van deze aanpak ook bij andere lidstaten onder de aandacht brengen, onder meer via de Green Public Procurement Advisory Group.

Om de methode te toetsen, heeft RIVM deze toegepast op acht productgroepen van inkoop: elektriciteit, gas, zonnepanelen, dienstauto's, contractvervoer, dienstreizen, transportdiensten en bedrijfskleding. Hierbij is steeds gekeken naar de periode 2015–2016. Uit deze toetsing blijkt dat de methode geschikt is om met een relatief beperkte inspanning inzicht te geven in de effecten. In sommige gevallen kan de methode nog geen uitsluitsel geven, bijvoorbeeld omdat basisgegevens over ingekochte aantallen of goede LCA-data3 ontbreken. Ook geeft RIVM aan dat de variatie van de aanbestedingen binnen een productgroep vaak nog onvoldoende in beeld is. Dat betekent dat de schatting van de effecten van de gehele productgroep niet als een absoluut getal moet worden genomen, maar als ordegrootte. Het rapport geeft ook aan hoe dit verder zou kunnen worden verbeterd, onder meer door aansluiting op de MVI zelf-evaluatietool die momenteel wordt gebouwd.

De effectbepaling door RIVM en de zelf-evaluatietool moeten samen een beter landelijk beeld gaan geven van het gebruik van MVI. De tool is bedoeld als instrument voor overheden om beter grip te krijgen op welke MVI-inkopen zij hebben gedaan, als stimulans om hierop ook beter te kunnen sturen. Als de tool voldoende wordt gebruikt, ontstaat hieruit ook een algemeen beeld van de MVI-inzet in de inkoop- en contractfase in Nederland. Het werk van RIVM voegt daar voor de belangrijkste productgroepen het beeld van de effecten aan toe.

MVI werkt

Uit het onderzoek kan een aantal dingen worden geconcludeerd. Uit het onderzoek blijkt ten eerste dat MVI wordt toegepast. Veel inkopen maken gebruik van de minimumeisen. In tien tot zestig procent van de gevallen zijn ook strengere eisen of gunningscriteria toegepast. En dat heeft gevolgen. Er is een meetbaar effect van MVI op een aantal belangrijke beleidsdoelen. Met name bij de inkoop van duurzame elektriciteit en zonnepanelen was een groot effect te zien op de CO2-uitstoot. Voor de acht productgroepen samen kwam dit uit op een reductie in de orde van 4,9 Mton gedurende de looptijd van de ingekochte producten of diensten. Dat is vergelijkbaar met de uitstoot van 600.000 huishoudens. Het gaat daarbij om daadwerkelijk gerealiseerde besparing in Nederland. Biobased inkopen leidde tot zo'n 13.000 ton vermeden olie-equivalenten. Dat is vergelijkbaar met het 250.000 keer voltanken van een dieselauto. De effecten op circulair inkopen bij bedrijfskleding waren helaas nog lastig in te schatten door het onvoldoende beschikbaar zijn van gegevens over het totaal aantal aangeschafte spullen en hun gewicht. Social return werd in 10 tot 70% van de aanbestedingen toegepast en internationale sociale voorwaarden in 0 tot 50% van de aanbestedingen, afhankelijk van de productgroep.

Vervolg

Het is mijn bedoeling om komende jaren door te gaan met deze vorm van effectbepaling. Dit jaar wil ik het onderzoek uitbreiden met acht andere, naar verwachting effectrijke productgroepen uit de periode 2015–16, waaronder ICT. Daarna wil ik RIVM de ontwikkeling in deze productgroepen in de jaren 2017–18 in beeld laten brengen. Hiermee ontstaat een tweejaarlijks beeld van deze ontwikkelingen over de belangrijkste typen overheidsinkopen.

Ten slotte laat ik onderzoeken of de methode van RIVM op termijn kan leiden tot een eenvoudig werkbare methode die aanbestedende diensten zelf kunnen toepassen om hun eigen effecten te bepalen en te vergelijken met hun ambities.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 26 485, nr. 254.

X Noot
3

Levenscyclusanalyse: een methode voor het in kaart brengen van de invloed van producten en menselijke activiteiten op het milieu, waarbij de gehele levenscyclus vanaf de winning van grondstoffen tot en met de afvalfase wordt meegenomen.

Naar boven