26 485
Maatschappelijk verantwoord ondernemen

nr. 23
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 januari 2004

1. Inleiding

Op 7 oktober 2003 zond ik u een brief1 over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Het accent in die brief lag op het onderwerp maatschappelijke jaarverslaggeving vanwege het verschijnen van de Handreiking voor Maatschappelijke verslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

In deze brief ga ik uitgebreider in op de rol van de overheid bij het stimuleren en faciliteren van MVO. MVO is namelijk niet alleen van belang bij economische voorspoed, maar (juist) ook in minder goede tijden. Achtereenvolgens komen aan de orde:

– de inzet op hoofdlijnen van de overheid bij MVO;

– concrete acties ter invulling hiervan;

– het bepalen van de horizon om vast te stellen of we op de goede weg zijn met MVO.

2. Algemene lijn en inzet

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is niet nieuw en is ook geen «hype». Dit is uitgebreid beschreven in het SER-advies2 over MVO van december 2000 («de winst van waarden»). In dat advies werd aangegeven dat de verantwoordelijkheid en het initiatief voor het vormgeven van MVO nadrukkelijk bij de individuele onderneming ligt. Ik onderschrijf dit uitgangspunt. Bedrijven zijn er primair zelf voor verantwoordelijk zich in hun bedrijfsactiviteiten te richten naar de maatschappij, naar de diverse stakeholders.

Ik vind dat MVO voor bedrijven vanzelfsprekend zou moeten zijn. Daarom wil ik MVO uit de sfeer van vrijblijvendheid halen. Transparantie, het afleggen van verantwoording door bedrijven en een constructieve dialoog tussen de verschillende betrokken partijen (bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheid), zijn daarbij voor mij sleutelbegrippen.

In juli 2003 heb ik met een aantal direct bij MVO betrokken partijen gesproken over de verdere doorbraak van MVO en de rol die de overheid daarbij zou kunnen spelen. Voor mij is deze externe oriëntatie van groot belang. Juist bij MVO, waar het om nieuwe vormen van samenwerking tussen bedrijfsleven, maatschappij en overheid gaat. Een belangrijk signaal dat werd gegeven, is dat het naar een strategisch niveau tillen van MVO bij bedrijven niet vanzelf gaat.

Daarnaast werd onder meer aangegeven dat:

– bestaande regelgeving gehandhaafd moet worden i.p.v. nieuwe regelgeving geïntroduceerd;

– de overheid een rol heeft bij het stimuleren en organiseren van de dialoog tussen bedrijfsleven, NGO's, vakbonden en overheden;

– het zinvol is een onderscheid te maken in MVO-koplopers, -middengroep en -achterhoede onder de bedrijven;

– er een voortrekkersrol voor koplopers ligt;

– het laten aansluiten van de middengroep bij de koplopers én het blijven stimuleren van koplopers de grote uitdagingen voor de komende jaren zijn;

– de overheid «peer pressure» van bedrijf tot bedrijf mogelijk moet maken («naming & faming»);

– er een rol voor het Kenniscentrum MVO is bij het uitdragen van mogelijke MVO implementatiesystemen, best-practices, etc.;

– transparantie gestimuleerd moet worden, o.a. door Richtlijn 400 en de Handreiking voor Maatschappelijke verslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving bekend te stellen;

– er oog moet zijn voor het internationale level-playing-field (EU, OESO, VN);

– MVO, in het kader van «hulp en handel», ondersteuning kan bieden aan ontwikkelingslanden en dat NGO's hierbij betrokken dienen te worden.

Ik pak deze handschoen op. Mijn inzet is bedrijven en stakeholders de helpende hand te reiken en te ondersteunen bij de zoektocht naar en doorbraak van MVO. Dit geldt niet alleen voor het Ministerie van Economische Zaken. MVO is een kabinetsbrede aangelegenheid. Vrijwel alle departementen hebben op specifieke terreinen kennis en instrumenten om MVO verder te brengen. Daarnaast zijn lokale overheden actief in het stimuleren en faciliteren van MVO. Als coördinerend bewindspersoon voor MVO beoog ik synergie bij het afstemmen van de verschillende acties.

3. Acties en instrumenten

Onderstaand geef ik u een overzicht van een aantal MVO-acties en instrumenten, waarbij de rijksoverheid nauw betrokken is. Ik benadruk dat dit overzicht niet uitputtend is. Met name zogenaamde initiatieven van onderop, in het MVO-veld, zijn talrijk. Veelal gaat het om maatwerk: soms gericht op grote internationaal opererende bedrijven, soms gericht op het MKB en soms gericht op specifieke branches.

Het overzicht geeft t.a.v. de volgende thema's doel en rol van de overheid aan: kennisontwikkeling, kennisverspreiding, transparantie, contacten met stakeholders en internationale en Europese initiatieven.

Kennisontwikkeling

Om maatschappelijk verantwoord te kunnen ondernemen is kennis onontbeerlijk. In april 20021 bent u geïnformeerd over de opzet van het tweejarige universitaire onderzoeksprogramma MVO dat op initiatief van het NIDO en het ministerie van Economische Zaken tot stand is gekomen. Dit programma is op 1 januari 2003 gestart en beoogt zowel praktisch relevant te zijn voor bedrijven, als samenhang te brengen in de onderzoeksinspanning die op de Nederlandse universiteiten geleverd wordt op het terrein van MVO.

De volgende onderzoeksprojecten lopen al:

– MVO en de globalisering van de civil society;

– Het proces van operationalisering van het begrip MVO binnen bedrijven;

– Levensovertuiging en MVO: vertaling van motieven naar gedrag;

– Dutch CSR and its European context;

– Onderzoek naar de meerwaarde van MVO voor management en kapitaalverstrekkers;

– Ontwikkeling van MVO door de ogen van NGO's;

– Duurzaamheid als collectieve competentie;

– Strategische ontwikkeling van de stakeholderdialoog;

– MVO: vennootschapsrechterlijke operationalisering van een relatief vaag normenkader.

Medio 2004 organiseer ik een workshop waarin de tussenresultaten van bovengenoemde onderzoeken worden besproken en met elkaar in verband worden gebracht. Begin 2005 zullen de eindresultaten worden gepresenteerd tijdens een internationale conferentie. Bij het verspreiden van de opgedane kennis richting het bedrijfsleven zal het Kenniscentrum MVO een centrale rol gaan vervullen.

Kennisverspreiding

De uitdaging voor het Kenniscentrum MVO i.o. is om de aanwezige en ontwikkelde kennis en kunde over MVO te verspreiden. Doel van het Kenniscentrum is dan ook het bevorderen van kennis- en informatieoverdracht over MVO, zowel in de nationale als internationale context. Samenwerking met bestaande kennisinstellingen encentra, zoals het Kenniscentrum Grotestedenbeleid, ligt voor de hand. Dit geldt ook voor de interactie van het Kenniscentrum MVO met de MVO-beleidsactiviteiten die vanuit de verschillende ministeries worden ondernomen. Concreet ligt er o.a. een taak voor het Kenniscentrum om de Handreiking en Richtlijn 400 van de Raad voor de Jaarverslaggeving verder bekend te stellen onder bedrijven.

Transparantie

Maatschappelijke jaarverslaggeving is een middel voor bedrijven om transparant te zijn. De volgende instrumenten moeten zich in dat kader gaan bewijzen:

– Richtlijn 400 van de Raad voor de Jaarverslaggeving;

– Handreiking Maatschappelijke verslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving;

– Global Reporting Initiative.

Ik zal samen met andere ministeries, de Raad voor de Jaarverslaggeving, Nivra, VNO/NCW, MKB Nederland en het MVO-platform bevorderen dat Richtlijn 400 en de Handreiking voldoende bekend en toegepast worden bij bedrijven. Dat wil zeggen: bedrijven prikkelen er mee aan de slag te gaan door «naming & faming». Daarom ondersteunt het Ministerie van Economische Zaken de ACC Award, de jaarlijkse prijs voor het beste milieu- en maatschappelijke jaarverslag. Op 4 december jl. heb ik in dat verband prijzen uitgereikt aan respectievelijk Corus voor het beste milieujaarverslag en Nutreco en Slibverwerking Noord-Brabant, een bedrijf met circa 45 werknemers, voor het beste maatschappelijke jaarverslag. Vanaf 2005 ga ik jaarlijks de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van maatschappelijke jaarverslaggeving onder bedrijven benchmarken. Startpunt van deze benchmark is een nulmeting in 2004 naar de stand van maatschappelijke jaarverslaggeving onder Nederlandse bedrijven. De kwalitatieve ontwikkeling wordt getoetst aan de uitgangspunten zoals geformuleerd in de Handreiking van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Om de kwantitatieve ontwikkeling te monitoren wordt een norm vastgesteld met betrekking tot het gewenste percentage bedrijven dat Richtlijn 400 gebruikt, dan wel een maatschappelijk jaarverslag uitbrengt. Deze norm zal als prestatie-indicator worden meegenomen in de begroting van 2005.

De Richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI) worden door een groeiend aantal internationaal opererende bedrijven als standaard voor jaarverslaggeving gebruikt.

Overigens sluiten de Handreiking van de Raad voor de Jaarverslaggeving en GRI op elkaar aan. De Handreiking volgt qua systematiek GRI, maar is eenvoudiger en handzamer van opzet. In bepaalde gevallen wordt expliciet verwezen naar GRI.

Maatschappelijke jaarverslaggeving moet zich nog verder ontwikkelen. Waar mogelijk, zal ik bevorderen dat bestaande instrumenten elkaar ontmoeten. Zo wordt momenteel door mijn ministerie bekeken of er een directe koppeling gelegd kan worden tussen de artikelen uit de OESO-Richtlijnen en de GRI-indicatoren.

Overige acties gericht op het vergroten van transparantie:

– Meerdere departementen ontplooien activiteiten rond het thema transparantie, bijvoorbeeld gericht op milieu, voeding, sociale omstandigheden. Als coördinerend bewindspersoon voor MVO heb ik het initiatief genomen een afstemmingsoverleg te organiseren, waardoor deze activiteiten elkaar kunnen versterken.

– Ontwikkeling door de Consumentenbond van een MVO-index. Dit project wordt ondersteund door de ministeries van EZ, OS en VROM. Deze index beoogt, in het verlengde van het reeds bestaande vergelijkend warenonderzoek van de Consumentenbond, het MVO-gehalte van producten en productiewijze in beeld te brengen.

– Conferentie, december jl., over Corporate Engagement voor Pensioenfondsen georganiseerd door Universiteit Nyenrode, Universiteit Maastricht, ABP, PGGM en EZ. Doel was de samenwerking tussen de pensioenfondsen te bevorderen, om bedrijven aan te zetten verantwoord(er) te ondernemen. Met daarbij nadrukkelijke aandacht voor het thema transparantie, o.a. in het kader van Richtlijn 400, bij pensioenfondsen. In het voorjaar krijgt de conferentie een vervolg in de vorm van een expert meeting.

– Nagaan of er in de financiële markt behoefte is aan een breed gedragen set van duurzaamheidscriteria en, zo ja, wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn om tot een dergelijke set van criteria te komen.

Contacten met stakeholders en dialoog

Een groot aantal partijen, zowel van private als publieke zijde, is actief met MVO. Niettemin ontbreekt het vaak nog aan het voeren van een dialoog over thema's die er toe doen. De taak van de overheid is dan ook om deze dialoog te stimuleren.

Concrete acties:

– Het organiseren van een multistakeholderoverleg. In het voorjaar vindt een 1e pilot plaats om een geschikte werkvorm te ontwikkelen; onderwerp zal in overleg met het veld bepaald worden; inmiddels is een opdracht verstrekt aan Universiteit Nyenrode en het Nieuwe Trivium, gespecialiseerd in het opzetten van dialogen, om hierbij ondersteuning te bieden.

– Ondersteuning van het MVO-platform van NGO's door het ministerie van Economische Zaken.

– Ondersteuning, samen met het Ministerie van BZK, van het programma «Steeds Beter» van de Stichting Samenleving en Bedrijf. Dit programma brengt lokale ondernemers samen om ze te stimuleren in de (grote) steden in maatschappelijke projecten te investeren.

– Ondersteuning van het programma «van Doel naar Doen» van de Stichting Samenleving en Bedrijf. Acht bedrijven vergelijken hun ervaringen met het implementeren van kernwaarden en MVO-beleid in de organisatie. De resultaten van het programma worden in workshops en publicaties beschikbaar gesteld aan andere bedrijven.

– De subsidieregeling «maatschappelijke organisaties en milieu» van het Ministerie van VROM: subsidie voor NGO's om vanuit hun bijzondere positie bedrijven en andere organisaties aan te spreken op hun maatschappelijk verantwoorde gedrag.

Internationale en Europese initiatieven

De OESO-Richtlijnen geven bedrijven houvast bij internationale activiteiten. Er wordt meer en meer ervaring opgedaan door bedrijven met toepassing van deze Richtlijnen. Het uitdragen van de OESO-richtlijnen is een continue activiteit. Onlangs is in de OESO een project gestart waarin de toepassing van de richtlijnen wordt bekeken specifiek ten aanzien van het milieuhoofdstuk. Tevens blijft het Nationaal Contactpunt (NCP) zich inzetten voor de afhandeling van vragen. Over het verloop van de procedures van het NCP zijn met betrokken partijen afspraken gemaakt. Het jaarverslag 2003 van het NCP zal ik u binnenkort toesturen.

Initiatieven waar Nederland direct bij betrokken is:

– Op 22 en 23 januari vindt onder voorzitterschap van het Ministerie van Economische Zaken de jaarlijkse plenaire bijeenkomst plaats van de aangesloten partijen bij de «Voluntary Principles on Security and Human Rights». Centraal staat de voortgang van de implementatie van deze beginselen, die in het bijzonder de schending van mensenrechten bij de aanleg en beveiliging van productie-installaties en transportleidingen in delfstofwinnende sectoren (o.a. de oliesector) moeten voorkomen. Naast overheidsvertegenwoordigers van Nederland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zullen daarbij 13 multinationals, waaronder Shell, en diverse maatschappelijk organisaties, waaronder Pax Christi Nederland, aanwezig zijn.

– Wat betreft het beoogde level-playing field: zowel mondiaal (UNEP) als in EU-verband (sustainable consumption and production) wordt een 10 jaren framework ontwikkeld. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen maakt hiervan onderdeel uit. Nederland is bij de ontwikkeling hiervan betrokken.

Tijdens ons EU-Voorzitterschap zal Nederland een internationale Conferentie over MVO organiseren. Doel van deze Conferentie, die van 7 tot 9 november 2004 in Maastricht plaats zal vinden, is om de positie van MVO op de Europese agenda te verstevigen. Mede met het oog op deze Conferentie, kijk ik uit naar de aanbevelingen van het door de Europese Commissie ingestelde multistakeholderforum. Deze aanbevelingen worden verwacht in juli 2004 en zullen voor de Commissie aanleiding vormen met Mededelingen over MVO te komen.

4. Horizon; vrijwillig, maar niet vrijblijvend

MVO vergt een cultuur- en mentaliteitsomslag. Dit vergt tijd, maar we moeten nu wel gezamenlijk doorpakken. Mijn streven is om de middengroep te laten aansluiten bij de koplopers. De eerder genoemde acties geven dit streven vorm. De horizon ligt bij 2006, vijf jaar na het SER-advies. Dan wil ik de tussenstand opmaken, zicht krijgen op de voortgang en de mogelijke maatschappelijke effecten van MVO. Ik ga dit concreet doen door de vooruitgang op het gebied van transparantie, specifiek maatschappelijke verslaggeving, te monitoren aan de hand van de gegevens van de benchmark zoals hierboven aangegeven.

De periode tot en met 2006 benut ik om mét het bedrijfsleven én MVO-stakeholders te bepalen of aanvullend beleid noodzakelijk of gewenst is en hoe dit beleid eruit zou moeten zien, indien de nu zichtbare opwaartse lijn niet voldoende doorzet.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip


XNoot
1

ez03000534.

XNoot
2

Kamerstuk 2000–2001, 26 485, nr. 14.

XNoot
1

Kamerstuk 2001–2002, 26 485, nr. 22.

Naar boven