26 419 Lijst van vragen en antwoorden

Nr. 45 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 juni 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake de Gastvrijheidseconomie (2011Z08852/2011D23626).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 juni 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

De griffier van de commissie,

Franke

1

Kan de staatssecretaris een reactie geven op de sectorvisie «Versterken en Veraangenamen» van Gastvrij Nederland?

Ja, deze brief is mijn reactie (zie ook kamerstuk 26 419, nr. 44).

2

Kan de staatssecretaris een reactie geven op de position paper «Meer Darwin, minder details» van de Regiegroep recreatie en natuur?

In dit position paper2 geeft de Regiegroep Recreatie & Natuur in een vijftiental punten zijn visie op het natuurbeleid, in het bijzonder Natura 2000.

Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 23 februari 20113 bezie ik de mogelijkheden om de uitvoering van Natura 2000 te verbeteren en knelpunten in de wetgeving op te lossen. De gedachten zoals weergegeven in het position paper zullen daarbij ook zeker de aandacht krijgen.

3

Hoe staat het met de ontwikkeling van de MKB-toets bij nieuwe (natuur)wetgeving die werd toegezegd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie tijdens het algemeen overleg Regeldruk op 10 februari 2011?

De MKB-toets is integraal onderdeel van de bedrijfseffectentoets (BET). De eerste twee vragen van de BET luiden: «voor welke categorieën bedrijven heeft de ontwerp-regelgeving mogelijk bedrijfseffecten?» en «hoeveel bedrijven worden daadwerkelijk met de ontwerp-regelgeving geconfronteerd?». Als het voorstel in kwestie gevolgen heeft voor het MKB dan wordt dat dus meteen duidelijk; daardoor is ook meteen de focus van de rest van de toets gericht op het MKB. Een BET moet bij ieder substantieel voorstel gedaan worden, dus ook bij (nieuwe) vereenvoudigde natuurwetgeving.

4

Kan de staatssecretaris een reactie geven op het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) over krimp en dan met name over de rol die de recreatiesector kan spelen bij het opvangen van de gevolgen van bevolkingskrimp? Is de staatssecretaris het met de SER eens dat juist in deze gebieden er grote kansen liggen om ruimte te bieden voor innovatieve recreatieondernemers? Welke concrete stappen wil de staatssecretaris ondernemen om innovatieve recreatieondernemers te faciliteren, bijvoorbeeld door te gaan werken met experimenteerruimte?

De kabinetsreactie op het rapport van de Sociaal Economische Raad (SER) over krimp zal, gecombineerd met de Voortgangsrapportage Bevolkingsdaling, tegen de zomer door minister Donner en mij worden aangeboden aan uw Kamer. Ik verwijs u hier graag naar. De SER ziet de gastvrijheidseconomie in krimpgebieden zowel als economische motor als drager van ruimtelijke kwaliteit. Toerisme en recreatie kunnen mogelijk kansen bieden voor de instandhouding van het voorzieningenniveau. Dit beschouw ik vooral als een gezamenlijke opgave voor de gastvrijheidseconomie en de regio’s zelf. Diverse krimpregio's zijn ook aan de slag met dit thema. Overigens is nog wel meer inzicht nodig in de wijze waarop die mogelijke economische, ruimtelijke en sociale meerwaarde van recreatie en (zorg)toerisme voor krimp- en anticipeergebieden kan worden verzilverd. Ik heb dit thema opgenomen in de EL&I Kennisagenda Bevolkingsdaling.

5

Het Ondernemingsdossier recreatie kan een grote stap betekenen voor de regeldrukvermindering in de sector. Kan de staatssecretaris er voor zorg dragen dat de diverse landelijke toezichthouders die voor de sector van belang zijn aansluiten op dit systeem?

Eén van de essentiële functies van het Ondernemingsdossier is dat de onderneming hierin actuele nalevingsinformatie digitaal aan toezichthouders beschikbaar kan stellen. Hiervoor is het inderdaad van groot belang dat de relevante toezichthouders aansluiten en hiervan gebruik gaan maken. Het is een nieuw concept en daarvoor moeten goede afspraken gemaakt worden tussen de branches en verschillende overheden, waaronder betrokken landelijke toezichthouders als de Belastingdienst, nVWA of Arbeidsinspectie. Bijvoorbeeld over de documenten die digitaal beschikbaar moeten zijn om minder inspecties ter plekke te hoeven uitvoeren. De minister van EL&I neemt daarom ook het initiatief om deze partijen bij elkaar aan tafel te brengen, zodat er spijkers met koppen geslagen kunnen worden. Het Ondernemingsdossier wordt van de ondernemers zelf. Ik ben er daarom ook van overtuigd dat de direct belanghebbende branches hierin zeker hun rol zullen pakken.

6

Kan de staatssecretaris er zorg voor dragen dat nieuwe wetgeving (Natuurwet, Omgevingswet) zo wordt opgeleverd dat deze aansluit op het Ondernemingsdossier?

De bij het Ondernemingsdossier betrokken branches vinden het vooral van belang dat er een koppeling gemaakt kan worden met zogenaamde regelhulpen. Een regelhulp is een slimme, geautomatiseerde uitleg welke wettelijke eisen op de ondernemer van toepassing zijn en wat hij moet doen om aan deze regels te voldoen. Daarmee wordt de toegevoegde waarde van het Ondernemingsdossier nog eens extra vergroot. Daarom is in de recent verschenen Digitale Agenda.nl ook opgenomen dat het kabinet gaat onderzoeken hoe en onder welke voorwaarden regelhulp voor ondernemers breed kan worden ingevoerd.

7

Er lopen veel initiatieven gericht op de bevordering van betrouwbare kengetallen over de recreatiesector. Op dit moment is er informatie bij ondermeer universiteiten, kenniscentra, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Is de staatssecretaris het ermee eens dat een integrale kennisinfrastructuur van groot belang is voor de recreatiesector en is de staatssecretaris het ermee eens dat de Rijksoverheid hier ook een belangrijke regierol heeft?

Gastvrij Nederland noemt betrouwbare kengetallen als één van de prioriteiten in «Versterken en Veraangenamen». Ik zal nader in overleg gaan met Gastvrij Nederland welke verbetering volgens haar noodzakelijk is ten opzichte van de huidige informatievoorziening. Er is immers al veel onderzoek en cijfermateriaal over de gastvrijheidseconomie beschikbaar.

8

Kan de staatssecretaris ingaan op de geplande bezuiniging op bestemmingspromotie voor Nederland?

Ja, zie paragraaf 4 van deze brief.

9 en 20

De verhoging van het lage Btw-tarief zal in de grensregio’s zoals Twente, Limburg en Zeeland hard aankomen. Kan de staatssecretaris inzicht geven in de gevolgen die het verhogen van het lage Btw-tarief in de recreatiesector heeft voor de internationale concurrentiepositie van de sector, voor zowel de grensregio’s als ook voor de internationale concurrentiepositie van de stad Amsterdam als toeristische bestemming? Kan de staatssecretaris inzicht geven in de gevolgen die een verhoging heeft voor het aantal bezoekers aan Amsterdam?

De verhoging van het lage Btw-tarief zal ook in grensregio’s zoals Drenthe hard aankomen. Kan de staatssecretaris inzicht geven in de gevolgen die het verhogen van het lage Btw-tarief heeft voor de internationale concurrentiepositie van Nederland als vakantieland en voor de recreatiebestemming in het bijzonder?

De optie om het lage BTW-tarief te verhogen is onderdeel van de Fiscale agenda4 van het kabinet. Hierin stelt het kabinet voor om de discussie met de Kamer aan te gaan over de mogelijkheden om de belasting op arbeid te verlagen en de belasting op consumptie te verhogen, bijvoorbeeld via een verhoging van het lage BTW-tarief.

De staatssecretaris van Financiën heeft de Fiscale agenda op 6 juni jl. tijdens een Algemeen Overleg met Uw Kamer besproken. Naarmate de contouren van de uitwerking van de agenda – ook op het gebied van de BTW – meer concreet worden, zal ook het nodige vervolgonderzoek worden gedaan naar de effecten van een schuif van belasting op arbeid naar consumptie.

Het kabinet stelt voor eerst de dialoog ten principale te voeren en daarna te bezien welke effecten in beeld moeten worden gebracht.

10

Is de staatssecretaris bereid om een analyse te maken waarom de gastvrijheidseconomie zich in sommige regio’s sterk ontwikkelt en waarom in andere niet? Wat zijn de succesfactoren en wat zijn de valkuilen?

Een dergelijke analyse beschouw ik als de verantwoordelijkheid van de regionale overheden en de sector zelf. Regionale overheden en de sector zelf zijn goed in staat om de sterke en zwakke kanten van de regionale gastvrijheidseconomie in kaart te brengen.

11

Welke concrete stappen wil de staatssecretaris ondernemen om innovatieve recreatieondernemers te faciliteren, bijvoorbeeld door te gaan werken met experimenteerruimte?

Bij experimenteerruimte krijgen bedrijven (of burgers of professionals of medeoverheden) de ruimte om (tijdelijk) bestaande regelgeving onder voorwaarden «buiten werking» te stellen om met behoud van het doel van de wetgeving te komen tot bijvoorbeeld innovatieve projecten of een vermindering van de regeldruk. Dit kabinet staat positief ten opzichte van experimenteerruimte. Op dit moment wordt, op basis van buitenlandse voorbeelden en op basis van al in Nederland mogelijke experimenten, onderzocht hoe deze experimenteerruimte het beste vorm kan krijgen.

12

Streekproducten worden steeds belangrijker als bijdrage aan duurzame ontwikkeling, verbreding van de landbouwsector en het versterken van het toeristisch aanbod van een regio. De Drank- en horecawet zorgt echter voor ongedachte effecten ten aanzien van de distributie van zwakalcoholische streekproducten. Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken hoe deze negatieve effecten op korte termijn kunnen worden weggenomen?

Zwak-alcoholhoudende streekproducten vallen onder de algemene definitie van zwak-alcoholhoudende drank, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet. Derhalve dient bij de verkoop en de distributie van dergelijke streekproducten voor gebruik elders dan ter plaatse te zijn voldaan aan de eisen als gesteld in artikel 18 van de Drank- en Horecawet. Voor de verkoop van zwak-alcoholhoudende streekproducten tijdens braderieën en jaarmarkten geldt een aangepast regime. De VWA heeft in 2005 een aanwijzing gekregen van de toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om geen boetes op te leggen voor niet-naleving van het uit artikel 18 Drank- en Horecawet voortvloeiende verbod op de verkoop van zwak alcoholhoudende streekproducten voor gebruik elders dan ter plaatse op jaarmarkten, braderieën en dergelijke5. Op grond van deze aanwijzing is er sprake van een gedoogbeleid voor marktkramen binnen de setting van braderieën en jaarmarkten. Overigens is deze aanwijzing aan de VWA gegeven naar aanleiding van een motie die in november 2005 is aangenomen door uw Kamer6.

13

Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris voor de gastvrijheidseconomie om aan te sluiten bij het topsectorenbeleid van dit kabinet? Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris op het gebied van tuinbouw, creatieve industrie, water en logistiek?

Zoals ik in paragraaf 2 (kamerstuk 26 419, nr. 44) heb aangegeven, is de gastvrijheidseconomie randvoorwaardelijk voor de negen topsectoren. De gastvrijheidseconomie levert immers een belangrijke bijdrage aan het vestigingsklimaat.

14

Wat is de stand van zaken en wat zijn de acties in 2011 op het terrein van de volgende onderwerpen?

a. De internationale promotie van Nederland in het buitenland

Het NBTC heeft in 2011 een subsidie van 16,6 miljoen euro ontvangen voor de internationale marketing en congreswerving van Nederland in het buitenland. Daarmee wordt een groot aantal activiteiten geïnitieerd, gericht op het aantrekken van buitenlandse bezoekers naar ons land. Voorbeelden zijn de meerjarige Citybreak Campagne, een Kustcampagne, het themajaar Dutch DNA (www.dutchdna2011.nl) en de voorbereiding van bids voor internationale congressen.

Het NBTC streeft met haar activiteiten naar een marktaandeel van 12,7% in het totaal aantal internationale aankomsten in België, Denemarken, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk ultimo 2011. Voor de deelname aan internationale congressen streeft NBTC naar een marktaandeel van 19% in het totaal van de internationale congressen in België, Denemarken, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

b. Het subsidiecontract met het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC)

Het huidige subsidiecontract met het NBTC heeft een looptijd tot eind 2011. In paragraaf 4 van deze brief (kamerstuk 26 419, nr. 44) heb ik u bericht over de voortzetting van deze relatie vanaf 2012.

c. De organisatie van grote, internationaal aansprekende Holland Events (o.a. Holland Art Cities en Holland Naturally).

EL&I heeft de evenementen Holland Art Cities en Holland Naturally mogelijk gemaakt.

Holland Art Cities was een gezamenlijk project van EL&I, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, NBTC, tien topmusea, de vier grootste steden en hun marketingorganisaties en de Provincie Utrecht. Samen hebben deze organisaties onder de slogan «de meeste kunst per km2 wereldwijd» ons culturele aanbod internationaal onder de aandacht gebracht.

De initiatie en coördinatie van dit evenementenjaar lag bij het NBTC.

Het evenementenjaar is in 2009 gestart en liep tot maart 2011. Na 1,5 jaar had Holland Art Cities 230 000 al bezoekers getrokken die speciaal voor de Art Cities tentoonstellingen naar Nederland waren gekomen. Daarmee is de doelstelling van het evenement – 150 000 tot 200 000 extra buitenlandse bezoekers – behaald.

In 2012 initieert het NBTC het internationaal evenementjaar Holland, naturally 2012 . «Holland Naturally» heeft als belangrijkste doelstelling om structureel en op een duurzame wijze de Nederlandse natuur en het aan de Nederlandse natuur verbonden toeristisch-recreatieve aanbod te ontsluiten en te vermarkten. De belangrijkste kernmarkten voor «Holland, naturally» zijn Nederland, Duitsland en België. Het is de bedoeling dat dit evenement ook minimaal 150 000 unieke bezoekers naar Nederland trekt.

Het NBTC werkt voor «Holland, naturally» samen met Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de Unie van Waterschappen, de Samenwerkende Nationale Parken en de Nederlandse Tuinbouwraad.

d. Internationale Congreswerving

Ondanks een dalende zakelijke markt heeft Nederland zich in 2009 weten te handhaven op de congres- en meeting markt. In totaal hebben er 694 internationale congressen in Nederland plaatsgevonden, 6% meer dan in 2008. De cijfers over 2010 worden in juli a.s. bekend.

Op dit moment heeft NBTC 34 congressen in behandeling voor een mogelijke kandidaatstelling. Zeer recent nog is het World Computer Congress gewonnen voor Nederland. Dit wetenschappelijke congres wordt georganiseerd door de International Federation for Information Processing en vindt plaats in 2012 in Amsterdam. De bijeenkomst zal zo’n 1 000 deelnemers gaan trekken met een economische waarde van een kleine miljoen euro.

Van 20-23 juni 2011 zal in Amsterdam het World Conference on Physical Therapy plaatsvinden. Dit congres is in 2006 met behulp van het NBTC gewonnen. Voor dit congres worden zo’n 3 500 deelnemers verwacht met een economische waarde van ruim 3 miljoen euro.

e. Regeldrukvermindering volgend uit het Europees Toerismebeleid.

Over het Nederlandse standpunt ten aanzien van het Europese toerismebeleid bent u vorig jaar geïnformeerd. 7 In het Europese toerismebeleid is regeldrukvermindering geen apart aandachtspunt.

15

Welk resultaat heeft de verstevigde samenwerking van de Economische Voorlichtingsdienst (EVD) en het NBTC op de opkomende markten (BRIC)?

Het NBTC werkt vanaf 2009 samen met de EVD op de opkomende markten China en India. In deze landen zijn de doelstellingen van de toeristische Holland Promotie van het NBTC en de economische Holland Branding van de EVD overlappend: het vergroten van de algemene naamsbekendheid van Nederland. Ook de doelgroep waarop EVD en NBTC zich richten komt op deze markten overeen: het is de zakelijke elite in deze landen die beslist over de plaats voor nieuwe vestigingen in Europa, die zich buitenlandse vakanties kan veroorloven en die beslist over im- en export.

De EVD en het NBTC hebben zich in dit kader op verschillende evenementen samen gepresenteerd, zoals tijdens de World Expo 2010 in Shanghai, de filmbeurs FICCI Frames 2010 in Mumbai en het WK Hockey 2010 in New Delhi.

16

Wat heeft de inventarisatie regeldruk vrijetijdssector in samenwerking met Gastvrij Nederland opgeleverd?

Zie paragraaf 3 van deze brief (kamerstuk 26 419, nr. 44).

17

Wat is de stand van zaken met betrekking tot vernieuwings- en verduurzamingsprojecten, waaronder EDEN (Award duurzaam toerisme Europese Commissie) en regionale beeldverhalen?

Vanuit de Toerismebrief heb ik verschillende vernieuwings- en verduurzamingsprojecten mogelijk gemaakt, waaronder de EDEN Award en regionale beeldverhalen.

De EDEN Award is een prijsvraag van de Europese Commissie voor opkomende toeristische bestemmingen. Ieder jaar staat een ander thema centraal. Dit jaar is het thema «toerisme en de herbestemming van lokaal erfgoed». In het totaal hebben 45 Nederlandse bestemmingen meegedongen naar de Award, waarvan ik de winnaar op 19 mei jl. bekend heb gemaakt: de voormalige dwangkolonie Veenhuizen te Drenthe.

In deze bestemming werken verschillende partijen intensief samen om het rijke erfgoed her in te richten en de gastvrijheidseconomie aldaar te ontwikkelen. Veenhuizen zal later dit jaar tijdens een Europese ceremonie worden gehuldigd.

De Europese Commissie beslist waarschijnlijk later dit jaar over de voortzetting van de EDEN Award vanaf 2012.

Met het Kennisprogramma Regionale Beeldverhalen ondersteunt de Stichting Innovatie Recreatie en Ruimte (STIRR) ondernemers en overheden bij de ontwikkeling van toeristisch-recreatieve gebiedsvisies. Daarbij schetsen zij samen een toekomstbeeld voor de regio met een herkenbare regionale identiteit. De regionale beeldverhalen verbinden de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, de aanwezige natuur-, landschaps- en cultureel historische waarden en de economische ontwikkelingskansen voor de sector. Binnen het Kennisprogramma werkt de STIRR samen met haar partners vijf pilots uit: Bossen van Bezinning (Noord-Brabant), Friese Meren (Friesland), Parkstad Limburg (Limburg), Dijk van een Delta (Gelderland, Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland) en de Veluwe (Gelderland).

Het Kennisprogramma heeft een looptijd tot 2012.

18

Er is nu één departement voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie: hoe verloopt op dit moment de coördinatie tussen enerzijds «recreatie» en anderzijds «toerisme» binnen dit samengevoegde departement? Hoe en op welke dossiers wordt samengewerkt met de overige departementen?

Het feit dat er één departement integraal verantwoordelijk is voor de gastvrijheidseconomie zal de stroomlijning van de besluitvorming ten aanzien van deze sector ten goede zal komen. Verschillende onderdelen van mijn departement werken daarvoor reeds intensief samen.

Waar nodig worden daarbij andere departementen betrokken, zoals bij de vermindering van administratieve lasten en regeldruk of bij toeristisch-recreatieve gebiedsontwikkeling.

19

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de volgende initiatieven?

a. Product Markt Partner Combinatie Holland Watersports

Het NBTC heeft op 1 maart is de Watersport-campagne «Holland, waar water je beweegt» gelanceerd. Doelstelling van deze campagne is om het aantal watersportbezoekers uit België en Duitsland te laten groeien. Partners binnen deze campagne zijn de provincies Friesland, Zuid- en Noord-Holland, Flevoland en Zeeland en de HISWA.

De instrumenten die ter promotie zullen worden ingezet zijn o.a. een website, social media, PR, tv en evenementen zoals de Hafenfeste in Duitsland. De eerste activiteiten zijn inmiddels van start gegaan.

Over voortzetting van de campagne vanaf 2012 zal het NBTC nader beslissen.

b. «Ondernemer wordt natuurgastheer».

Ik vind het heel belangrijk dat de relatie tussen ecologie en economie wordt versterkt. Natuur is er voor de mensen, maar de mensen zijn er ook voor de natuur. De recreatiesector en de natuurorganisaties spelen hierin een belangrijke rol. Een behoorlijk aantal Nederlandse recreatiebedrijven heeft belang bij de omliggende natuur en is bijvoorbeeld actief als «gastheer» van een naburig nationaal park of investeert door bedrijfsnatuurplannen op te stellen en uit te voeren. Dit vergroot het draagvlak voor natuur en het biedt kansen voor recreatieondernemers. Om deze gedachte verder gestalte te geven lopen meerdere initiatieven. Ik noem er een paar. Rond Nationale Parken worden cursussen gegeven om ondernemers meer kennis te bieden over het gebied zodat ze meer als gastheer voor dat gebied kunnen optreden. Het Innovatieprogramma Recreatie en Ruimte stimuleert recreatieondernemers om zowel duurzaam te ondernemen als een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de leefomgeving. Het Kenniscentrum Recreatie heeft onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de vijf grote zoogdieren in de Nederland, de «big five», onder de aandacht te brengen van een breder publiek dan de gebruikelijke natuurliefhebber.

c. Een centrale database voor de gehele toeristische sector

Vanuit de Toerismebrief heb de ik Nationale Databank Toerisme, Recreatie en Cultuur (NDTRC) mogelijk gemaakt. Deze ICT databank is een initiatief van VVV Nederland en voedt de websites en andere interactieve informatiedragers van individuele VVV’s en Regionale Bureaus voor Toerisme (RBT’s) met informatie over toerisme, recreatie en cultuur. Denk daarbij bijvoorbeeld aan gegevens over verblijfsaccommodaties, attracties, evenementen en kunsttentoonstellingen.

De NTRC is sinds 2010 operationeel en wordt nu uitgerold over de verschillende gebruikers. De VVV’s / RBT’s uit Noord-Holland inclusief Amsterdam, Zuid-Holland, Flevoland, Gelderland, Utrecht, en Midden Limburg zijn al actieve gebruikers. Met de VVV’s / RBT’s uit Groningen, Noord-Brabant en Zeeland zijn daarnaast afspraken gemaakt. Ook met VVV’s in andere provincies vinden gesprekken over aansluiting plaats.

De NDTRC is er niet alleen voor de VVV’s / RBT’s. Ook het Nederlands Uitbureau neemt deel aan de NDTRC. Andere partijen waarmee gesprekken plaatsvinden over samenwerking zijn bijvoorbeeld RECRON, Staatsbosbeheer en Bed & Breakfast Nederland.

20, 23 en 24

Wat is de visie van het kabinet op de volgende zaken?

a. Toeristenbelasting

Bij officiële berekeningen wordt toeristenbelasting vaak niet als een locale last meegewogen. Kan de staatssecretaris ingaan op de disproportionele verhoging van de toeristenbelasting?

Gaat het kabinet de toeristenbelasting meenemen bij de officiële berekeningen van de stijgingen van de lokale lasten?

Op grond van de gemeentewet mogen gemeenten toeristenbelasting heffen ter zake van het verblijf van personen die niet als ingezetene staan ingeschreven. De opbrengst van deze belasting vloeit in de algemene middelen. Het is vervolgens aan de gemeente om te bepalen hoeveel er wordt besteed aan toeristische voorzieningen en het gebruik van toeristen van de gemeentelijke voorzieningen. Dit is onderdeel van de lokale autonomie.

De gemeenten zijn vrij in het te stellen tarief. Dit is wettelijk verankerd. Over de tarieven van de toeristenbelasting wordt besloten in de gemeenteraad, als democratisch gelegitimeerd orgaan van de gemeente. Een dergelijk besluit hoort daar ook thuis, omdat men daar de lokale situatie het beste kent. Hoewel een deel van de gemeenten recent de toeristenbelasting heeft verhoogd, is een beperking van de tariefstijging is in mijn ogen niet nodig. De werking van het democratisch proces is daarvoor een voldoende waarborg.

De toeristenbelasting betreft geen last voor de lokale bevolking. Het is immers een belasting die wordt geheven van personen die geen inwoner zijn van de gemeente, vaak zelfs ook niet van het land. Daarom blijft de toeristenbelasting buiten het lastenbeeld zoals dat wordt gepubliceerd. Wel zijn de cijfers omtrent toeristenbelasting terug te vinden in onder meer de Monitor inkomsten lokale heffingen van het Rijk en de Atlas van de lokale lasten die het Centrum voor onderzoek naar de economie van lokale overheden publiceert. Hoewel de toeristenbelasting dus niet als zodanig in de berekeningen van lokale lasten wordt opgenomen, kunnen de cijfers hierover wel vrij eenvoudig worden teruggevonden in officiële publicaties.

20

Wat is de visie van het kabinet op de volgende zaken?

b. Internationale concurrentiepositie van de sector, specifiek voor de grensgebieden, indien het lage Btw-tarief verhoogd wordt.

Zie mijn antwoord op vraag 9.

c. Problematiek rondom de opzegging van standplaatsovereenkomsten (verlies aan recreatiestandplaatsen en particulier vermogen)

Standplaatsovereenkomsten komen tot stand tussen huurder en verhuurder en zijn een privaatrechtelijke aangelegenheid. Als het eenzijdig opzeggen van een standplaats leidt tot schade bij de wederpartij, bestaat voor deze partij de mogelijkheid zich tot de burgerlijke rechter te wenden. In veel gevallen zijn daarnaast ook de algemene voorwaarden van de Recron van toepassing en kan een geschil worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Recreatie.

21

Welke gevolgen verwacht de staatssecretaris voor de voorgenomen bezuiniging op het NBTC voor de toerismesector en Nederland als vakantiebestemming (daarbij ook meegenomen het effect van NBTC in zijn algemeenheid)?

Het is moeilijk om aan te geven welke invloed de bezuiniging exact heeft op ontwikkeling van Nederland als vakantiebestemming. Het aantal bezoekers aan ons land hangt immers niet alleen af van Holland Promotie, maar hangt in sterke mate ook samen met de ontwikkeling van de wereldwijde reismarkt of het aantal vliegverbindingen met Nederland.

De ontwikkelingen in dat verband zijn gunstig.

26

Kan de staatssecretaris een overzicht geven van de cijfers en trends in verschuivingen binnen de openluchtrecreatie en kampeersector van de afgelopen 15 jaar?

Informatie over trends in openluchtrecreatie en kampeersector is te vinden in diverse rapportages. Recent (in april) heeft het SCP het rapport «Eropuit!» uitgebracht. In dit rapport is gekeken naar de ontwikkelingen van de «uithuizige vrijetijdsbesteding» in de afgelopen dertig jaar. Daarbij is ook gekeken naar de openluchtrecreatie. Een van de conclusies is dat de mensen gemiddeld drie uur per week minder vrije tijd kregen maar dat het aantal uren dat men buitenshuis doorbracht, gelijk bleef.

Wandelen en fietsen zijn al sinds jaren de belangrijkste openluchtrecreatieve activiteiten. Het aantal recreatieve wandeltochten van langer dan een uur schommelt de laatste jaren rond de 410 miljoen per jaar, het aantal recreatieve fietstochten rond de 200 miljoen (bron Continu Vrijetijdsonderzoek). Voor meer informatie zie: www.monitorvrijetijdentoerisme.nl

Nederland telt ongeveer 2 300 campings met rond 725 000 slaapplaatsen. Het aantal overnachtingen op campings bedraagt jaarlijks ongeveer 21 miljoen. Deze cijfers zijn de afgelopen 10 jaar vrij stabiel.

Het aantal slaapplaatsen op 843 huisjesterreinen in Nederland bedroeg in 2009 ongeveer 226 500. In het jaar 2000 waren dat ongeveer 182 600 slaapplaatsen op  711 huisjesterreinen. Het aantal overnachtingen op huisjesterreinen bedraagt gemiddeld 27,5 miljoen per jaar. Dit laatste cijfer bleef vrij stabiel in de afgelopen 10 jaar (bron CBS). Voor meer informatie zie: www.monitorvrijetijdentoerisme.nl.

27, 28, 29, 30 en 31

Welk oppervlakte (in hectare) is er in gebruik voor ecotoerisme bij de boer waarbij terreinen in de winter niet permanent worden bewoond en hoeveel is hiervoor gereserveerd in ruimtelijke plannen? Kunt u dit per provincie aangeven?

Welk oppervlakte (in hectare) is er in gebruik voor langkampeerders en hoeveel is er gereserveerd in ruimtelijke plannen? Kunt u dit per provincie aangeven?

Welk oppervlakte (in hectare) is er in gebruik voor chaletparken en hoeveel gereserveerd in ruimtelijke plannen? Kunt u dit per provincie aangeven?

Welk oppervlakte (in hectare) is er in gebruik voor pretparken en hoeveel gereserveerd in ruimtelijke plannen? Kunt u dit per provincie aangeven?

Hoeveel van bovenstaande terreinen ligt binnen het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur dan wel Natura 2000?

Deze gegevens zijn mij niet bekend. Er zijn wel gegevens over aantallen campings, maar er is geen onderscheid gemaakt naar soorten campings. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de provincies.

Ik kan dan ook niet aangeven in hoeverre deze campings binnen het beschermingsregime van de EHS dan wel Natura 2000 zijn gelegen.

32

Kan de staatssecretaris ingaan op de ruimtelijke inpassing van recreatieparken? Wat is zijn antwoord op de intensivering en verstedelijking als gevolg van deze pretparken?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is het instrument dat bepaalt hoe wordt omgegaan met een dergelijke verstedelijking en intensivering van het ruimtegebruik. Gemeenten maken zelf de belangenafweging op dat gebied. Dat geldt ook voor de ruimtelijke inpassing van de recreatieparken: ook daar is het de gemeente die door middel van bestemmingsplannen of vergunningsvoorschriften richtinggevend kan optreden.

Vanzelfsprekend dient de gemeente daarbij rekening te houden met de eisen die op grond van het nationaal ruimtelijk beleid (c.q. de actualisering daarvan in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) en de bijbehorende AMvB gelden.

33

Kan de staatssecretaris ingaan op de stand van zaken met betrekking tot toezicht en handhaving op het gebied van permanente bewoning van recreatieparken en de uitvoering van het gedoogbeleid?

Het specifiek benoemen van de functies van gebieden en terreinen is een bevoegdheid van de gemeente. Dat betekent ook dat toezicht op en handhaving van de naleving van die bepalingen een verantwoordelijkheid van een gemeente is. Elke gemeente maakt daarbij zijn eigen afweging. Alleen voor onrechtmatige permanente bewoners van recreatiewoningen wil het kabinet hierop een eenmalige uitzondering maken, middels een wetsvoorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu dat nu ter behandeling bij de Eerste Kamer voor ligt en dat het volgende inhoudt: Onrechtmatige permanente bewoners van recreatiewoningen die aantoonbaar sinds uiterlijk 31 oktober 2003 onrechtmatig hun recreatiewoning bewonen, kunnen een vergunning om te blijven wonen aanvragen bij hun gemeente. Dit wetsvoorstel wordt gezien als sluitstuk van de rijksbemoeienis met dit onderwerp.

34, 35

Is de staatssecretaris beleid tot evaluatie van de positieve en negatieve effecten van het afschaffen van de Kampeerwet?

Heeft de staatssecretaris overwogen om in de wet openluchtrecreatie het instrumentarium zoals voorgesteld destijds door staatssecretaris Faber te implementeren? Zo nee, waarom niet?

De Kampeerwet is in 1995 overgegaan in de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR). De WOR is in de periode 2005–2008 gefaseerd afgeschaft. De verantwoordelijkheid voor het kampeerbeleid is daarbij overgaan naar de gemeenten. In 2009 heeft toenmalig minister Verburg een evaluatie laten uitvoeren naar het «Gemeentelijk kampeerbeleid na intrekking WOR» en de Kamer geïnformeerd over de resultaten. Ik zie geen aanleiding nu opnieuw een evaluatie uit te laten voeren.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), Voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD), Verhoeven, K. (D66) en Holtackers, M.P.M. (CDA).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Werf, M.C.I. van der (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Schouten, C.J. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD), Veldhoven, S. van (D66) en Ormel, H.J. (CDA).

X Noot
2

Meer Darwin, Minder Natuur, Regiegroep Recreatie en Natuur, 12 oktober 2009.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2010–2011, 62 370 nr. 1.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 740 nr. 1.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2005–2006, 30 300 XVI, nr. 104.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2005–2006, 30 300 XVI, nr. 41.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2010–2011, 22 212 nr. 1048

Naar boven