26 407 Biodiversiteit

Nr. 96 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2014

Bijgaand informeer ik u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, over de resultaten van de 12e Conferentie van Partijen van de Convention on Biological Diversity (COP12 CBD) en de vergaderingen over de twee bijbehorende protocollen. De 12e bijeenkomst van het Biodiversiteitverdrag vond van 6-17 oktober plaats in Zuid-Korea, voorafgegaan door de 7e Meeting of Parties (MOP7) van het Cartagena Protocol inzake Bioveiligheid. Parallel aan de tweede week van COP12 CBD vond de eerste Meeting of Parties (MOP1) van het Nagoya Protocol plaats, inzake toegang tot genetische bronnen en het eerlijk en billijk delen van voordelen uit hun gebruik (Access & Benefit-Sharing, ABS). Uw Kamer heeft voorafgaand aan deze bijeenkomsten een brief ontvangen met de inzet van de Europese Unie (EU) en Nederland op onderstaande speerpunten (Kamerstuk 26 407, nr. 95). Bijgaand treft u een samenvatting van de voornaamste uitkomsten.

Midterm review van het Strategisch Plan 2011–2020

Uit de midterm review van het Strategic Plan for Biodiversity 2011–2020 is gebleken dat als we doorgaan met «business as usual» in onze gedragspatronen, productie en consumptie en economische incentives, we niet in staat zullen zijn een wereld te realiseren waarin ecosystemen aan toekomstige menselijke behoeften voldoen. De hoofdconclusie van de midterm review is dat er op onderdelen wel vooruitgang is, maar dat het geheel niet voldoende is om de 2020-doelen te halen. Het zal niet lukken om het koraal in 2015 te beschermen, zoals beoogd was.

COP12 moedigt partijen aan om de acties uit de midterm review te implementeren. Er liggen drie technisch-wetenschappelijke rapporten ten grondslag aan de midterm review. Een van deze studies is «How sectors can contribute to sustainable use and conservation of biodiversity», geschreven door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). De kern van de studie is dat vele primaire sectoren zoals landbouw, visserij, mijnbouw, houtproductie en watermanagement de biodiversiteit van nu en de toekomst scheppen en er afhankelijk van zijn. Het inbedden van biodiversiteitbelangen in sectoren (mainstreaming) zal een grotere kans van slagen hebben als wordt aangesloten bij de kernwaarden en economische belangen van deze sectoren.

Resource Mobilisation

Na intensieve onderhandelingen is het voorlopige besluit uit COP11 over de verdubbeling van (internationale) middelen, voor de uitvoering van het Strategisch Plan van de CBD, tijdens COP12 bevestigd. Dit betekent dat tijdens COP12 een financieel doel is overeengekomen waarin staat dat de middelen die internationaal beschikbaar moeten zijn voor biodiversiteit in ontwikkelingslanden, in 2015 zullen zijn verdubbeld ten opzichte van een baseline. De baseline wordt gevormd door de gemiddelde uitgaven over de jaren 2006–2010. Alle bronnen mogen daaraan bijdragen, zowel publiek, privaat als innovatieve financieringsmechanismen (IFM’s). De EU heeft deze doelstelling aanvaard als een collectieve opgave.

Ondanks de weerstand bij enkele van de G77-landen is het gelukt om naast de COP12-afspraken over internationale financiering ook afspraken te maken over nationale doelen, mainstreaming en integratie van biodiversiteit in het nationale beleid. Deze afspraken gelden voor alle landen, inclusief de ontwikkelingslanden. Dit resultaat sloot aan bij de inzet van de EU en Nederland dat er niet alleen in de ontwikkelde landen, maar ook in ontvangende landen voldoende draagvlak in het beleid moet zijn om een effectieve besteding van middelen te kunnen garanderen. Onderdeel van deze zogenoemde domestic targets is dat naast het maken van nationale plannen, ook op nationaal (binnenlands) niveau middelen dienen te worden gemobiliseerd uit alle mogelijke bronnen (publiek, privaat, IFM). Deze doelstelling is echter kwalitatief van aard.

Vaststelling van de belangrijke mariene gebieden voor biodiversiteit

Nederland vindt deze CBD-database van Ecological and Biological Special Areas (EBSAs) van belang omdat Nederland zwaar inzet op de onderhandelingen voor een nieuw verdrag ter bescherming van biodiversiteit in de oceanen, waar dit EBSA-proces een krachtige impuls voor is. COP12 verwelkomt de informatie uit de regionale workshops die in zeven regio’s gehouden zijn en moedigt partijen en regeringen aan om deze informatie te benutten. De inventarisatie van EBSAs is nog niet af. In de slotverklaring van de EU tijdens COP12 herbevestigde de EU de steun en eigen inzet om het EBSA-proces zo snel mogelijk af te ronden.

UN Development agenda

COP 12 benadrukt dat de post-2015 agenda en de Sustainable Development Goals (SDGs) ondersteunend moeten zijn aan behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit en het oplossen van de oorzaken van biodiversiteitverlies. COP12 steunt de integratie van de doelen van de Conventie en het Strategisch Plan in alle relevante SDGs targets en indicatoren, en ook in means of implementation. De annex van dit COP-besluit omvat de Chennai Guidance for the Integration of Biodiversity and Poverty Eradication.

Zevende Meeting of Parties (MOP7) van het Cartagena Protocol

Het Cartagena Protocol inzake Bioveiligheid helpt wereldwijd de risico’s van grensoverschrijdende verplaatsingen van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) te beperken. Voor Nederland waren bij deze vergadering vooral de mogelijke afspraken over het beoordelen van sociaaleconomische aspecten van belang en het richtsnoer voor de beoordeling van mogelijke risico’s van ggo’s voor mens en milieu. Voor beide onderwerpen zullen de komende twee jaar expertwerkgroepen aan de slag gaan.

Besloten is dat het begrippenkader voor sociaaleconomische aspecten voor de achtste bijeenkomst van Partijen (MOP8) van het Protocol in 2016 afgerond moet zijn. Bij deze werkzaamheden worden bestaande kaders betrokken. Daarnaast moeten over twee jaar de hoofdlijnen zijn opgesteld voor een vrijblijvend richtsnoer voor landen die sociaaleconomische aspecten in hun besluitvorming willen betrekken.

De verbetering van het richtsnoer voor risicobeoordelingen van ggo’s krijgt in de komende twee jaar de hoogste prioriteit met het oog op vaststelling tijdens MOP8. De verbetering wordt uitgevoerd aan de hand van het plan dat bij MOP7 voorlag. Ter verbetering van het richtsnoer zullen de ervaringen van het gebruik in de afgelopen jaren en de verbetervoorstellen van Partijen (waaronder Nederland) worden gebruikt.

Eerste Meeting of Parties (MOP1) van het Nagoya Protocol

Het Nagoya Protocol trad per 13 oktober 2014 in werking en meteen daarop vond de eerste bijeenkomst der Partijen plaats. Op dit moment zijn de meeste Partijen bij het Protocol ontwikkelingslanden. Zij gaven aan dat ze in de komende jaren capaciteitsontwikkeling en financiële middelen nodig hebben voor nationale implementatie.

De EU heeft ter implementatie van het Protocol een EU-verordening aangenomen, die van toepassing werd met de inwerkingtreding van het Protocol. Net als de EU hebben lidstaten Spanje, Denemarken en Hongarije het Protocol geratificeerd. Nederland is, net als de andere lidstaten, bezig met de uitrol van de nationale implementatie en nam als waarnemer deel aan MoP1.

MOP1 nam tien besluiten aan die de implementatie van het Protocol op internationaal niveau verder brengen. Nederland en de EU zijn tevreden over de behaalde resultaten. Er zijn onder andere afspraken gemaakt over naleving bij het Protocol en het delen van informatie via het ABS-Clearing House (het informatie-deelmechanisme) dat in werking trad. Partijen zijn verplicht hun informatie over toegang en het delen van voordelen hierop te publiceren. Deze informatie helpt gebruikers en aanbieders van genetische bronnen hun activiteiten ook juridisch onderbouwen.

Daarnaast nam MOP besluiten aan over het strategisch raamwerk voor capaciteitsontwikkeling en over de strategie voor bewustwording rond het Nagoya Protocol, genetische bronnen, geassocieerde traditionele kennis en over het global multilateral benefit-sharing mechanism.

In de wandelgangen was een van de belangrijke onderwerpen de wederzijds ondersteunende implementatie van het Nagoya Protocol en het Internationaal Verdrag inzake Plant-genetische bronnen voor voedsel en landbouw (ITPGRFA). Deze zijn complementair als access & benefit-sharing-verdragen, en landen zullen deze in samenhang moeten implementeren. Landen moeten volgens het Protocol specifiek aandacht geven aan toegang tot en het delen van voordelen uit het gebruik van genetische bronnen voor voedsel en landbouw in hun nationale implementatie. Daarnaast viel op dat veel ontwikkelingslanden aangaven het liefst, of zelfs alleen maar, zaken te willen doen met landen die het protocol ook geratificeerd hebben.

High Level Segment

Het thema voor COP12 CBD was Biodiversity for Sustainable Development. In de slotverklaring, de «Gangwon declaration», riepen de bewindslieden de General Assembly van de VN op om biodiversiteit te integreren in de post-2015 Development agenda, die in 2015 zal worden vastgesteld.

Tenslotte

Tenslotte deel ik u mede dat besloten is voortaan de bijeenkomsten van de Conventie en beide protocollen parallel aan elkaar te laten plaatsvinden in een periode van twee weken, in plaats van opeenvolgend aan elkaar in drie weken. In de periode tussen deze tweejaarlijkse bijeenkomsten zal een permanente Subsidiary Body for Implementation (SBI) de Ad hoc Working Group on Review of Implementation vervangen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven