26 396 Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR

Nr. 88 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2011

INLEIDING

Het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) behelst de vervanging van meer dan 8 000 lichte, middelzware en zware wielvoertuigen en containers. Hierbij informeer ik u over de resultaten van de voorstudiefase (B-fase) van het deelproject dat betrekking heeft op de lichtste categorie voertuigen, het «voertuig 7,5 kN». Het gaat daarbij onder meer om de vervanging van de Mercedes Benz en Landrover-terreinwagens.

Met de brief van 18 augustus 2008 (Kamerstuk 26 396, nr. 72) bent u geïnformeerd over de behoeftestellingsfase (A-fase) van dit project. Vervolgens bent u met de brieven van 3 mei 2010 en 26 augustus 2010 (Kamerstukken 26 396, nrs. 80 en nr. 82) geïnformeerd over de herijking van het project en de verlenging van de B-fase. In de A-brief is een gecombineerde voorstudie- en studiefase (B/C-fase) aangekondigd maar zoals gemeld in de brief van 3 mei 2010 zal de Kamer over de beide fasen afzonderlijk worden geïnformeerd.

Met een splitsing van het project in deelprojecten wordt het mogelijk een nagenoeg civiel voertuig met een laadvermogen van 7,5 kN voor de uitvoering van nationale taken en voor de reguliere vredesbedrijfsvoering te verwerven, afzonderlijk van de andere wielvoertuigen. In de B-fase is gebleken dat de afzonderlijke verwerving van deze 7,5 kN-voertuigen besparingen kan opleveren. Om die reden zal ik de splitsing van het DVOW-project in gang zetten en beginnen met de verwerving van de 7,5 kN-voertuigen. In deze brief informeer ik de Kamer over de resultaten van de voorstudiefase van deze categorie voertuigen. Ter inleiding daarop ga ik in op enkele algemene recente ontwikkelingen van het DVOW-project.

HERIJKING EN VOORTGANG

In 2010 is besloten tot een herijking van het DVOW-project omdat de behoefte niet paste binnen het budget. De maatregelen in de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 1) hebben vervolgens opnieuw geleid tot wijzigingen van de behoeftestelling omdat eenheden worden gereorganiseerd of opgeheven. Ten slotte hebben nieuwe inzichten in de pooling van voertuigen, waarbij krijgsmachtdelen gebruik maken van hetzelfde voertuigenbestand, geleid tot aanpassingen.

Inmiddels is de B-fase van het deelproject «voertuig 7,5 kN» voltooid. De B-fase van de overige deelprojecten volgt in de eerste helft van 2012. Het gaat daarbij om de deelprojecten voor de verwerving van het 12 kN-voertuig, de 50/100 kN-vrachtauto, ladingdragers, containerhefmiddelen en wapenstations. De C-fase van deze deelprojecten wordt naar verwachting voltooid in het derde kwartaal van 2012 en de D-fase in het vierde kwartaal van 2013. .

BEHOEFTE

Kwalitatieve behoefte

De behoefte aan operationele wielvoertuigen komt voort uit de reguliere bedrijfsvoeringstaken en de operationele taken in binnen- en buitenland. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen voertuigen die bescherming bieden tegen dreigingen bij expeditionair optreden, en voertuigen die worden ingezet in gebieden waar geen sprake is van een dreiging. Deze laatste categorie voertuigen wordt ingezet in Nederland en in het buitenland, bijvoorbeeld ter voorbereiding of ondersteuning van oefeningen. Voor deze taken is het niet nodig wielvoertuigen te gebruiken die voldoen aan de hoge eisen voor het expeditionaire optreden. In beginsel kan Defensie voor deze taken dezelfde voertuigen gebruiken als de civiele sector gebruikt. In de B-fase werd het inzicht bevestigd dat voertuigen die voldoen aan civiele standaarden zowel in aanschaf als in exploitatie goedkoper zijn dan de voertuigen die voldoen aan de strengere, militaire eisen van het expeditionair optreden.

De functionele en overige eisen voor de voertuigen met een laadvermogen van 7,5 kN, zoals geformuleerd in de A-fase, zijn in overleg met de opdrachtgever vertaald in een concept Programma van Eisen (PVE). Dit concept-PVE is als uitgangspunt gehanteerd bij de marktverkenning.

Op grond van de resultaten van de marktverkenning is onderzocht in hoeverre civiele voertuigen voldoen aan het concept-PvE. Van een aantal eisen is duidelijk geworden dat producten «van de plank» hieraan niet voldoen, of dat handhaving van de eisen zou leiden tot een te beperkt marktaanbod. Om toch een voertuig uit het civiele segment te kunnen aanschaffen, zijn de eisen herzien. Het gaat daarbij in hoofdzaak om eisen die betrekking hebben op terreinmobiliteit, soorten brandstof en het aantal passagiers.

Kwantitatieve behoefte

Voor vervoerstaken buiten het expeditionaire werkterrein is vooralsnog behoefte aan 1250 voertuigen met een laadvermogen van 7,5 kN. De verdere uitwerking van de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april jl. kan er nog in resulteren dat in het DVOW-project de behoefte wordt aangepast.

Bij de komende DVOW-behoeftestellingen voor de middelzware en zware voertuigen zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

FINANCIËN

Het investeringsbudget van het gehele project DVOW bedraagt meer dan € 250 miljoen. De commercieel vertrouwelijke brief die de Kamer heden ontvangt, bevat gedetailleerde informatie over de investeringskosten.1 Tevens bevat de brief financiële informatie over de levensduurkosten in drie scenario’s die zijn uitgewerkt in het kader van sourcing. In de onderstaande paragraaf «sourcing» wordt hier nader op ingegaan.

RISICO’S

De risico’s van dit deelproject betreffen vooral een langere looptijd van het project en daarmee hogere kosten. Naarmate het project langer duurt, is het risico groter dat het investeringsbudget wordt overschreden als gevolg van prijsstijgingen. Daarnaast moet bij een langere duur van het project langer worden doorgereden met de huidige vloot, waardoor besparingen op de levensduurkosten zouden worden misgelopen. Dit risico wordt overigens beperkt geacht.

PLANNING

Voor het deelproject «voertuig 7,5 kN» moet een Europees aanbestedingstraject worden gevolgd. Een EU-publicatie en een Request for Quotation (RFQ) zijn nog voorzien voor 2011. Met een overeenkomst die in 2012 wordt gesloten, zou de serielevering nog eind volgend jaar kunnen beginnen.

OVERIGE ASPECTEN

Sourcing

Defensie heeft voor de instandhouding van het 7,5 kN-voertuig een sourcing toets uitgevoerd die zich richtte op de onderhoudsdienst en de logistieke ondersteuning. Deze diensten zijn bezien aan de hand van de scenario’s: «zelf doen», «samenwerken» en «uitbesteden». De uitkomst is dat de scenario’s «samenwerken» en «uitbesteden» voor de instandhouding van het 7,5 kN-voertuig de meest voordelige opties zijn. De commercieel vertrouwelijke brief bevat hierover nadere informatie. Tijdens de B-fase is gebleken dat bij het bedrijfsleven interesse bestaat voor de uitvoering van de instandhouding.

Verwerving

Het verwervingscontract van het 7,5 kN-voertuig zal voorzien in de levering en in de instandhouding gedurende de gehele levenscyclus. Onderzocht is of voor het 7,5 kN-voertuig gebruik kan worden gemaakt van de rijksbrede «Raamovereenkomsten civiele dienstauto’s». De mogelijkheden in deze raamovereenkomsten wijken echter te zeer af van de defensie-eisen aan het 7,5 kN-voertuig. Toepassing van de raamovereenkomst is daarom niet aan de orde.

Nederlandse industrie

Gedurende de B-fase van het deelproject «voertuig 7,5 kN» is overleg gevoerd met de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) en met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) over de rol van de Nederlandse industrie. In Nederland zijn er geen fabrikanten van dit voertuigtype. Als gevolg van de Europese aanbesteding is industriële compensatie niet van toepassing. Wel is uit gesprekken met de industrie gebleken dat Nederlandse bedrijven kunnen worden ingezet voor de instandhoudingswerkzaamheden.

CONCLUSIE

Uit de voorstudie bleek dat verscheidene leveranciers kunnen voldoen aan de gestelde eisen. Daarnaast is inzicht ontstaan in de kosten van de verschillende opties om dit deelproject uit te voeren. Een belangrijke uitkomst van de voorstudie is dat het doorrijden met de huidige voertuigen duurder is dan de vervanging ervan. Om die reden wil ik zo snel mogelijk beginnen met de volgende fase van dit deelproject. Op grond van de resultaten van de voorstudiefase, inclusief de sourcing toets, verwacht ik dat de volgende fasen van dit deelproject met voortvarendheid kunnen worden voltooid.

Gelet op de financiële omvang ben ik voornemens de Defensie Materieel Organisatie te mandateren het deelproject uit te voeren. De Kamer zal worden geïnformeerd indien de kwantitatieve behoefte aanzienlijk zou wijzigen.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen


X Noot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven