26 358
Regels inzake het recht op aanpassing van de arbeidsduur (Wet aanpassing arbeidsduur)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 mei

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt « het tijdstip» vervangen door: het beoogde tijdstip van ingang.

b. De tweede volzin wordt vervangen door: Voor de berekening van de termijn van een jaar worden perioden waarin arbeid wordt verricht, die elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan drie maanden samengeteld. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op perioden waarin voor verschillende werkgevers arbeid wordt verricht die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Het verzoek om aanpassing van de arbeidsduur wordt ten minste vier maanden vóór het beoogde tijdstip van ingang van de aanpassing schriftelijk bij de werkgever ingediend onder opgave van het tijdstip van ingang, de omvang van de aanpassing van de arbeidsduur per week of, als de arbeidsduur over een ander tijdvak is overeengekomen over dat tijdvak en de gewenste spreiding van de uren over de week of het anderszins overeengekomen tijdvak. Het verzoek kan ten hoogste eenmaal per twee jaren worden gedaan.

3. In het vierde lid vervalt de tweede volzin.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De werkgever willigt het verzoek van de werknemer om aanpassing van de arbeidsduur in, voor zover het betreft het tijdstip van ingang en de omvang van de aanpassing, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

5. Onder vernummering van het zesde tot en met het negende lid tot achtste tot en met elfde lid, worden een nieuw zesde en zevende lid ingevoegd, luidende:

6. De werkgever stelt de spreiding van de uren vast overeenkomstig de wensen van de werknemer. De werkgever kan de gewenste spreiding van de uren wijzigen, indien hij daarbij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

7. De beslissing op het verzoek om aanpassing van de arbeidsduur wordt door de werkgever schriftelijk aan de werknemer meegedeeld. Indien de werkgever het verzoek niet inwilligt of de spreiding van de uren vaststelt in afwijking van de wensen van de werknemer, wordt dit onder schriftelijke opgave van de redenen meegedeeld.

6. Het nieuwe negende lid, onderdeel c komt te luiden:

c. omdat de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting daartoe ontoereikend is.

7. In het nieuwe tiende lid vervalt de zinsnede «schriftelijk onder opgave van redenen».

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Beëindiging arbeidsverhouding

2. Na «de werknemer» wordt ingevoegd: in of buiten rechte.

Toelichting

Artikel A

Onderdeel 1b

Voor het bepalen van de periode van een jaar voorafgaand aan het beoogde tijdstip van ingang van aanpassing van de arbeidsduur wordt ook arbeid, verricht voor verschillende werkgevers die redelijkerwijs als elkaars opvolgers kunnen worden gezien, samengeteld. Ook in dat geval moet dan het criterium van onderbreking van niet meer dan 3 maanden gelden. Dat wordt door middel van deze wijziging vastgelegd.

Onderdeel 2

Omdat in de praktijk de omvang van de arbeidsduur niet alleen per week, maar ook over andere tijdvakken wordt overeengekomen, wordt het de werknemer mogelijk gemaakt om, als de arbeidsduur niet per week is overeengekomen, het verzoek in te dienen onder opgave van de gewenste omvang van de aanpassing van de arbeidsduur over een ander overeengekomen tijdvak dan per week onder aanduiding van de gewenste spreiding van de uren over dat tijdvak.

Onderdelen 3, 4 en 5

In de voorgestelde wijziging van het vijfde lid van artikel 2 wordt bepaald dat de werkgever het verzoek, voorzover het de datum van ingang van de beoogde aanpassing en de omvang daarvan betreft, moet inwilligen, tenzij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich daartegen verzet. Op basis van het vijfde lid van artikel 2 van het oorspronkelijke wetsvoorstel diende de werkgever het verzoek inclusief de spreiding van de uren te honoreren tenzij zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

In het nieuwe zesde lid van artikel 2 wordt bepaald dat de werkgever de spreiding van de uren vaststelt overeenkomstig het verzoek van de werknemer, tenzij hij zodanige belangen heeft dat de wensen van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moeten wijken.

De voorgestelde wijziging van het zesde lid geeft de werkgever meer ruimte om tot werkbare roosters te komen zowel voor de organisatie als de overige werknemers dan wanneer hij met de door de werknemer voorgestelde spreiding zou moeten instemmen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. Omdat de werkgever verantwoordelijk is voor de efficiency en de effectiviteit van de bedrijfsvoering, wordt hem de mogelijkheid gegeven de door de werknemer gewenste spreiding van de uren te wijzigen, zoals ook gebruikelijk bij de overige (deeltijd)werknemers. Hij dient zich daarbij uiteraard te gedragen als een goed werkgever. Het goed werknemerschap brengt met zich mee dat de werknemer bij zijn voorstel inzake de spreiding van de uren binnen de voor het bedrijf of dienst gebruikelijke arbeidstijden moet blijven.

Door de wijziging van het zevende lid van artikel 2 wordt vastgelegd dat een werkgever zijn beslissing omtrent het verzoek, waaronder zijn beslissing ten aanzien van de omvang van de aanpassing en het tijdstip van ingang worden begrepen, alsmede zijn beslissing over de spreiding van de uren altijd schriftelijk geeft en alleen ingeval van afwijzing dient te motiveren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Naar boven