nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt « het tijdstip» vervangen door:
het beoogde tijdstip van ingang.
b. De tweede volzin wordt vervangen door: Voor de berekening van de termijn
van een jaar worden perioden waarin arbeid wordt verricht, die elkaar opvolgen
met een onderbreking van niet meer dan drie maanden samengeteld. De vorige
volzin is van overeenkomstige toepassing op perioden waarin voor verschillende
werkgevers arbeid wordt verricht die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs
geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Het verzoek om aanpassing van de arbeidsduur wordt ten minste vier
maanden vóór het beoogde tijdstip van ingang van de aanpassing
schriftelijk bij de werkgever ingediend onder opgave van het tijdstip van
ingang, de omvang van de aanpassing van de arbeidsduur per week of, als de
arbeidsduur over een ander tijdvak is overeengekomen over dat tijdvak en de
gewenste spreiding van de uren over de week of het anderszins overeengekomen
tijdvak. Het verzoek kan ten hoogste eenmaal per twee jaren worden gedaan.
3. In het vierde lid vervalt de tweede volzin.
4. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De werkgever willigt het verzoek van de werknemer om aanpassing van
de arbeidsduur in, voor zover het betreft het tijdstip van ingang en de omvang
van de aanpassing, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen
verzetten.
5. Onder vernummering van het zesde tot en met het negende lid tot achtste
tot en met elfde lid, worden een nieuw zesde en zevende lid ingevoegd, luidende:
6. De werkgever stelt de spreiding van de uren vast overeenkomstig de
wensen van de werknemer. De werkgever kan de gewenste spreiding van de uren
wijzigen, indien hij daarbij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer
daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
7. De beslissing op het verzoek om aanpassing van de arbeidsduur wordt
door de werkgever schriftelijk aan de werknemer meegedeeld. Indien de werkgever
het verzoek niet inwilligt of de spreiding van de uren vaststelt in afwijking
van de wensen van de werknemer, wordt dit onder schriftelijke opgave van de
redenen meegedeeld.
6. Het nieuwe negende lid, onderdeel c komt te luiden:
c. omdat de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting daartoe
ontoereikend is.
7. In het nieuwe tiende lid vervalt de zinsnede «schriftelijk onder
opgave van redenen».
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Beëindiging arbeidsverhouding
2. Na «de werknemer» wordt ingevoegd: in of buiten rechte.
Toelichting
Artikel A
Onderdeel 1b
Voor het bepalen van de periode van een jaar voorafgaand aan het beoogde
tijdstip van ingang van aanpassing van de arbeidsduur wordt ook arbeid, verricht
voor verschillende werkgevers die redelijkerwijs als elkaars opvolgers kunnen
worden gezien, samengeteld. Ook in dat geval moet dan het criterium van onderbreking
van niet meer dan 3 maanden gelden. Dat wordt door middel van deze wijziging
vastgelegd.
Onderdeel 2
Omdat in de praktijk de omvang van de arbeidsduur niet alleen per week,
maar ook over andere tijdvakken wordt overeengekomen, wordt het de werknemer
mogelijk gemaakt om, als de arbeidsduur niet per week is overeengekomen, het
verzoek in te dienen onder opgave van de gewenste omvang van de aanpassing
van de arbeidsduur over een ander overeengekomen tijdvak dan per week onder
aanduiding van de gewenste spreiding van de uren over dat tijdvak.
Onderdelen 3, 4 en 5
In de voorgestelde wijziging van het vijfde lid van artikel 2 wordt bepaald
dat de werkgever het verzoek, voorzover het de datum van ingang van de beoogde
aanpassing en de omvang daarvan betreft, moet inwilligen, tenzij een zwaarwegend
bedrijfs- of dienstbelang zich daartegen verzet. Op basis van het vijfde lid
van artikel 2 van het oorspronkelijke wetsvoorstel diende de werkgever het
verzoek inclusief de spreiding van de uren te honoreren tenzij
zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.
In het nieuwe zesde lid van artikel 2 wordt bepaald dat de werkgever de
spreiding van de uren vaststelt overeenkomstig het verzoek van de werknemer,
tenzij hij zodanige belangen heeft dat de wensen van de werknemer daarvoor
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moeten wijken.
De voorgestelde wijziging van het zesde lid geeft de werkgever meer ruimte
om tot werkbare roosters te komen zowel voor de organisatie als de overige
werknemers dan wanneer hij met de door de werknemer voorgestelde spreiding
zou moeten instemmen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich
daartegen verzetten. Omdat de werkgever verantwoordelijk is voor de efficiency
en de effectiviteit van de bedrijfsvoering, wordt hem de mogelijkheid gegeven
de door de werknemer gewenste spreiding van de uren te wijzigen, zoals ook
gebruikelijk bij de overige (deeltijd)werknemers. Hij dient zich daarbij uiteraard
te gedragen als een goed werkgever. Het goed werknemerschap brengt met zich
mee dat de werknemer bij zijn voorstel inzake de spreiding van de uren binnen
de voor het bedrijf of dienst gebruikelijke arbeidstijden moet blijven.
Door de wijziging van het zevende lid van artikel 2 wordt vastgelegd dat
een werkgever zijn beslissing omtrent het verzoek, waaronder zijn beslissing
ten aanzien van de omvang van de aanpassing en het tijdstip van ingang worden
begrepen, alsmede zijn beslissing over de spreiding van de uren altijd schriftelijk
geeft en alleen ingeval van afwijzing dient te motiveren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
K. G. de Vries