Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 26234 nr. 300 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 26234 nr. 300 |
Vastgesteld 21 oktober 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 10 oktober 2024 over de geannoteerde agenda voor de jaarvergadering van het IMF 2024 (Kamerstuk 26 234, nr. 298).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 oktober 2024 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 21 oktober 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Steur
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben, naar aanleiding van het onderdeel Oekraïne in punt 2 van de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het Internationaal Monetair en Financieel Comité (IMFC) en de Coalitie van Ministers van Financiën voor Klimaatactie (CFMA) van 21–26 oktober 2024, geconstateerd dat het steunprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor Oekraïne tot 2027 maar liefst 115 miljard dollar oplevert. Dit is één van de vele multilaterale steunprogramma’s waar Nederland aan meewerkt. Ook stuurt Nederland veel geld naar Oekraïne sinds het begin van de oorlog. De leden van de PVV-fractie merken dat er door de vele geldstromen, zowel direct als indirect, onduidelijkheid ontstaat over de exacte hoeveelheid geld, inclusief garantstellingen, die Nederland bijdraagt aan de oorlog in Oekraïne.
Deze leden zouden graag een overzicht willen ontvangen van alle leningen, garantstellingen en giften die Nederland (zowel direct als indirect, materieel als immaterieel) tot nu toe heeft verstrekt ten behoeve van Oekraïne, en waarbij aangeven wordt welk deel van de Nederlandse bijdragen via internationale organisaties is gealloceerd aan Oekraïense steun.
Deze leden zien dan ook graag een uitsplitsing van het totaalbedrag, het soort steun en de verdeling tussen directe bilaterale hulp en steun via internationale samenwerkingsverbanden.
Voor een overzicht van de uitgaven gerelateerd aan Oekraïne over de periode 2024–2029 verwijs ik u naar bijlage 22 van de Miljoenennota 2025: Uitgavenoverzicht Oekraïne.
Daarnaast is Nederland een aantal garanties (vanaf de Financiën-begroting) aangegaan om steun via multilaterale kanalen te faciliteren:
Naam garantie |
Hoogte in mln. euro |
---|---|
Bilaterale garantie Wereldbank (100 mln.) |
100,0 |
Bilaterale garantie EU MFB 2022 (6 mld.) |
215,4 |
Headroomgarantie MFB 2023 (18 mld.) |
1.089,2 |
Headroomgarantie Oekraïnefaciliteit 2024 (33 mld.) |
1.947 |
Headroomgarantie MFB (max 35 mld.) |
3.416 |
Totaal |
6.767,6 |
De leden van de PVV-fractie merken op dat een belangrijk doel van het IMF-programma is om Oekraïne klaar te stomen voor lidmaatschap van de Europese Unie. Dit is ook terug te lezen in het IMF Country Report No. 23/248 «First review under the extended arrangement under the extended Fund Facility». De leden van de PVV spreken de vrees uit dat dit ten koste kan gaan van de gewone Europese burgers. Het laatste wat deze leden willen is dat de schulden van Oekraïne uiteindelijk op de schouders van de Nederlandse en Europese belastingbetalers terechtkomen.
De leden van de PVV-fractie zouden graag willen weten wat de financiële consequenties zijn met betrekking tot de toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie, zowel op de korte als lange termijn, en in welke mate dit gevolgen heeft voor de Nederlandse bijdrage aan de begroting en eventuele economische impact op nationaal niveau.
In december 2023 besloot de Europese Raad (ER) de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne te openen. In juni 2024 werd het onderhandelingsraamwerk vastgesteld en vond de eerste Intergouvernementele Conferentie plaats. Met het openen van de toetredingsonderhandelingen is een lang en complex proces van hervormingen begonnen, waarbij de Kopenhagencriteria en de overname en implementatie van het EU-acquis als uitgangspunt gelden voor de beoordeling van de voortgang van Oekraïne. Dit proces kan vele jaren duren. Nederland houdt streng vast aan de eisen voor lidmaatschap van de EU, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria.
Toekomstige uitbreiding van de EU vraagt om gedegen voorbereiding, zowel aan de kant van kandidaat-lidstaten als aan de kant van de EU. De EU moet in kaart brengen wat de gevolgen zijn van uitbreiding op beleidsmatig, budgettair en institutioneel terrein. Als de impact van uitbreiding in kaart is gebracht kan worden bezien of, en zo ja, welke hervormingen nodig zouden zijn.
Op dit moment is nog niet te zeggen wat de financiële gevolgen zijn van een mogelijke toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie, omdat dit samenhangt met allerlei factoren waarover nu nog geen duidelijkheid bestaat, waaronder de omvang van de Europese begroting en de wijze waarop de Europese begroting wordt gefinancierd op het moment van toetreding. In de MFK-verordening is opgenomen (artikel 16) dat indien een of meer nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden, het MFK wordt herzien om met de daaruit voortvloeiende uitgaven rekening te houden. De financiële gevolgen hangen af van politieke afspraken, bijvoorbeeld of toetreding van nieuwe lidstaten gepaard gaat met een grotere omvang van het Meerjarig Financieel Kader of dat er sprake is van herverdeling van middelen. Ook afspraken over de overgangsbepalingen voor nieuwe lidstaten kunnen van invloed zijn op de financiële gevolgen. Binnen de bestaande begroting zijn ook middelen gereserveerd voor kandidaat-lidstaten (pre-accessiesteun).
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat het IMF constateert dat de mondiale economie een «zachte landing» heeft gemaakt na geopolitieke economische schokken door de coronapandemie, de oorlog in Oekraïne, de daaropvolgende inflatie, en inflatie van energieprijzen naar aanleiding van onrust in het Midden-Oosten. Het IMF wijst op lage potentiële groei en ziet risico’s van een langere periode van hoge inflatie, hoge schuldniveaus en afname van de schuldhoudbaarheid en geo-economische fragmentatie.
Begrotingsbuffers zijn uitgeput, met verminderde beleidsruimte en nog hogere schuldniveaus tot gevolg.
De leden van de VVD-fractie willen weten hoe de Minister dit wil tegengaan, door het IMF, door de EU en in Nederland zelf. Het kabinet wil immers juist inzetten op het verminderen van de strategische afhankelijkheden, in samenwerking met de EU.
Het kabinet deelt de zorgen over de toename van publieke schulden sinds de pandemie, waardoor mondiale schulden nog verder zijn opgelopen. Volgens het IMF bedraagt de mondiale publieke schuld eind 2024 naar verwachting 93% van het mondiale bbp. Dat is een stijging van 10 procentpunt vergeleken met 2019. Vooruitkijkend voorziet het IMF een stijging tot 100% in 2030, met een potentieel hogere stijging in een ongunstig scenario, als gevolg van lagere groei, grotere tekorten, beleidsonzekerheid en krappere financieringscondities.
Het kabinet onderschrijft daarom de waarschuwing van het IMF dat de publieke schuldenlast uit de hand kan lopen én dat dit actie vereist van beleidsmakers. Dit vraagt om adequate bezuinigingen, waarbij dit niet ten koste mag gaan van groeibevorderende publieke investeringen. Hiervoor is prioritering binnen nationale begrotingen vereist. Daarnaast zijn structurele hervormingen nodig om de schuldenlasten te verkleinen via hogere economische groei.
Het kabinet zal deze boodschappen blijven uitdragen en blijven hameren op het belang van houdbare overheidsfinanciën; bijvoorbeeld tijdens de aankomende jaarvergadering van het IMF. In eigen land heeft het kabinet maatregelen genomen om de overheidsfinanciën te verbeteren en om de begrotingsdiscipline te herstellen, zoals beschreven in de Miljoenennota 2025. Hiermee zet het kabinet een eerste stap. Op de middellange termijn zal aanvullend beleid nodig zijn. Het kabinet vertrouwt erop dat volgende kabinetten deze eerste stap vervolg zullen geven en de overheidsfinanciën op orde zullen houden.
Ook op EU-niveau onderstreept het kabinet het belang van houdbare overheidsfinanciën en deelt het de noodzaak om hoge schulden en tekorten in lidstaten terug te dringen. Het kabinet zet zich in voor een gedegen implementatie van de herziene Europese begrotingsregels.
Ook zet het kabinet onder andere in op verdere verdieping van de interne markt, waaronder de kapitaalmarktunie. Dat draagt bij aan het vergroten van de economische groei doordat bedrijven kunnen profiteren van schaalvoordelen en een grotere beschikbaarheid van risicokapitaal. Dit komt de schuldhoudbaarheid ten goede. Daarnaast vergroot dit de economische weerbaarheid van Europa. Zo stelt dit Europese bedrijven beter in staat om internationaal te concurreren en helpt het om op de wereldmarkt economisch gewicht in de schaal te leggen.
Argentinië is de grootste debiteur van het IMF en kampt met een verwachte krimp van 3,5%. Het IMF heeft Argentinië al vaker moeten redden. De leden van de VVD-fractie willen weten hoe succesvol het huidige IMF-programma is, aangezien Argentinië keer op keer weer in de problemen komt.
Het huidige IMF-programma voor Argentinië boekt duidelijke vooruitgang. Zo werden alle kwantitatieve prestatiedoelen tijdens de meest recente review van het programma gehaald. Het overheidstekort neemt naar verwachting af van een tekort van 4,6% in 2023 naar 0% in 2024. Hiermee zou Argentinië in 2024 voor het eerst in 16 jaar geen begrotingstekort hebben. Daarnaast zijn de reserves van de centrale bank met meer dan 17 miljard dollar versterkt sinds december 2023. Deze versterking draagt direct bij aan de stabilisatie van de peso en helpt de inflatie te beheersen, die een daling heeft doorgemaakt van 25,5% in december 2023 tot 8,8% in April 2024. Daarnaast zijn er belangrijke structurele hervormingen doorgevoerd, zoals het verminderen van subsidies en belastinghervormingen, die de overheidsfinanciën verbeteren en bijdragen aan een duurzamer economisch beleid.
Desalniettemin staat het programma voor grote uitdagingen. Argentinië, als grootste debiteur van het IMF, blijft kampen met aanzienlijke macro-economische onevenwichtigheden en structurele knelpunten. Economische stabilisatie zal een zaak van lange adem zijn. Hoewel de vooruitgang onder het huidige programma bemoedigend is, blijft de economie kwetsbaar, is het land kwetsbaar voor economische schokken, en is politieke steun voor het hervormingsprogramma onzeker. De eerstvolgende review is de laatste onder het huidige IMF-programma. De autoriteiten zullen in aanloop naar deze review met het IMF in gesprek moeten over de vormgeving van een volgend programma.
Deze leden hebben daarnaast vragen over de herziening van het IMF-rentebeleid. Grote programmalanden als Argentinië en Oekraïne betalen door surcharges fors hogere bedragen aan het IMF. De rente-inkomsten uit deze surcharges worden gebruikt om de reserves van het IMF op te bouwen. Het kabinet vindt aanpassing acceptabel mits IMF-programma’s betaalbaar blijven en reserves voldoende hoog blijven. De leden van de VVD-fractie vinden de situatie voor Oekraïne wezenlijk anders dan Argentinië, nu in Oekraïne de problematiek evident niet zelf veroorzaakt is. Hoe komt dit tot uiting in het nieuwe rentebeleid? Dit mede in het licht dat Oekraïne indrukwekkende resultaten laat zien in het kader van de IMF-programma’s en Argentinië wederom in de problemen is gekomen.
Het rentebeleid van het IMF maakt geen onderscheid tussen landen. Het kabinet erkent dat de situaties van Oekraïne en Argentinië wezenlijk verschillen. Het kabinet vindt een situatie waarin per land een andere rente wordt bepaald echter niet wenselijk of mogelijk. De IMF Articles of Agreement lijken hier ook geen basis voor te bieden.
Het kabinet zet in op proactieve en onverminderde politieke, militaire, morele en financiële steun voor Oekraïne. Financiële steun wordt geleverd via diverse kanalen waaronder de EBRD, EIB, de EU, Wereldbank en het IMF. Om het IMF-programma van Oekraïne mogelijk te maken hebben de belangrijkste bondgenoten, waaronder Nederland, de benodigde financing assurances afgegeven. Hiermee heeft Nederland samen met deze bondgenoten toegezegd Oekraïne de komende jaren te blijven steunen om eventuele financieringsgaten te dichten, zodat de houdbaarheid van de Oekraïense schuld en financiering van het financieringstekort, waaronder terugbetaling aan het IMF, gewaarborgd wordt.
Lage inkomenslanden worden hard geraakt door de schuldenproblematiek, meer dan 50% kampt met of heeft een hoog risico op onhoudbare schulden. De leden van de VVD-fractie vinden dan ook dat vooral ingezet moet worden op het verbeteren van de binnenlandse belastinginning. Voor de leden van de VVD-fractie is duidelijk dat het IMF geen leningen kan verschaffen bij een onhoudbare overheidsschuld. Ook bij het Poverty Reduction and Growth Fund (PRGT) moet ingezet worden op verbetering van de belastinginning, afbouw van schulden en het versterken van het groeivermogen. Er moet daarnaast worden ingezet op een zelfvoorzienend financieringsmodel. Hoe gaat de Minister hiervoor zorgen?
Het kabinet zet zich ervoor in dat de financiering vanuit de PRGT gecombineerd wordt met ambitieuze hervormingen. Een focus op het verhogen van de binnenlandse belastinginning, budgettaire consolidatie en het verbeteren van schuldbeheer kan een belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen van schuldenrisico’s in lage-inkomenslanden.
Op 15 oktober jl. is een akkoord bereikt over de herziening van de PRGT. Deze herziening heeft als doel het zelfvoorzienende financieringsmodel van de PRGT te herstellen, en te waarborgen dat de PRGT voldoende middelen bevat om lage-inkomenslanden van adequate steun te kunnen voorzien.
De uitkomst van deze herziening kent drie belangrijke elementen. Allereerst wordt de PRGT-rente gedifferentieerd op basis van het inkomensniveau van het ontvangende land. Hierdoor ontvangen de armste landen de meeste subsidiemiddelen. Daarnaast neemt hierdoor de subsidiepot minder snel af. Ten tweede is besloten om het rendement van een deel van de IMF-reserves via een aparte tijdelijke rekening door te laten vloeien naar de PRGT-subsidierekening, om zo het subsidiegat deels te vullen. Ten derde gaat het leenvolume met het huidige akkoord weliswaar wat omlaag ten opzichte van voorgaande jaren, maar deze terugval is dankzij het akkoord over de PRGT herziening een stuk lager dan bij ongewijzigd beleid. Dat het leenvolume hoger lag in recente jaren kwam mede door de COVID-crisis. Het leenvolume blijft met dit akkoord een verdubbeling van het leenvolume voor de COVID-crisis.
Als het gaat om de Coalitie voor Ministers van Financiën voor Klimaatactie willen de leden van de VVD-fractie de Minister vragen tijdens de bijeenkomst ook aandacht te vragen voor de betaalbaarheid en haalbaarheid en dus voor de gevolgen voor gewone mensen en voor de concurrentiepositie van bedrijven. Het rapport-Draghi heeft niet voor niets geconstateerd dat de energieprijzen en de energiebelasting in de EU te hoog zijn om op termijn voldoende concurrerend te kunnen zijn als EU. Is de Minister bereid dit te doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de terugkoppeling in het verslag van de vergadering worden opgenomen?
Het kabinet onderschrijft het belang van een betaalbare en realistische klimaattransitie, waarbij oog is voor de gevolgen voor huishoudens en bedrijven. De Coalition of Finance Ministers for Climate Action (CFMCA) heeft als doel de ontwikkeling van effectief en betaalbaar klimaatbeleid te bevorderen door kennisuitwisseling over klimaatmaatregelen die onder de verantwoordelijkheid van Ministers van Financiën vallen. Ministers van Financiën van landen uit alle regio’s van de wereld delen kennis en ervaringen onder andere ten aanzien van haalbaarheid en betaalbaarheid. Ik vraag hier dan ook graag aandacht voor tijdens de aankomende bijeenkomst en in het verdere werk van de Coalition. Ik zal hierop in het verslag terugkomen.
Daarbij wijs ik in de context van het Draghi-rapport over concurrentievermogen ook graag op het belang van de energietransitie naar hernieuwbare energie om het concurrentienadeel van Europa op gebied van energieprijzen te verminderen. De energietransitie vergt een evenwichtige beleidsmix. Voor de energietransitie is normering en beprijzing (zoals het ETS op Europees niveau) van belang zodat de markt zich doelmatig en efficiënt kan aanpassen, weg van fossiel-intensieve activiteiten. Dit gaat echter wel gepaard met hogere prijzen voor fossiele energie op de korte termijn, waardoor er ook aandacht zal zijn voor de impact die dit heeft op de (energie-intensieve) industrie. Op korte termijn is het daarom onder meer wenselijk om in te zetten op het verder integreren van Europese energiemarkten om energieprijzen te verlagen. Daarnaast beoogt de CO2-grensheffing (Carbon Border Adjustment Mechanism, CBAM) het behoud van het internationale gelijke speelveld.
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de evaluatie van de Resilience en Sustainability Trust (RST) het IMF stelt dat landen die een RST-programma aanvragen sterk verschillen in de mate waarin ze klimaatbeleid voeren. Dit maakt het lastig om het gebruik van het geld vast te stellen en te vergelijken. De leden van de VVD-fractie willen weten hoe het IMF daadwerkelijk kan vaststellen dat het geld van de lening gebruikt wordt om de weerbaarheid tegen klimaatverandering te verbeteren, in plaats van voor andere zaken. De leden van de VVD-fractie willen de huidige focus van het programma niet verbreden naar andere doeleinden.
RST-programma’s gaan gepaard met strikte eisen, waaronder een ambitieuze hervormingsagenda om klimaatverandering aan te kunnen pakken. Het gaat daarbij om hervormingen zoals de integratie van klimaatverandering in het beheer van overheidsinvesteringen en het begrotingsproces, koolstofbeprijzing en de hervorming van subsidieregelingen, risicoanalyses, vergroening van de financiële sector, en de mobilisatie van aanvullende klimaatfinanciering. Enerzijds zijn deze hervormingen direct gelinkt aan klimaatbeleid, anderzijds creëren deze hervormingen ruimte op de betalingsbalans van landen, zodat er weer ruimte ontstaat om te investeren in klimaat.
Het IMF voert elk kwartaal evaluaties uit van lopende IMF-programma’s, waarbij de lening in tranches wordt uitbetaald, indien voldoende aan de voorwaarden van het programma is voldaan. Nederland zet er binnen het IMF op in dat de hervormingseisen van een RST-programma voldoende ambitieus zijn en stelt dat daarvoor een goede samenwerking met andere multilaterale ontwikkelingsbanken van belang is. Het kabinet ziet verbetering in het ambitieniveau van de programma’s en moedigt het IMF aan om deze stijgende lijn voort te zetten.
Het kabinet is geen voorstander van verdere verbreding van de focus van de RST. Het kabinet steunt de huidige focus van de RST op klimaat en pandemieparaatheid, en heeft daarbij een voorkeur uitgesproken voor een focus op hervormingen die de weerbaarheid tegen klimaatverandering verbeteren.
Het akkoord over de 16e quotaherziening omvat een verhoging met 50% van de permanente quotamiddelen van het IMF en het verlagen van tijdelijke leenovereenkomsten. De leencapaciteit van het IMF blijft hierdoor gelijk. Nederland heeft een relatief groot aandeel in tijdelijke leenovereenkomsten, hierdoor daalt de totale bijdrage van Nederland aan het IMF. De leden van de VVD-fractie willen allereerst weten wat het IMF gaat doen nu het permanent kapitaal van het IMF met 50% zal worden verhoogd. Hoe kan gevolgd worden dat het effectief en efficiënt is wat het IMF doet?
Het IMF zal de extra quotamiddelen niet direct inzetten, maar heeft met deze verhoging ruimte om eventuele financieel-economische schokken in de wereldeconomie op te vangen. Meer permanent kapitaal past ook bij een grotere mondiale economie.
Nieuwe IMF-programma’s moeten worden goedgekeurd door de raad van bewind van het IMF, waarin Nederland vertegenwoordigd is. Vervolgens worden IMF-programma’s om de 3 tot 6 maanden herzien, waarvoor wederom steeds instemming van de raad van bewind voor nodig is. Pas dan kan er een uitbetaling van een deel van de lening plaatsvinden. In de herzieningen wordt door het IMF uiteengezet of een land op schema ligt met het doorvoeren van de afgesproken hervormingen.
De leden van de VVD-fractie willen geen quotaformule op basis van BBP voor de 17e quotaherziening. Dit is nadelig voor middelgrote, open economieën zoals Nederland. De Verenigde Staten willen dit wel. Hoe gaat de Minister dat voorkomen? Wie zijn de bondgenoten van Nederland? Opties voor de 17e quotaherziening worden vóór medio 2025 onderzocht. Hoe wordt de Tweede Kamer daarover op de hoogte gehouden?
Er is momenteel geen overeenstemming over het aanpassen van de quotaformule. Als de formule al wordt aangepast, dan zet het kabinet in op het behoud van het gewicht van de variabele «openheid» in de quotaformule. Dit is een relevante indicator van de mate waarin een land vervlochten is met de wereldeconomie. Nederland trekt op met andere Europese landen en middelgrote, open economieën om posities af te stemmen. Bovendien heeft Nederland nauw contact met het IMF over de opties waaraan wordt gewerkt. De Kamer wordt geïnformeerd over dit proces middels het verslag van de jaarvergadering en de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de voorjaarsvergadering van het Internationaal Monetair en Financieel Comité (IMFC).
De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat ze de aanhoudend hoge inflatie zorgelijk vinden, vooral vanwege de gevolgen voor de portemonnee van mensen thuis. Het IMF geeft aan dat de inflatie in Westerse economieën hardnekkig is, vooral in de dienstensector. 17 oktober 2024 kondigt de ECB naar verwachting een nieuwe renteverlaging aan. Kan de Minister daarop reflecteren? Wat zijn daarvan de gevolgen?
De inflatie in de eurozone is in september gezakt tot 1,7% (onder de doelstelling van 2%). Daarmee daalt de inflatie sneller dan verwacht volgens de ECB. Tegelijkertijd wijzen recente economische cijfers erop dat de groeivooruitzichten verslechteren in de eurozone. In dat licht heeft de ECB op 17 oktober besloten de rente met 0,25 procentpunt te verlagen, tot 3,25%. Daarbij benadrukt de ECB dat de rente zich nog altijd op restrictief terrein bevindt, en daar zolang zal blijven als nodig is om de inflatie duurzaam te laten terugkeren naar de doelstelling. De ECB verwacht dat de inflatiedoelstelling tegen het eind van 2025 bereikt zal worden. De ECB wijst daarbij onder andere op de afnemende loongroei, waardoor ook de diensteninflatie geleidelijk zal afnemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda van de IMF-jaarvergadering van 21 tot 26 oktober 2024. Betekent dit dat we de Minister van Financiën zes volle dagen zullen moeten missen in Nederland? Dat zouden de leden van de NSC-fractie betreuren want als de kat van huis is, dansen de muizen. Tenslotte wordt er meer dan een miljard euro per dag uitgegeven door de Rijksoverheid. Gaat dat wel goed als de Minister zo lang van huis is? Klopt het dat ook de heer Knot aanwezig is bij de IMFC-vergadering namens DNB?
Minister Heinen zal van dinsdag 22 oktober t/m vrijdag 24 oktober de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank bijwonen. De vertegenwoordiging van Nederland en het Koninkrijk der Nederlanden bij internationale financieel-economische gremia is onderdeel van de verantwoordelijkheden van de Minister van Financiën. Zo is Minister Heinen namens het Koninkrijk gouverneur van de Wereldbank en lid van het International Monetary and Financial Committee (IMFC). De heer Knot zal de jaarvergadering namens DNB bijwonen.
De leden van de NSC-fractie merken op dat de beslisnota bij de geannoteerde agenda voor de jaarvergadering geen uitsluitsel geeft over wat er besloten is in de Rijksministerraad van 4 oktober 2024. Kan de Minister dit toelichten? Waarom wordt de IMF-inzet eigenlijk besloten in de Rijksministerraad, dus samen met de gevolmachtigde Ministers van de drie andere landen in het Koninkrijk?
De Rijksministerraad van 4 oktober heeft ingestemd met de agenda voor de jaarvergadering van het IMF, die op 10 oktober naar de Kamer is verzonden. Het Koninkrijk der Nederlanden is lid van het IMF en daarom dient de inbreng van het Koninkrijk bij het IMF vastgesteld te worden in de Rijksministerraad.
De leden van de NSC-fractie merken op dat de kernvraag is hoeveel geld de Minister gaat toezeggen aan nieuwe garanties en leningen. De beslisnota van de Minister is hier niet glashelder over. Evenmin over de garanties en leningen die de Minister van BHO gaat toezeggen. Is dit meer of minder dan in vorige jaren? Wat zijn de wezenlijke verschillen?
Het kabinet zal geen nieuwe financiële toezeggingen doen bij de aanstaande jaarvergadering.
Voor de volledigheid ga ik in het vervolg van de beantwoording van deze vraag in op de verwerking van de 16e quotaherziening in de begroting en de bijdrage aan de Resilience and Sustainability Trust (RST) van het IMF.
Naar aanleiding van de 16e quotaherziening worden quota met 50% verhoogd en tijdelijke leeninstrumenten afgebouwd. De staatsgarantie aan De Nederlandsche Bank (DNB), die namens de Staat de positie bij het IMF beheert, wordt hierdoor met ruim EUR 2 miljard naar beneden bijgesteld omdat Nederland een relatief groot aandeel heeft in de tijdelijke leeninstrumenten die worden afgebouwd. Het aangepaste toetsingskader is reeds door beide Kamers goedgekeurd.
Het kabinet is voornemens nog ruim EUR 2 miljard aan SDR’s extra door te lenen aan de RST van het IMF,. Deze bijdrage is al door het vorige kabinet toegezegd tijdens de afgelopen voorjaarsvergadering van het IMF. Om deze bijdrage te kunnen doen, leent DNB SDR’s door aan het IMF, waarvoor de Nederlandse Staat een garantie afgeeft. De Tweede Kamer heeft recentelijk ingestemd met het aanpassen van de staatsgarantie, die is voorgelegd als onderdeel van de Prinsjesdag suppletoire begroting. Het IMF leent deze SDR’s vervolgens door aan landen met een RST-programma. DNB ontvangt rente over het deel van de lening die het IMF daadwerkelijk inzet.
Vanuit de Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp begroting wordt daarnaast een verplichte, eenmalige bijdrage van EUR 34 miljoen gedaan aan de reserverekening van de RST, die bedoeld is om risico’s van de uitstaande leningen te dekken. Deze bijdrage is reeds goedgekeurd door beide Kamers.
Is de zachte landing na de hoge inflatieschok overal ter wereld een feit, zo vragen de leden van de NSC-fractie. Is de lage economische groei door een langzame ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit ook een mondiaal verschijnsel? De last mile in de verlaging van de inflatie wordt door de Minister «een uitdaging» genoemd. Maar zowel in de VS als in de EU wordt de beleidsrente alweer verlaagd. Klopt het dat de centrale banken er dus vanuit gaan dat de inflatie toch wel weer onder de 2% terecht zal komen? Klopt het dat tijdelijke lage groei nu eenmaal hoort bij een periode van hoge inflatie en hoge rentestanden?
De mondiale economie lijkt op weg richting een zachte landing, nu inflatie afneemt richting de doelstelling en de economische groei relatief robuust blijft. Een zachte landing is echter nog niet volledig bewerkstelligd, en er zijn verschillen tussen landen waarneembaar. Zo is de economische groei in de VS robuuster dan in de eurozone, en zijn er ook in de eurozone onderliggend verschillen waarneembaar. Ook de productiviteitsgroei ligt in de VS op een hoger niveau dan in de eurozone, hoewel we mondiaal zien dat deze vertraagt.
Centrale banken zijn begonnen met het verlagen van de rente in het licht van afnemende inflatie en verslechterde economische groeivooruitzichten. De ECB verwacht dat de inflatiedoelstelling tegen het eind van 2025 bereikt zal worden, en ook de FED heeft in de meest recente vergadering aangegeven steeds meer vertrouwen te hebben dat de inflatie spoedig terugkeert richting de 2%.
De beleidsrentes van de FED en de ECB zijn momenteel echter nog in restrictief terrein, waarmee de economische activiteit nog altijd wordt afgeremd. Hoge rentes dempen namelijk de vraag naar goederen en diensten, en stimuleren consumenten om te sparen. Daarmee hebben hoge rentestanden een vertragend effect op de economische groei.
De leden van de NSC-fractie vragen voorts hoe het komt dat de economische groei in de eurozone (0,9%) zoveel lager is dan gemiddeld in de wereld (3,2%). Is deze 3,2% groei er dankzij intensieve groei of extensieve groei? Klopt het dat er in principe niets mis is met extensieve groei? Klopt het dat in de VS er 2,6% groei zal zijn, o.a. door een expansief begrotingsbeleid?
De lagere groei van de eurozone ten opzichte van het mondiale gemiddelde hangt samen met meerdere factoren. Ten eerste groeien opkomende economieën doorgaans harder dan ontwikkelde economieën, vanwege het inhaaleffect (profiteren van bestaande technologieën), hogere groei van zowel de beroepsbevolking als de kapitaalgoederenvoorraad en een lagere basis (wat leidt tot hogere groeipercentages). Ten tweede groeit de eurozone minder hard dan andere ontwikkelde economieën, zoals de VS, onder andere doordat Europa harder is getroffen door de energieprijsschok. Ook is het begrotingsbeleid in de eurozone minder expansief dan in de VS. Ten slotte ligt de productiviteitsgroei in de VS op een hoger niveau dan in Europa.
In de juniraming van het IMF wordt geen uitsplitsing gemaakt naar groeicomponenten van de mondiale groei. In hoeverre de totale groei gedreven wordt door extensieve en intensieve factoren is dus onduidelijk. Extensieve groei, waarbij de economie groeit door de inzet van meer productiefactoren, hoeft niet slecht te zijn, maar is afhankelijk van de context. Extensieve economische groei gedreven door een groter gebruik van fossiele grondstoffen is bijvoorbeeld niet wenselijk.
Hoe komt het dat de productiviteitsgroei wereldwijd afvlakt?
De daling van de mondiale productiviteitsgroei hangt samen met meerdere factoren. Enkele hiervan zijn: lagere investeringen in kapitaalgoederen; misallocatie van arbeid en kapitaal; afnemende technologische doorbraken; en achterblijvende groei van menselijk kapitaal. Het IMF heeft hier een uitgebreide analyse van productiviteitsontwikkelingen gedaan in de World Economic Outlook van april 2024.
Is er daadwerkelijk sprake van economische fragmentatie? Immers, de wereldhandel blijft toch alsmaar groeien? Is er ook sprake van fragmentatie als alle handelstransacties die vanwege sancties onder de radar blijven, ook worden meegenomen?
Instellingen als het IMF waarschuwen nadrukkelijk voor economische fragmentatie, het proces waarbij mondiale economische integratie beleidsgestuurd (deels) wordt teruggedraaid. Het IMF wijst daarbij op de sterke stijging van het aantal handelsrestricties de afgelopen jaren en recent ook restricties op gebied van investeringen. Daarnaast zien we dat de wereldhandel in goederen als percentage van bbp, na een decennialange stijging vanaf de Tweede Wereldoorlog, sinds omstreeks 2008 een licht dalende trend vertoont. Ook wijst recent IMF-onderzoek op beginnende fragmentatie tussen twee geopolitieke blokken in termen van handel en investeringen (FDI). Sinds de Russische invasie in Oekraïne blijft de groei in handel en FDI tussen de twee blokken – China en Rusland aan de ene kant en de VS en EU aan de andere kant – achter bij de groei binnen deze blokken.
Sancties kunnen leiden tot verschuiving van handelsstromen via (tussenhandelaren in) derde landen. Deze verschuivingen van handelsstromen via derde landen hebben op zichzelf geen drukkend effect op de mondiaal geregistreerde handel. Ik kan niet speculeren over de impact van handelsstromen die vanwege sancties niet geregistreerd worden.
De leden van de NSC-fractie vragen voorts wat de Coalition of Finance Ministers for Climate Action precies gaat bespreken. En hoe gaat datgene wat zij bespreken weer landen in de COP29? Klopt het dat Nederland samen met Indonesië de IMFC voorzit? Lopen de belangen van Nederland en Indonesië wel gelijk op? Indonesië produceert toch veel palmolie?
Nederland is samen met Indonesië covoorzitter van de Coalition of Finance Ministers for Climate Action (CFMCA), niet de IMFC. De CFMCA komt driemaal per jaar samen: en marge van de IMF/WB jaarvergadering en voorjaarsvergadering, en op de Finance Day en marge van de jaarlijkse VN-klimaattop. Op de eerstvolgende bijeenkomst en marge van de IMF/WB jaarvergadering zal de CFMCA onder meer het Climate Action Statement 2024 presenteren namens alle 95 lidstaten, dat een overzicht bevat van klimaatacties door CFMCA-leden. Tijdens de bijeenkomst zullen aanwezige Ministers daarnaast ervaringen uitwisselen over zowel klimaatrisico's en hoe overheden uitgaven aan adaptatie kunnen financieren als instrumenten voor financiering van natuurbehoud.
En marge van de aankomende COP29 vindt een CFMCA ministeriële bijeenkomst plaats, waarbij de focus zal liggen op instrumenten van Ministers van Financiën voor het mobiliseren van publieke en private investeringen voor (nationaal) klimaatbeleid. Deze bijeenkomst wordt mede-georganiseerd met COP29-President Azerbeidzjan. Als CFMCA-covoorzitters zijn Indonesië en Nederland in gesprek om de uitkomsten van de ministeriële CFMCA-bijeenkomst, en met name het belang van betrokkenheid van Ministeries van Financiën in klimaatbeleid, passend te laten landen in de algemene COP29-verklaring die aan het eind van de conferentie wordt aangenomen.
De CFMCA heeft als doel de ontwikkeling van effectief en betaalbaar klimaatbeleid te bevorderen door kennisuitwisseling over klimaatmaatregelen die onder de verantwoordelijkheid van Ministers van Financiën vallen. In deze kennisuitwisseling dragen verschillende leden vanuit verschillende perspectieven een bijdrage aan de discussie. Er vindt in de CFMCA geen besluitvorming plaats over klimaatbeleid. Er vinden geen specifieke discussies plaats over palmolie. Deze dossiers zijn bij andere ministeries belegd en worden in andere (internationale of bilaterale) gremia besproken.
Internationale solidariteit met landen verder weg blijft een belangrijk punt voor de leden van de NSC-fractie, zo merken zij op. Klopt het dat het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) gewoon intact blijft?
Het kabinet onderschrijft de uitdagende economische situatie en de ernstige financieringsdruk waar lage-inkomenslanden voor staan, mede in een context van moeilijke schuldposities.
Door de gestegen rentes en verhoogde vraag naar leningen kampt de subsidierekening van de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) met een financieringstekort. Deze subsidierekening levert de rentesubsidies die nodig zijn om de PRGT-financiering concessioneel te houden. Deze rentesubsidies werden vooralsnog voor het merendeel gefinancierd door giften van donoren, waaronder Nederland, maar het kabinet acht vanwege de druk op ODA-middelen dit geen reële, lange-termijn oplossing. Om te voorkomen dat het IMF de leencapaciteit van de PRGT aanzienlijk terug moet brengen, heeft de afgelopen maanden binnen het IMF een herziening van de PRGT plaatsgevonden met als doel het zelfvoorzienend financieringsmodel van de PRGT te herstellen met voldoende middelen.
Op 15 oktober is een akkoord bereikt over de herziening van de PRGT. De uitkomst van deze review kent drie belangrijke elementen. Allereerst wordt de PRGT-rente gedifferentieerd op basis van het inkomensniveau van het ontvangende land. Hierdoor ontvangen de armste landen de meeste subsidiemiddelen. Daarnaast neemt hierdoor de subsidiepot minder snel af. Ten tweede is besloten om het rendement van een deel van de IMF-reserves via een aparte tijdelijke rekening door te laten vloeien naar de PRGT-subsidierekening, om zo het subsidiegat deels te vullen. Ten derde gaat het leenvolume met het huidige akkoord weliswaar wat omlaag ten opzichte van voorgaande jaren, maar deze terugval is dankzij het akkoord over de PRGT herziening een stuk lager dan bij ongewijzigd beleid. Dat het leenvolume hoger lag in recente jaren kwam mede door de COVID-crisis. Het leenvolume blijft met dit akkoord een verdubbeling van het leenvolume voor de COVID-crisis.
Nederland verwelkomt het akkoord dat is bereikt. Nederland heeft zich constructief opgesteld in de herziening door te zoeken naar een balans tussen enerzijds het verhogen van de rente om het subsidiegat te verkleinen en anderzijds het aanvullen van het overgebleven subsidiegat met IMF-reserves. Nederland acht de inzet van IMF-reserves verantwoord nu deze voor het eerst in de geschiedenis boven doelniveau uitkomen.
De leden van de NSC-fractie vragen op welke manier het IMF kan bijdragen aan het bestrijden van de Russische agressieoorlog in Oekraïne en het conflict in het Midden-Oosten? Waarom vraagt het IMF fors hogere rentes (surcharges) aan Oekraïne? Dit is toch geen hulp maar juist het tegenovergestelde?
Het IMF biedt financiële steun, beleidsadvies en technische assistentie aan landen met betalingsbalansproblemen, inclusief Oekraïne. Het IMF-programma voor Oekraïne voorziet het land van financiering en gaat gepaard met afspraken over macro-economisch beleid en hervormingen, waarmee het een anker is voor de stabilisering van Oekraïne.
De rentes voor IMF-faciliteiten worden vastgesteld door de raad van bewind. Vanwege de stijging van mondiale rentes zijn rentes die landen aan het IMF moeten betalen fors toegenomen. In de recente herziening van het rentebeleid van het IMF, heeft Nederland daarom een voorstel van het IMF gesteund om de rentelasten op IMF-programma’s te verlagen. Dat voorstel is op 11 oktober jl. aangenomen.
Voor het IMF als geheel gaat het om een reductie van de rente-opslag van 36%, namelijk circa EUR 1 mld. (SDR 880 mln.) per jaar. Voor Oekraïne is de reductie circa 38%. Zij betalen ruim EUR 150 mln. minder (SDR 124,5 mln.).
Op welke manier kan het IMF een bijdrage leveren aan de klimaatveranderingen en de lage productiviteitsgroei?
Het IMF kan dit doen via de drie kerntaken: surveillance, programmasteun en capaciteitsopbouw.
Ten eerste analyseert het IMF vanuit de surveillance-taak de structurele uitdagingen en risico’s voor de mondiale macro-economische en financiële stabiliteit, zoals klimaatverandering en lage productiviteitsgroei. In het voorjaar heeft het IMF in de World Economic Outlook bijvoorbeeld een analyse gedaan van de lage mondiale productiviteitsgroei. Daarnaast doet het IMF in Artikel IV-rapporten ook land-specifieke beleidsaanbevelingen op deze thema’s.
Ten tweede stelt het IMF voorwaarden bij haar programma’s aan landen, waaronder ambitieuze hervormingsagenda’s, gericht op onder meer klimaatbeleid om economieën weerbaar te maken voor klimaatverandering en structurele hervormingen die het groeipotentieel van een land verbeteren. Hervormingen ten behoeve van productiviteit maken vaak onderdeel uit van reguliere IMF-programma’s. In 2022 is de Resilience and Sustainability Trust opgericht met als doel het weerbaar maken van economieën van lage- en middeninkomenslanden tegen klimaatverandering.
Tot slot biedt het IMF ook technische assistentie bij de implementatie van hervormingen.
Welke rol kan AI spelen in het verhogen van de productiviteitsgroei?
Er bestaat brede overeenstemming dat AI op de langere termijn gepaard kan gaan met een toename van de productiviteitsgroei, hoewel de grootte van dit effect nog onduidelijk is.
Daarbij is het wel belangrijk dat de toepassing van AI op een grotere schaal plaatsvindt dan momenteel het geval is. Uit recent onderzoek blijkt dat het gebruik van AI onder bedrijven op dit moment relatief beperkt is, en dat het met name grote bedrijven zijn die AI toepassen.
Ook bestaat het risico dat de markt voor AI gedomineerd gaat worden door een select aantal grote bedrijven, wat ten koste kan gaan van de positieve impact die AI kan hebben op de productiviteit. Het is daarom belangrijk om aandacht te hebben voor het behoud van concurrentie.
Het is nog onduidelijk in hoeverre AI de productiviteitsgroei op de korte termijn kan verhogen. Er is onderzoek dat laat zien dat AI op korte termijn een negatieve impact heeft op de productiviteitsgroei, omdat bedrijven en werknemers zich moeten aanpassen. Ander onderzoek laat echter zien dat AI ook op korte termijn al zou kunnen bijdragen aan het verhogen van de productiviteitsgroei.
De leden van de NSC-fractie vragen of het IMF nog steeds uitgaat van een inflatiedoelstelling van 4% per jaar. Waarom verschilt deze doelstelling van het IMF met die van de ECB en de Fed met 2%? Of zijn deze inflatiedoelstellingen in grote mate arbitrair?
Het IMF heeft zelf geen inflatiedoelstelling. Centrale banken in ontwikkelde economieën hebben vaak een inflatiedoelstelling van op of rond de 2%, zoals de ECB.
Klopt het dat er geen vast verband is tussen inflatie en groei? Klopt het dat bijvoorbeeld de Turkse economie een inflatie heeft van 60 tot 70%, maar dat de economie toch groeit met 4 tot 5% per jaar? Klopt het dat de economie van Israël in de jaren ’80 een inflatie had van 500% per jaar, maar toch gewoon doorgroeide?
Tegelijkertijd is bekend, zo merken de leden van de NSC-fractie op, dat deflatie schadelijk kan zijn voor de economie, vanwege de prikkel om af te wachten tot de prijzen nog lager worden. Vandaar ook het programma van 2015 en latere jaren om obligaties op te kopen door de ECB (QE) en eerder de Fed. Want in 2015 en 2016 zat de Europese economie tegen deflatie aan. Hoe wordt door beleidsmakers het optimale niveau van inflatie vastgesteld?
Het klopt inderdaad dat Turkije momenteel hoge inflatie heeft (circa 50%), terwijl de economische groei naar verwachting uitkomt op 3% in 2024. Inflatie in Israël naderde in de jaren ’80 de 500%, maar economische groei (hoewel positief) stagneerde, het begrotingstekort was 17% bbp en het tekort op de lopende rekening liep op.
Er is geen vast verband tussen inflatie en groei. Op de korte termijn wordt het samenspel tussen groei en inflatie bepaald door de verhouding tussen de vraag en het aanbod van goederen en diensten, en schokken die de vraag en/of het aanbod beïnvloeden. Zo kan hogere groei leiden tot inflatie wanneer de vraag sneller groeit dan het aanbod. Hierdoor kunnen situaties van hoge groei en hoge inflatie voorkomen. Te hoge inflatie, bijvoorbeeld als gevolg van een negatieve aanbodschok, heeft een negatieve impact op de groei, omdat het de koopkracht uitholt en zorgt voor onzekerheid waardoor investeringen achterblijven.
Tegelijkertijd kan langdurige deflatie ook een negatieve impact op de groei hebben, omdat dit reële rentes verhoogt en hiermee een prikkel voor besparingen geeft.
Centrale banken proberen met een inflatiedoelstelling van 2% een balans te vinden en te voorkomen dat inflatie of te hoog is, of in negatief terrein komt. Daarbij geven centrale banken aan dat een inflatiedoelstelling van 2% laag genoeg is om te kunnen profiteren van de voordelen van prijsstabiliteit, en tegelijkertijd hoog genoeg is om te voorkomen dat inflatie in negatief terrein komt.
De leden van de NSC-fractie vragen wat in de optiek van het IMF een afdoende begrotingsbuffer is die bestand is tegen toekomstige schokken.
Het IMF geeft geen exact getal voor een afdoende begrotingsbuffer. Dit is ook afhankelijk van diverse landen-specifieke factoren. Zo kunnen lage-inkomenslanden doorgaans een minder hoge schuldquote dragen zonder financiële onrust te veroorzaken dan ontwikkelde economieën. Wel wijst het IMF in den brede op het risico van te hoge overheidsschulden. Zo gaan hogere schulden onder meer gepaard met een hogere en meer volatiele rente en toegenomen kans op financiële onrust, wat ook de financieringskosten voor bedrijven en huishoudens kan doen toenemen. Daarom adviseert het IMF landen door middel van begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen de schuldquote ten minste te stabiliseren, en waar mogelijk om te buigen naar een neerwaartse trend.
Ook vragen zij welke problemen China in de vastgoedsector ervaart. Klopt het dat China 90.000 woningen teveel heeft gebouwd en sommige woonblokken aan het slopen is? Op welke manier zal dit doorwerken naar de wereldeconomie?
China probeert al enkele jaren de overcapaciteit in de vastgoedsector af te bouwen. Het IMF besteedt hier ook ruimschoots aandacht aan in het meest recente Artikel IV over de Chinese economie. Het IMF geeft aan dat het de huidige aanpassingen in China verwelkomt, om zo de omvang van de sector terug te brengen tot een duurzame omvang na eerdere significante overproductie van woningen. Zeker op lokaal niveau kan dit leiden tot sloop van overbodige of niet afgebouwde woningen. De in de vraag genoemde cijfers over het aantal te veel gebouwde woningen ken ik niet exact, maar ik herken het onderliggende probleem nadrukkelijk wel.
De Chinese vastgoedcrisis heeft een remmend effect op de Chinese groei. Dit kan de Europese en Nederlandse economie via verschillende kanalen raken: onder meer via het handelskanaal, via financiële blootstellingen en via grondstofprijzen. Omdat het aandeel van uitvoer naar China voor Nederland nog relatief klein is, is de omvang van het (directe) handelskanaal relatief beperkt. Als ook het indirecte effect van de intermediaire leveringen via derde landen wordt meegenomen leidt een daling van de Chinese invoer met 10% tot een negatief effect op de Nederlandse uitvoer van 0,5% (0,2% alleen direct effect). Voor de eurozone is het effect van het handelskanaal groter (0,7%). Dit komt onder meer door grotere blootstelling van o.a. Duitsland. De directe financiële blootstelling van Europese financiële instellingen op China is relatief beperkt en dit kanaal heeft daardoor naar verwachting een beperkt effect op de economische ontwikkeling in Europa. Aan de andere kant is China een belangrijke importeur van grondstoffen zoals ijzererts, aluminium, koper, kolen, olie en aardgas. Verminderde activiteit in China leidt mondiaal tot lagere grondstofprijzen. Het directe effect voor grondstofimporteurs zoals de eurozone is beperkt positief. De lagere invoerprijzen voor grondstoffen dempen de effecten van andere kanalen enigszins.
Klopt dat de Argentijnse economie dit jaar krimpt met 3,5%? In hoeverre heeft dit te maken met het beleid van de nieuwe president Milei?
Het IMF raamt voor 2024 inderdaad een economische krimp van 3,5% in Argentinië. Deze krimp is gerelateerd aan de aanpassing van de Argentijnse economie onder het IMF-programma. Argentinië kent een langdurige geschiedenis van hoge inflatie, een zwakke valuta, schuldenproblematiek, en onevenwichtigheden in de handelsbalans, wat heeft bijgedragen aan economische instabiliteit. Het IMF-programma zet onder meer in op het beëindigen van de monetaire financiering van het overheidstekort. Dit onhoudbare beleid leidde tot een zeer hoge inflatie, van 211% in 2023.
De regering Milei, die in 2023 aantrad, heeft verschillende maatregelen genomen die in lijn zijn met aanbevelingen van het IMF. Het beleid is gericht op het herstellen van de macro-economische stabiliteit, en het terugdringen van het begrotingstekort en inflatie. Dit beleid draagt eraan bij dat het IMF in 2024 en 2025 een inflatie van 140% en 45% raamt. Deze cijfers zijn nog steeds uiterst hoog, maar bewegen in de goede richting. Het overheidstekort neemt naar verwachting af van een tekort van 4,6% in 2023 naar 0% in 2024. Hiermee zou Argentinië in 2024 voor het eerst in 16 jaar geen begrotingstekort hebben. Bijkomend positief signaal is dat de hervormingen bijdragen aan versterking van de reserves van de centrale bank.
Het terugdringen van het begrotingstekort leidt echter wel tot lagere binnenlandse vraag en draagt bij aan de economische krimp. Het IMF zet zich ervoor in dat het effect van de bezuinigingen op de meest kwetsbare inwoners van Argentinië gemitigeerd wordt, bijvoorbeeld door uitgaven aan sociale zekerheid te verhogen en beter te richten op de meest kwetsbare groepen. De verwachting is dat de economische aanpassing onder het IMF-programma op termijn tot economische stabiliteit en daarmee tot duurzaam hogere groei zal leiden.
Klopt het, zo vragen de leden van de NSC-fractie, dat IMF-programma’s op de korte termijn bijna altijd leiden tot recessies en meer werkloosheid? Was dit ook de reden van de massawerkloosheid en economische recessies in Oost-Europa in de jaren 1990 t/m 1993?
Het IMF ondersteunt landen met programma’s in geval van betalingsbalanscrises. De programma’s van het IMF bieden een combinatie van financiering en hervormingen, met het doel om de onevenwichtigheden die ten grondslag liggen aan de betalingsbalansproblematiek te adresseren. Zo dragen IMF-programma’s bij aan het herstel van economische stabiliteit, en leggen zij de grondslag voor duurzame economische groei. Dit kan op korte termijn gepaard gaan met maatregelen die de economie kunnen afremmen en op korte termijn tot hogere werkloosheid leiden. Het IMF probeert in de maatvoering van programma’s rekening te houden met de impact van maatregelen als bezuinigingen op de economische groei.
Daarnaast heeft het IMF een strategie ten aanzien van sociaal beleid, die mede als doel heeft om bij de vormgeving van programma’s de meest kwetsbare groepen te ondersteunen, bijvoorbeeld door gerichte steunmaatregelen onderdeel te laten zijn van programma’s.
Juist omdat landen die een IMF-programma aanvragen zich doorgaans in een economische uitdagende situatie bevinden is het lastig om conclusies te trekken over de impact van IMF-programma’s op economische groei. Een recente evaluatie van het Internal Evaluation Office van het IMF suggereert dat landen met IMF-programma’s gemiddeld genomen hogere groei kenden dan vergelijkbare landen zonder IMF-programma’s. Ook over een langere termijn vindt deze evaluatie bewijs voor een langdurig positief effect van IMF-programma’s op economische groei. Desalniettemin waren ramingen van de economische groei voor programmalanden vaak te optimistisch.
In Oost-Europa in de jaren 1990 ging de transitie van een centraal geleide economie naar een markteconomie gepaard met hoge werkloosheid en economische krimp. De overgang van een systeem van gegarandeerde werkgelegenheid naar geliberaliseerde arbeidsmarkten, en de sluiting van niet-rendabele staatsbedrijven droeg op korte termijn bij aan een stijging van de werkloosheid.
Hoe kan het dat de Russische economie nog steeds groeit, terwijl er al meer dan tien sanctiepakketten zijn geweest? Duidt dit erop dat de sancties niet werken en/of ontdoken worden door Iran en China?
Sancties hebben wel degelijk effect op de Russische economie. Zo raakt Rusland veel olie en gas inkomsten kwijt, leed Gazprom voor het eerst in 20 jaar verlies en had de Russische staat een tekort van 1,5%. De inflatie is consequent hoog rond 9%, en het ingrijpen van de Russische centrale bank remt de economie af. De hoge BBP-groei geeft daarbij een vertekend beeld. De Russische regering heeft Rusland immers omgevormd tot oorlogseconomie met hoge uitgaven aan defensie en veiligheid. Op langere termijn betekent dit ook een uitholling van het economische fundament door bijvoorbeeld lagere beschikbaarheid van technologie voor Rusland. Zoals het artikel dat ik met zeven EU-collega’s in The Guardian1 heb gepubliceerd vermeldde: Rusland geeft toekomstige rijkdom op om in het buitenland dood en verderf te zaaien. De aanpak van omzeiling blijft een kwestie van lange adem. Rusland zal immers steeds weer nieuwe manieren vinden om sancties te omzeilen. De EU zal moeten blijven innoveren met nieuwe sancties en sanctie-instrumenten en Nederland levert daar een actieve bijdrage aan.
De Oekraïense economie herstelt zich (3% groei in 2024 en 5,5% in 2025). Maar hoeveel procent is het BBP gedaald in de jaren 2022 en 2023?
De Oekraïense economie is hard geraakt door de grootschalige Russische inval. Volgens het IMF is het Oekraïense bbp in 2022 met 28,8% gekrompen. In 2023 heeft Oekraïne al een voorzichtig herstel laten zien met bbp-groei van 5,3%. Het bbp ligt nog significant onder het niveau van voor de oorlog. Oekraïne heeft daarom internationale steun nodig gedurende en na afloop van de Russische invasie.
De leden van de NSC-fractie hebben nog enkele vragen.
Waarom was er in de Voorjaarsvergadering van het IMF geen overeenstemming over de slotverklaring?
Sinds het uitbreken van de Russische aanvalsoorlog in Oekraïne is er tijdens de voorjaars- en jaarvergaderingen van het IMF geen overeenstemming bereikt over een gezamenlijke slotverklaring van het International Monetary and Financial Committee (IMFC). Er bestaat geen unanimiteit over de manier waarop verwezen moet worden naar deze oorlog in een gezamenlijke slotverklaring. Het Koninkrijk zette zich in april in voor een adequate verwijzing naar de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de mondiale impact daarvan. Wanneer geen akkoord bereikt wordt over een gezamenlijke slotverklaring, wordt na afloop van de IMFC-bijeenkomst een chair’s statement uitgegeven door het voorzitterschap van het IMFC. Dit chair’s statement vormt een alternatief voor de gezamenlijke slotverklaringen van het IMFC. Ook tijdens de aankomende jaarvergadering zal het Koninkrijk zich, namens de Kiesgroep waar Oekraïne deel van uitmaakt, inzetten voor een adequate verwijzing naar de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de mondiale economische impact daarvan.
In de IMF Voorjaarsvergadering zegde Nederland een bijdrage toe aan de Resilience en Sustainability Trust (RST) van 2,1 miljard euro. Zijn dit leningen of subsidies?
De bijdrage van 2,1 miljard euro betreft een lening. De Nederlandsche Bank (DNB) leent SDR’s door aan het IMF, waarvoor de Nederlandse Staat een garantie afgeeft. Het IMF leent deze SDR’s vervolgens door aan landen met een RST-programma. DNB ontvangt rente over het deel van de lening die het IMF daadwerkelijk inzet. Het toetsingskader risicoregelingen voor deze garantie is aan de Kamer voorgelegd op Prinsjesdag.
Vanuit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp wordt daarnaast een verplichte, eenmalige giftbijdrage van EUR 34 miljoen gedaan aan de reserverekening, die bedoeld is om risico’s van de uitstaande leningen te dekken. Deze bijdrage is reeds goedgekeurd door beide Kamers.
Is deze vorm van ontwikkelingssamenwerking via het RST, of anderszins via het IMF en de Wereldbank effectiever of minder effectief dan de traditionele ontwikkelingssamenwerking?
Het Koninkrijk is sinds de oprichting in 1944 aandeelhouder en lid van het IMF en de Wereldbank. Een deel van de Nederlandse ontwikkelingshulp loopt via deze multilaterale instellingen. Het IMF en de Wereldbank dragen bij aan financiële en economische stabiliteit, in het bijzonder via de koppeling van financiering aan beleidshervormingen die het financiële fundament van lenende landen versterken. Hiermee draagt steun vanuit deze instellingen ook bij aan de effectiviteit van andere vormen van ontwikkelingshulp. Daarnaast bieden multilaterale instellingen schaalvoordelen aan aandeelhouders. Verder hebben deze instellingen jarenlange kennis van en expertise over effectieve ontwikkelingsprogramma’s opgebouwd.
RST-programma’s richten zich specifiek op het opbouwen van weerbaarheid tegen mogelijke toekomstige betalingsbalansproblemen als gevolg van klimaatverandering en pandemieën. De beleidshervormingen die onderdeel zijn van RST-programma’s, kunnen helpen bij het katalyseren van andere vormen van klimaatfinanciering. De RST biedt daarnaast een financieringsvorm, waarbij een euro aan inleg van ODA-middelen leidt tot een veelvoud aan financiering. Zo is er voor RST-leningen alleen een relatief kleine bijdrage uit het ODA-budget aan de reserverekening van de RST nodig. De leningen zelf worden gefinancierd met SDR’s die aan het IMF worden geleend door lidstaten. In het geval van Nederland betekent dit dat met EUR 34 miljoen uit de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp ruim EUR 2 miljard aan SDR’s kunnen worden doorgeleend vanuit de Nederlandsche Bank gedekt door een garantie van de Staat.
Heeft de Coalition of Finance Ministers for Climate Action nog een eigen inbreng voor de VN Klimaatconferentie COP29?
De CFMCA is de laatste jaren vertegenwoordigd tijdens de Finance Day van de VN-klimaattoppen. De CFMCA voert geen discussies over het ambitieniveau van klimaatmaatregelen of het wenselijke niveau van klimaatfinanciering. De uitwisselingen zijn geen onderdeel van de onderhandelingen maar zijn gericht op het delen van kennis en ervaringen. Hierdoor is de CFMCA een aanvulling op de complexe VN-discussies over klimaatfinanciering.
Tijdens de aankomende COP29 vindt een CFMCA ministeriële bijeenkomst plaats, waarbij de focus zal liggen op instrumenten van Ministers van Financiën voor het mobiliseren van publieke en private investeringen voor (nationaal) klimaatbeleid. Deze bijeenkomst wordt mede-georganiseerd met COP29-President Azerbeidzjan. Als CFMCA-covoorzitters zijn Indonesië en Nederland momenteel met Azerbeidzjan in gesprek om de uitkomsten van de ministeriële CFMCA-bijeenkomst, en met name het belang van betrokkenheid van Ministeries van Financiën in klimaatbeleid, passend te laten landen in de algemene COP29-verklaring die aan het eind van de conferentie wordt aangenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26234-300.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.