26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 228 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2019

Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister van Financiën, over de Nederlandse inzet bij de Jaarvergadering van de Wereldbankgroep («de Bank»), die plaatsvindt van 18 tot en met 20 oktober in Washington, D.C.

Het kabinet beschouwt de Bank als een belangrijke en effectieve partner voor het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen voor 2030 (Sustainable Development Goals, SDG’s) en de internationale klimaatagenda. Dankzij de brede inzet van de Bank en het financiële model van de Bank waarmee de Nederlandse kapitaalinleg wordt verveelvoudigd, wordt de ontwikkelingsimpact van de financiële inzet van Nederland op voor Nederland prioritaire terreinen als klimaat, fragiliteit, onderwijs en private sectorontwikkeling versterkt.

Aan de vooravond van de Voorjaarsvergadering 2019 werd de nieuwe president van de Wereldbank David Malpass benoemd en geïnstalleerd. President Malpass heeft zich gecommitteerd aan het in 2018 overeengekomen kapitaalverhogingspakket voor de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) en de International Finance Corporation (IFC), en aan de continuïteit van de ontwikkelingsstrategie van de Wereldbank, zoals opgenomen in de Forward Look. Daarnaast heeft Malpass in diverse optredens het belang van het landenwerk van de Bank benadrukt met een focus op banen en economische groei, evenals het richten van de WB-financiering op zaken waar deze meest nodig en additioneel is. Hij zal tijdens de Jaarvergadering naar verwachting meer uitweiden over zijn aandachtspunten en accenten.

Op de formele agenda van het Development Committee, het ministeriële forum van de Jaarvergadering, staan de volgende vier onderwerpen: het World Development Report 2020: Trading for development in the age of global value chains, een update van de implementatie van het Human Capital Project, Jobs and Economic Transformation (JET), en de stemrechten binnen de International Development Association (IDA, het Wereldbankloket voor lage inkomenslanden).

Tot slot wordt u in deze brief – zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 26 maart 2019 (Kamerstuk 26 234, nr. 224) – geïnformeerd over de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over de 19e middelenaanvulling voor de International Development Association (IDA19).

Als bijlage bij deze brief is gevoegd een financieel overzicht van de Bank en de Nederlandse bijdragen eraan1, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de toezegging die werd gedaan tijdens het Algemeen Overleg op 4 april 2019 over de Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering 2019 van de Wereldbank (Kamerstuk 26 234, nr. 225).

Na afloop van de Jaarvergadering zal het kabinet uw Kamer informeren over de uitkomsten.

1. World Development Report 2020 – Trading for development in the age of global value chains

Volgens het World Development Report 2020 van de Wereldbank is de wereldhandel sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2008 minder dynamisch geworden en lijkt de groei hiervan als gevolg van integratie in de mondiale waardeketens (global value chains) af te nemen. Ook nieuwe ontwikkelingen, zoals digitalisering en handelsconflicten, hebben de toename van mondiale waardeketens verder onder druk gezet. Niettemin ziet de Wereldbank nog steeds een belangrijke plaats weggelegd voor integratie in mondiale waardeketens als instrument voor ontwikkeling. Zij kunnen een belangrijke stimulans voor economische groei en werkgelegenheid zijn. Ook betalen bedrijven die deelnemen aan mondiale waardeketens vaak hogere lonen en hebben deze relatief meer vrouwen in dienst.

Nederland onderschrijft de constateringen van het rapport en steunt de beleidsaanbevelingen van de Bank op dit terrein. Tegelijkertijd roept Nederland de Bank op meer aandacht te hebben voor de verduurzaming van waardeketens, en zich in haar beleidsdialoog en ander werk op dit terrein in te zetten voor een duurzaam en inclusief productieproces met respect voor mensenrechten en gelijkheid van kansen op eerlijk werk en een leefbaar loon. In dit kader roept het kabinet de Bank op een nog sterkere focus te leggen op klimaatmaatregelen en milieuaspecten. Zo kunnen investeringen in duurzame oplossingen en de groene en circulaire economie ontwikkelingslanden mogelijkheden bieden om ook hun maatschappelijke en ecologische weerbaarheid te vergroten. Nederland gelooft dat hiervoor een belangrijke rol is weggelegd voor de private sector.

De Wereldbank waarschuwt dat huidige handelsspanningen de verdere integratie van ontwikkelingslanden in internationale waardeketens bemoeilijken en acht het juist ook voor ontwikkelingslanden van groot belang dat de wereldhandel gebaseerd is op regels binnen een afdwingbaar kader. Het kabinet onderschrijft dit en steunt de oproep van de Bank om meer diepgaande internationale handelsakkoorden te sluiten, waarin handelsbarrières en subsidies verder aan banden worden gelegd en ook sectoren worden meegenomen die tot op heden veelal buiten de akkoorden bleven. Nederland deelt de aanbeveling van de Bank de samenwerking ook te versterken op het gebied van belastingen (zoals erosie belastinggrond, voorkomen belastingconcurrentie, winstverschuiving), mededingingsbeleid (bijvoorbeeld bij platforms), databescherming en infrastructuur. Op deze wijze kunnen ontwikkelingslanden beter gebruik maken van de mogelijkheden die integratie in mondiale waardeketens biedt.

Niettemin vraagt Nederland de Bank om nog meer oog te hebben voor de landen die zich in een fragiele context bevinden. Mondiale waardeketens kunnen juist deze landen helpen in de aanpak van de grondoorzaken van irreguliere migratie, instabiliteit en het creëren van een enabling environment voor economische groei. Ook vraagt het kabinet meer aandacht voor het onderwerp gender: hoe kunnen vrouwelijke ondernemers beter worden betrokken bij waardeketens? Tot slot is het kabinet van mening dat de Bank meer aandacht moet hebben voor regionale handelsketens, inclusief de financiering (trade finance) en diensten die handel mogelijk maken.

2. Update van de implementatie van het Human Capital Project

Tijdens de Jaarvergadering in 2018 werd het Human Capital Project (HCP) gelanceerd. Hierover werd u reeds geïnformeerd2. In de update voor de Jaarvergadering 2019 beschrijft de Bank hoe de Human Capital Index (HCI) de aandacht heeft gevestigd op de economische argumentatie om meer te investeren in menselijk kapitaal. Volgens de analyse van de Bank zullen de kosten van een sub-optimale investering in menselijk kapitaal met name zeer groot zijn in Sub-Sahara Afrika, Zuid-Azië en het Midden-Oosten en Noord-Afrika, en zal de huidige generatie jonge kinderen slechts veertig tot vijftig procent van het productiepotentieel benutten dat mogelijk was geweest bij een volledig en effectief onderwijs en goede gezondheidszorg. Dit heeft ook zijn gevolgen voor de mogelijkheden tot aanpassing aan het snel veranderende karakter van werk en aan de economische transformatie waar met name ontwikkelingslanden mee geconfronteerd worden. De Bank concludeert dat onderbenutting van menselijk kapitaal een belangrijke belemmering vormt voor vooruitgang. In de dertig laagst geklasseerde landen op de index zullen kinderen die vandaag worden geboren nauwelijks een derde van hun potentiële productiviteit als volwassenen bereiken. Een tekort aan financiering, een ineffectief gebruik van overheidsgelden, bestuurlijke problemen, en het onvoldoende toekennen van prioriteit aan menselijk kapitaal, vormen volgens de Bank de belangrijkste uitdagingen voor landen met een laag gerealiseerd potentieel van menselijk kapitaal.

Nederland steunt de analyse van de Bank en deelt de visie dat middeninkomenslanden vooral geassisteerd moeten worden bij het mobiliseren van meer belastinginkomsten om investeringen in menselijk kapitaal te bekostigen, terwijl voor de armste landen ook directe ontwikkelingsfinanciering van onderwijs en gezondheidszorg van groot belang blijft. Het kabinet is positief over de aandacht die de Bank vraagt voor het beschermen van menselijk kapitaal in conflict- en fragiele gebieden en de relatie tussen menselijk kapitaal en klimaatverandering: zo zullen slechte oogsten tot ondervoeding en beperkingen in lichamelijke ontwikkeling leiden. Nederland roept de Bank daarbij op om meer aandacht te hebben voor demografische ontwikkelingen (sterke bevolkingsgroei), en daarbij ook het beleid op gender en op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) te betrekken.

Nederland kijkt daarom uit naar de voorziene update van HCI voor individuele landen in 2020, mede gezien het toenemende gebruik van de index voor de beleidsformulering in de desbetreffende landen. De gegevens van HCI zijn van belang voor onder meer de relatie tussen onderwijs, werk en gender in de Nederlandse focusregio’s. Het vergroten van de arbeidsparticipatie van vrouwen en minderheden vraagt om een voortdurende investering in menselijk kapitaal en in levenslang leren.

Tot slot vraagt Nederland de Bank het HCP te vertalen in concrete beleidsopties. In dat kader verwelkomt het kabinet het initiatief van de Bank tot het instellen van het Human Capital Steering Committee, dat zal gaan werken aan het samenbrengen van de verschillende multisectorale activiteiten op het gebied van Human Capital Development. Nederland waardeert dan ook de inzet van de Bank bij het inrichten en opzetten van IFFEd (International Finance Facility for Education) dat door Nederland gesteund wordt.

3. Jobs and Economic Transformation (JET) – Drivers, Policy Implications and World Bank Group Support

De Bank waarschuwt dat het gat tussen beschikbare banen en het aantal werknemers dat de arbeidsmarkt instroomt snel groeit en verwacht dat tussen 2020 en 2035 620 miljoen extra mensen op de arbeidsmarkt actief worden, met name in lage-inkomenslanden. De Bank beschrijft dat ontwikkelingslanden daarom een economische transformatie moeten ondergaan. Hiervoor zal een verschuiving van lage naar middelhoge productiviteit nodig zijn, zowel binnen als tussen sectoren en bedrijven. Ook zal economische activiteit zich verder moeten verplaatsen van ruraal naar stedelijk gebied en dienen meer werkenden in loondienst te worden opgenomen. De lage inkomenslanden zullen ook de productiviteit in de landbouw moeten verhogen en activiteiten moeten verschuiven van zelfvoorzieningslandbouw naar de verwerkende industrie en servicegerichte activiteiten.

Het kabinet onderschrijft dat de private sector een belangrijke rol speelt bij deze economische transformatie. Uiteindelijk dient een betere balans gevonden te worden tussen de rol van de publieke sector in ontwikkelingslanden als werkgever en verlener van primaire diensten enerzijds, en het belang van het faciliteren van een goed functionerende private sector anderzijds. Om mensen beter voor te bereiden op de banen van de toekomst en de economische transformatie, is Nederland van mening dat het nodig is dat landen wereldwijd de betrokkenheid van burgers bij overheidsbeleid en de verantwoording door de overheid moeten versterken.

Het kabinet zet zich ervoor in dat het onderwerp van Jobs and Economic Transformation beter geïntegreerd wordt in het werk van de Bank. De discussie tijdens de Jaarvergadering is in die zin een eerste stap in het ontwikkelen van een bredere strategie. De Bank zal – zowel bij haar verder analytisch werk op dit terrein als in haar landenprogramma’s – moeten samenwerken met partners die de capaciteit, de kennis en de financiële middelen hebben om in de lokale context te opereren. Het delen van kennis en het gebruik van best practices, met name door middel van samenwerking met de private sector, is hierin cruciaal. De Bank is goed gepositioneerd om deze partnerschappen te faciliteren.

4. Herziening stemrechtraamwerk International Development Association (IDA)

In het eindrapport van de 18e middelenaanvulling voor IDA hebben de onderhandelaars het Bankmanagement verzocht om met een herziening van het stemrechtraamwerk te komen voor IDA. Het huidige raamwerk heeft twee doelen: (i) stemrecht geven aan IDA-donoren («Part I-landen», ontwikkelde landen) en hun relatieve bijdragen reflecteren, en (ii) stemrecht behouden voor de overige landen («Part II-landen», vooral ontwikkelingslanden). Part II-landen worden daarbij beschermd tegen verwatering van hun stemgewicht bij nieuwe middelenaanvullingen. Het is aan landen zelf om te beslissen om al dan niet te gradueren naar Part I-status en daarmee achteruit te gaan in hun stemgewicht (of meer bij te dragen aan IDA om hun stemgewicht te behouden).

Het systeem is complex en – ondanks verschillende pogingen daartoe – sinds 1971 niet herzien (net zo min als de classificatie van Part-I en Part-II landen). Hoewel de IDA-stemrechten in de praktijk zelden worden gebruikt, omdat besluitvorming doorgaans plaatsvindt op basis van consensus, leidt het huidige systeem tot suboptimale prikkels voor bijdragen aan IDA, met name voor nieuwe donorlanden die nog steeds kwalificeren als Part II-land. Ook zonder substantiële (verhoging van hun) bijdragen aan IDA blijft het voor deze landen immers mogelijk hun stemgewicht te handhaven. Ook hebben sommige inmiddels ontwikkelde landen, die nog steeds als Part II-land worden aangemerkt, ondanks hun veel lagere (historische) bijdragen aan IDA toch een vergelijkbaar stemgewicht als sommige belangrijke Part I-donoren. Het past ook niet bij het hybride model van IDA dat sinds de 18e middelenaanvulling ook geld op de kapitaalmarkt ophaalt, waarvoor stevige governance (inclusief representatie) is vereist. Nederland heeft zich de afgelopen tijd als één van de voorlopers ingezet voor de herziening van het raamwerk, waarbij principes als transparantie, eerlijkheid, bescherming van ontvangende landen en versterking van prikkels om bij te dragen aan IDA centraal dienen te staan. Mede hierdoor is een brede coalitie ontstaan van landen die de herziening een warm hart toedragen en heeft de Bank nu een eerste aanzet tot herziening gedaan.

Om een zo breed mogelijk draagvlak voor de herziening te bewerkstelligen, wordt deze tijdens de Jaarvergadering aan de Gouverneurs ter instemming voorgelegd. Leidende principes daarbij zijn dat (i) het raamwerk bestaande en nieuwe donoren moet stimuleren om bij te dragen aan IDA, (ii) het stemgewicht van ontvangende landen dient te worden beschermd, (iii) het proces billijk en inclusief is, (iv) financiële duurzaamheid van IDA op lange termijn gewaarborgd wordt, (v) aanpassingen aan de IDA Articles of Agreement alleen worden overwogen als er geen alternatieven zijn, en (vi) de herziening ontkoppeld zal zijn van de 19e middelenaanvulling en van de 2020 IBRD/IFC Shareholding Review 3. Met een mandaat langs deze lijnen zal de Raad van Bewindvoerders het stappenplan en de mijlpalen voor de herziening bepalen en de herziening leiden, met regelmatige updates aan de IDA-deputies en een update aan de Gouverneurs tijdens de Jaarvergadering in 2020.

Nederland verwelkomt de voorgestelde herziening en de bijbehorende leidende principes (incl. dat van eerlijkheid), reikwijdte en doelstelling en benadrukt daarbij het belang van een duidelijk tijdspad voor de herziening, incl. duidelijke deadline.

5. Negentiende middelenaanvulling van IDA

IDA is het Wereldbankonderdeel dat zachte en rentevrije leningen met lange looptijden en, in sommige gevallen, schenkingen verstrekt aan de 76 armste landen die geen toegang hebben tot de kapitaalmarkt, of slechts tegen ongunstige voorwaarden. Het concessionele karakter van IDA-financiering vereist dat de middelen elke drie jaar worden aangevuld door donorlanden. Dit gebeurt op basis van giften en zachte leningen van donoren aan IDA. Aan de middelenaanvulling gaat een onderhandelingstraject vooraf.

Sinds de oprichting van IDA in 1960 hebben donoren tot op heden via achttien middelenaanvullingen in totaal USD 234 miljard bijgedragen aan IDA. Daarmee heeft IDA sinds de oprichting USD 391 miljard aan financiering kunnen verstrekken aan de allerarmste landen. Nederland heeft in totaal USD 9,9 miljard bijgedragen aan IDA, een aandeel van 3,59%. Sinds de laatste, 18e middelenaanvulling (IDA18) haalt IDA daarnaast ook zelf financiering uit de kapitaalmarkt. Dit levert IDA aanzienlijk meer financiële capaciteit op, waarmee de beschikbare financiering voor de armste landen is vergroot van USD 52 miljard voor de periode 2014–2017 naar een totaal van USD 75 miljard voor de periode 2017–2020. Nederland heeft in 2.016 EUR 748 miljoen bijgedragen aan IDA18, waarmee Nederland de achtste donor is.

Mijn voorganger heeft uw Kamer op 31 januari 2017 (Kamerstuk 26 234, nr. 195) geïnformeerd over de uitkomsten van de IDA18 onderhandelingen. Zo zijn de Nederlandse ontwikkelingsprioriteiten nadrukkelijk gereflecteerd in de gekozen thematische focus van IDA18: fragiliteit, gender, klimaatverandering, governance en werkgelegenheid. Ook is onder IDA18 het instrumentarium uitgebreid voor privatesectorontwikkeling, weerbaarheid en crisisrespons en vluchtelingen. Volgens schattingen van IDA zou met de bijeengebrachte middelen tussen 2017 en 2020 toegang tot water geboden worden aan 45 miljoen mensen, basisgezondheidsdiensten aan 400 miljoen mensen, financiële diensten aan 4–6 miljoen mensen, leerkrachten opgeleid worden voor meer dan 300 miljoen kinderen, veilige kraamzorg geboden worden aan 11 miljoen vrouwen en 5 gigawatt extra geleverd worden aan hernieuwbare energie. In deze periode heeft IDA bovendien de inzet in landen die getroffen zijn door fragiliteit of conflict verdubbeld ten opzichte van IDA17 (2014–2017). Halverwege de implementatieperiode ligt IDA18 zowel in termen van verstrekte financiering als in het voldoen aan de beleidstoezeggingen op koers.

Dit jaar vinden onderhandelingen plaats over de 19e middelenaanvulling van IDA (IDA19) voor de periode 2020–2023. Deze spelen zich af tegen een achtergrond van een stagnerende daling van extreme armoede in de wereld. Hoewel 31 landen het IDA-loket zijn ontgroeid sinds de oprichting van IDA in 1960, zijn er nog steeds 76 landen die afhankelijk zijn van IDA-financiering, waarbinnen vijf op de zes mensen leven van minder dan USD 5,5 per dag en het risico lopen terug te vallen in extreme armoede bij een economische schok of natuurramp. Ook raakt armoede steeds meer geconcentreerd in fragiele staten die weinig weerbaar zijn bij crises. Zo constateerde de Bank dit voorjaar dat het groeipotentieel in met name Sub Sahara Afrika is afgenomen, waar naar verwachting in 2030 zo’n 80% van de allerarmsten leven. Hierdoor wordt het volgens de Bank nog lastiger om de Sustainable Development Goals in 2030 te halen. Dit wordt verder bemoeilijkt door toenemende schuldenproblematiek. Zo heeft ten minste 40% van de lage inkomenslanden te maken met een (ernstige dreiging van) schuldenproblematiek. Dit geldt zelfs voor twee derde van de fragiele staten. Dit pleit voor een belangrijke rol voor verantwoorde en concessionele financiering.

Voor het verder uitbannen van extreme armoede, het bereiken van de Sustainable Development Goals en het uitvoeren van de klimaatafspraken blijft IDA als grootste verschaffer van concessionele financiering de belangrijkste partner van de allerarmste landen. IDA speelt bovendien een belangrijke rol in de internationale OS-architectuur als het gaat om financiële slagkracht, beleidsdialoog, lokale aanwezigheid en het tegengaan van fragmentatie en bevorderen van coördinatie op landenniveau. In de donor rankings springt IDA eruit als effectief en transparant kanaal voor ontwikkelingssamenwerking.

Nederland hecht aan IDA als een belangrijk kanaal voor het verwezenlijken van de Nederlandse ontwikkelingsprioriteiten en daarmee aan een goed gekapitaliseerde IDA met voldoende financiële slagkracht om het behalen van de SDG’s te ondersteunen. Voor IDA19 zet Nederland in op de volgende uitgangspunten:

  • IDA19 moet zo goed mogelijk aansluiten op Nederlandse ontwikkelingsprioriteiten en tegelijkertijd inspelen op de bovengenoemde mondiale uitdagingen. Dit betekent behoud en verdieping van de bestaande thematische speerpunten (fragiliteit, klimaat, gender, werkgelegenheid en bestuur) en speciale loketten (voor vluchtelingen, privatesectorontwikkeling, regionale samenwerking, en crisisrespons). Daarnaast dient IDA19 een aantal belangrijke nieuwe, dwarsdoorsnijdende thema’s te verweven in haar beleid en operaties: naast technologie en schuldhoudbaarheid is daarbij mede op aandringen van Nederland ook een belangrijke plek ingeruimd voor menselijk kapitaal met daarbinnen bijzondere aandacht voor vrouwen en jongeren voor het bevorderen van kansen en inclusiviteit. Met deze prioriteiten is het aanpakken van grondoorzaken van vluchtelingenstromen ook integraal onderdeel geworden van het IDA-beleid. Daarnaast dient IDA steun te blijven bieden aan IDA-landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen.

  • Gezien de toenemende concentratie van armoede in fragiele staten en (post-) conflictgebieden wil Nederland dat de Bank zijn inzet in deze regio’s verder intensiveert (met een duidelijke strategie, meer financiële middelen en verdere decentralisatie), beter coördineert met andere ontwikkelingspartners (zoals VN), en daarbij zowel aandacht heeft voor conflictpreventie, als betrokken blijven in conflictsituaties. Daarnaast wil Nederland dat de ontwikkeling van menselijk kapitaal ook in deze gebieden wordt bewerkstelligd, met extra aandacht voor toegang tot onderwijs en gezondheidszorg voor meisjes en vrouwen. IDA lijkt hier gehoor aan te willen geven.

  • Klimaat wordt wat Nederland betreft – gesteund door veel andere donoren – een nog belangrijker thema in IDA19, met verhoogde ambitie zowel op hernieuwbare energiedoelstellingen als voor wat betreft focus op adaptatie en weerbaarheid. Daarnaast wil Nederland dat IDA klantlanden meer zal assisteren bij het consistenter maken van hun klimaatdoelstellingen met Parijs.

  • Met de private sector als motor van economische transformatie en groei, zetten Nederland en veel andere donoren erop in dat in IDA19 het private sector loket wordt voorgezet en verder verfijnd. Deze inzet hangt samen met de wens van Nederland dat in IDA19 meer nadruk komt te liggen op het versterken van vaardigheden en digitalisering, om zo de kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten.

  • Nederland en andere donoren zetten verder in op schuldhoudbaarheid als aandachtsgebied in IDA19, gegeven de oplopende schuldenproblematiek in IDA-landen. Dit betekent het kritisch onder de loep nemen van IDA’s eigen leeninstrumenten en -beleid om prikkels te versterken voor klantlanden om duurzaam en transparant leenbeleid te voeren. Daarnaast ziet Nederland uitbreiding van lokale valutafinanciering als een ander belangrijk kanaal daartoe, aangezien wisselkoersrisico’s die samenhangen met dollarleningen aan schuldenproblematiek kunnen bijdragen. Ook wil Nederland dat klantlanden intensiever worden bijgestaan via technische assistentie en dat nog intensiever de dialoog wordt gevoerd met (niet-traditionele) crediteuren.

Aansluitend op de jaarvergadering worden de beleidsprioriteiten en de financiële kaders van de middelenaanvulling uitgewerkt, waarbij de verwachting is dat de bovengenoemde aandachtsgebieden hun weerslag zullen vinden in het onderhandelingsresultaat. Afronding van de huidige onderhandelingsronde is voorzien in december 2019, wanneer donorlanden hun bijdragen zullen toezeggen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 26 234, nr. 216

X Noot
3

Het doel van de vijfjaarlijkse IBRD/IFC Shareholding Reviews is om de verhoudingen binnen IBRD en IFC beter te laten aansluiten op de veranderende verhoudingen in de wereldeconomie en hierbij recht te doen aan de positie van ontwikkelingslanden binnen de Bank, waarbij de bijdragen aan IDA-middelenaanvullingen eveneens worden gereflecteerd in IBRD-stemverhoudingen via de zogenoemde dynamische formule. Deze onderhandelingen zijn erg complex en leiden doorgaans tot broze evenwichten. In 2015 heeft Nederland daarom gepleit voor een geleidelijke en evenwichtige herverdeling van stemgewichten, waarbij er voldoende oog is voor de positie van kleine en middelgrote landen, en eventuele verliezen in stemgewicht zo eerlijk mogelijk worden verdeeld.

Naar boven