26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 194 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2016

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Financiën, het verslag aan van de jaarvergadering van de Wereldbankgroep, die plaatsvond van 7 tot en met 9 oktober 2016 in Washington, DC. Op 26 september 2016 is uw Kamer per brief geïnformeerd over de beoogde Nederlandse inzet (Kamerstuk 26 234, nr. 191). Op 6 oktober 2016 zijn vragen van uw Kamer in een schriftelijk overleg beantwoord (Kamerstuk 26 234, nr. 192).

Het hoofdthema van de jaarvergadering en de plenaire bijeenkomst van het Development Committee was de toekomststrategie van de Bank, de zogeheten Forward Look. De strategie zet uiteen hoe de Bank de komende jaren uitvoering zal geven aan haar twee kerndoelstellingen (het uitbannen van extreme armoede en het bereiken van gedeelde welvaart in 2030), de klimaatafspraken en zal bijdragen aan de Global Goals voor duurzame ontwikkeling. Ook is gesproken over de zogenaamde dynamische formule, een verdeelsleutel op basis waarvan zal worden beoordeeld of een herverdeling van aandelen en stemgewichten van landen binnen de Bank noodzakelijk is.

En marge van de beraadslagingen heeft de Nederlandse delegatie verschillende gesprekken gevoerd met het topmanagement van de Bank en deelgenomen aan een paneldiscussie over de verbetering van arbeidsomstandigheden in de textielindustrie.

Aansluitend op de jaarvergadering vonden onderhandelingen plaats over de driejaarlijkse middelenaanvulling van het ontwikkelingsfonds van de Bank voor de armste landen, de International Development Association (IDA). Voorafgaand aan de jaarvergadering is uw Kamer geïnformeerd over de Nederlandse inzet (Kamerstuk 26 234, nr. 191). Na afronding van de onderhandelingen, voorzien in december 2016, zal het kabinet net als bij eerdere middelenaanvullingen verslag doen en uw Kamer informeren over de Nederlandse bijdrage1.

De schriftelijke en mondelinge interventies die Nederland namens de kiesgroep inbracht in het Development Committee zijn bijgevoegd, evenals het Communiqué van de vergadering.

In antwoord op vragen van het lid Van Laar naar aanleiding van de kabinetsbrief van 16 juni 2016 over financiële ontwikkelingen in Mozambique (Kamerstuk 33 625, nr. 216), rapporteert het kabinet hierbij tevens over het tegengaan van fraude en onjuist rapporteren bij de besteding van hulpgelden in Mozambique, conform de toezegging aan uw Kamer gedaan tijdens het Wetgevingsoverleg Jaarverslag BuHa-OS 2015 van 21 juni 2016 om dit aan te kaarten bij de Bank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Europese Unie (EU) (Kamerstuk 34 475 XVII, nr. 9).

1. Strategie 2030: Forward Look

Eén van de twee agendapunten van het Development Committee was de vaststelling van de toekomststrategie van de Bank, waarin de Bank ambieert om een leidende rol te blijven spelen in de internationale ontwikkelingsarchitectuur. In 2017 wordt op basis van de strategie en de vraag naar financiering van klantlanden overwogen of de financiële capaciteit van de verschillende instellingen van de Bankgroep volstaat of dat een kapitaalverhoging noodzakelijk is. Nederland heeft binnen de Bank de toon gezet voor deze volgtijdelijkheid: aan de basis van een eventuele kapitaalverhoging (bigger Bank) moet een goed uitgewerkte toekomststrategie (better Bank) ten grondslag liggen.

Veel van de prioriteiten die Nederland in gesprekken met het Bankmanagement heeft opgebracht zijn in de strategie opgenomen, waarmee sprake is van verdere convergentie van beleid tussen Nederland en de Bank.2 Zo wordt ingezet op fragiele staten, waar extreme armoede zich de komende jaren zal concentreren, en wordt aandacht besteed aan het aantrekken van private financieringsstromen en het mobiliseren van binnenlandse middelen (domestic resource mobilization) om de benodigde extra financiering voor ontwikkeling te genereren. Tegelijkertijd bevat de strategie een aanzet om te komen tot een efficiëntere en flexibelere Bank. De Bank blijft hiermee voor Nederland een belangrijke partner in het bereiken van ontwikkelingsresultaten.

Nederland heeft de Bank opgeroepen om de gepresenteerde ambities via een werkprogramma met duidelijke doelstellingen te vertalen naar concrete resultaten en gevraagd om de voortgang te bespreken bij de voorjaarsvergadering van april 2017. Verder heeft Nederland ingezet op drie aspecten waar de Bank nog stappen kan zetten om dichter tot haar klantlanden, de private sector en het maatschappelijk middenveld te komen. Allereerst moet ten minste de helft van het Bankpersoneel werken in de klantlanden, daar waar ontwikkeling plaatsvindt. Ten tweede moet de Financing for Development-agenda aantoonbaar doorwerken naar de landenprogramma’s van de Bank, onder andere door duidelijk te maken hoeveel privaat geld wordt gemobiliseerd. Ten derde moet de Bank haar samenwerking met het maatschappelijk middenveld tijdens de hervorming van de safeguards ook op projectniveau vormgeven, met name in fragiele staten.

Tijdens de jaarvergadering presenteerde de Bank ook het rapport «Taking on Inequality,»3 waarin de Bank stelt dat het bestrijden van ongelijkheid een voorwaarde is voor het uitbannen van extreme armoede in 2030. In een gesprek met Paul Romer, de nieuwe hoofdeconoom van de Bank, onderschreef Nederland de inzet van de Bank om ongelijkheid tegen te gaan en ontwikkeling inclusief te maken om te zorgen dat niemand achter blijft (Leave No One Behind). Wat Nederland betreft is daarbij modernisering van handelspolitiek nodig om globalisering eerlijker te maken voor iedereen.

Hoewel de door President Kim ingezette bezuinigingsoperatie van 400 miljoen dollar in 2018 wordt afgerond, heeft Nederland benadrukt dat het niet kan blijven bij een eenmalige exercitie. Kostenefficiëntie en innovatief gebruik van middelen blijven noodzakelijk om effectief te opereren. Kwaliteit en selectiviteit moeten daarbij leidend zijn. Tegelijkertijd heeft Nederland aangegeven dat de Bank de komende jaren gebaat is bij organisatorische stabiliteit, om de transformatie van de Bank die President Kim in zijn eerste termijn is gestart te bestendigen.

2. Voice

Het tweede agendapunt van het Development Committee betrof de vaststelling van de dynamische formule, waarover het afgelopen jaar in de Bestuursraad van de Bank is onderhandeld. De formule dient als inbreng voor een evaluatie van het aandeelhouderschap, waarbij wordt beoordeeld of een herverdeling van aandelen via een zogeheten selectieve kapitaalverhoging noodzakelijk is. Dit zou moeten leiden tot een evenwichtiger verdeling van stemgewichten van landen binnen de Bank, zodat recht wordt gedaan aan de veranderende economische verhoudingen en de positie van ontwikkelingslanden. Nederland stelt zich constructief op in deze discussie en heeft zich ingezet om de stem van ontwikkelingslanden binnen de Bank te vergroten.

In het Development Committee heeft Nederland zich gedistantieerd van de voorgestelde opzet van de formule, waarbij 80 procent gewicht wordt toegekend aan de economische omvang van landen (BBP) en slechts 20 procent gewicht aan de financiële bijdragen van landen aan IDA. Toepassing van de huidige formule leidt niet tot de beoogde geleidelijke en evenwichtige herverdeling van het aandeelhouderschap. Het levert een kleine groep van grote landen een nog groter aandeel op ten koste van de meeste andere landen, waaronder ontwikkelingslanden en Nederland. Tegenover President Kim heeft Nederland benadrukt dat het onwenselijk is dat IDA-bijdragen slechts beperkt gewicht krijgen in de formule. Enerzijds worden opkomende economieën hiermee onvoldoende aangemoedigd om (naar rato) bij te dragen, terwijl anderzijds grote donoren zoals Nederland te weinig erkenning krijgen voor hun bijdragen.

Nederland heeft de Bank opgeroepen om de uitkomst van de formule in een volgend stadium te verzachten, onder andere door een limiet te stellen aan hoeveel individuele aandeelhouders daadwerkelijk in aandeel achteruit mogen gaan. Daarbij moet er voldoende oog zijn voor de positie van kleine en middelgrote landen en het belang van IDA. Tegelijkertijd moet de samenstelling, structuur en regionale zetelverdeling van de Bestuursraad van de Bank niet ter discussie staan. Volgens President Kim moet de formule slechts gezien worden als de «wiskundige» fase van de herziening van het aandeelhouderschap. In de hierop volgende fase wordt de herziening verder uitgewerkt, waarbij Kim toezegde zich te zullen inzetten om verliezen zo goed en eerlijk mogelijk te verzachten en te verdelen.

3. Migratie en ontwikkeling

De Bank is goed gepositioneerd om zich vanuit haar kernmandaat in te zetten op het aanpakken van de grondoorzaken van vluchtelingenstromen en om de duurzame opvang van vluchtelingen in gastlanden te bevorderen. Nederland heeft hierbij gepleit voor een nauwe samenwerking van de Bank met andere organisaties. In Jemen worden de programma’s van de Bank bijvoorbeeld uitgevoerd door de Verenigde Naties. Met de Vicepresident van de Bank voor het Midden-Oosten, Hafez Ghanem, besprak Nederland de eerste projecten van de Bank in Libanon en Jordanië die worden gefinancierd uit een speciale zachte leningenfaciliteit voor de Syrië-regio (Concessional Financing Facility). Deze faciliteit is mede op aandringen van Nederland opgericht om vluchtelingen toekomstperspectief te bieden en de weerbaarheid van gastgemeenschappen te vergroten door toegang tot werk en basisvoorzieningen zoals onderwijs te verbeteren. Inmiddels is de faciliteit opengesteld voor alle middeninkomenslanden als onderdeel van het door de Bank opgerichte Global Crisis Response Platform. Dit platform dient als een coördinatiemechanisme voor het crisisinstrumentarium van de Bank, waartoe Nederland tijdens de voorjaarsvergadering in april 2016 had opgeroepen. Ten slotte heeft Nederland zich ingezet voor meer ondersteuning via IDA aan vluchtelingen en gastgemeenschappen in de armste landen.

4. Arbeidsomstandigheden in de textielindustrie

Op uitnodiging van de private sectortak van de Bank, de International Finance Corporation (IFC), nam Nederland deel aan een paneldiscussie met de International Labour Organisation (ILO), Nike en de Haïtiaanse textielfabrikant Codevi over het verbeteren van arbeidsomstandigheden in de textielindustrie. Zowel Nike als Codevi beaamden dat een betere behandeling van werknemers leidt tot betere bedrijfsresultaten en dus een goede investering is. Nederland signaleerde een groeiend bewustzijn over eerlijke kleding onder consumenten en ging in op de rol van de overheid om partners bij elkaar te brengen in een gezamenlijke publiek-private aanpak. Daarbij sprak Nederland steun uit voor het zogeheten Better Work-programma van IFC en ILO voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in de textielindustrie en riep op tot verdere opschaling daarvan om wereldwijd resultaten te boeken.

5. Fraudebestrijding

Naar aanleiding van het bewust verzwijgen van leningen door de Mozambikaanse regering heeft Nederland het tegengaan van fraude en de verplichting om leningen te rapporteren opgebracht binnen de instellingen van de Bank, het IMF en de EU. Nederland heeft, net zoals deze instellingen en andere landen, besloten om directe ontwikkelingssteun aan de centrale overheid van Mozambique op te schorten. Daarbij heeft Nederland samen met het IMF gevraagd om een onafhankelijke internationale audit om te onderzoeken hoe Mozambique de leningen heeft kunnen aangaan zonder medeweten van haar parlement en internationale partners, om dit in de toekomst te kunnen voorkomen. Deze audit is inmiddels gestart.

Fraude zet hulpgelden op het spel, waardoor juist de armen het slachtoffer zijn. Nederland zet zich dan ook in voor strenge maatstaven om fraude tegen te gaan. Zowel de Bank, het IMF als de EU spelen in multilateraal verband een belangrijke rol om goed bestuur te bevorderen. Zij beschikken daarbij over verschillende instrumenten om financiële middelen te beschermen tegen malversaties. Zo heeft de Bank eigen regelgeving en een speciale Vicepresident om fraude en corruptie te voorkomen, tegen te gaan en te bestraffen. Het IMF heeft een misreporting- en safeguards-beleid om risico’s van misbruik en onjuist rapporteren te minimaliseren. Binnen de EU beschikt de organisatie voor ontwikkelingssamenwerking (DEVCO) over eigen fraudebeleid en heeft de Europese Commissie een onafhankelijk bureau (OLAF) met autonome bevoegdheden om op te treden tegen fraude. Binnen de instellingen wordt periodiek gesproken over fraudebestrijding en worden controlemechanismes regelmatig geëvalueerd, waarbij Nederland voor een strikt optreden staat.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Zie IOB-evaluatie «Working with the World Bank,» 2013 (nr. 374).

X Noot
3

Raadpleegbaar via http://www.worldbank.org/PSP.

Naar boven