26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 182 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2016

Op 26 januari jl. zijn de IMF quota en governance hervormingen formeel in werking getreden. Deze hervormingen zijn reeds in 2010 overeengekomen, maar lagen lange tijd stil omdat het Amerikaans Congres ze niet ratificeerde. Op 18 december 2015 besloot het Congres, onder een voorwaarde, akkoord te gaan met de ratificatie. Aan deze voorwaarde is inmiddels voldaan, waardoor de quota en governance hervormingen van kracht zijn.

In deze brief informeer ik u over de gevolgen van de implementatie van de 2010 hervormingen, alsmede over de voorwaarde van het Amerikaans congres en de gevolgen daarvan.

Inwerkingtreding 2010 hervormingen

Door de inwerkingtreding van de veertiende quotaherziening, die onderdeel uitmaakt van de 2010 hervormingen, verdubbelen de permanente quotamiddelen van het IMF tot een totaal van 476,8 miljard SDR (607,42 miljard euro1). Ook vindt er een verschuiving plaats van zes procent aan stemgewicht naar dynamische opkomende en ontwikkelde economieën, zodat de aandelen van deze landen een betere afspiegeling zijn van hun posities in de wereldeconomie. Voor Nederland resulteert de quotaverschuiving in een afname van het huidige quota-aandeel van 2,16 procent naar een quota-aandeel van 1,84 procent.

Naast een verdubbeling van de quotamiddelen, betekent de implementatie van de hervormingen dat alle bewindvoerders in de raad van bewindvoerders voortaan worden verkozen. De statuten van het IMF zijn gewijzigd om dit mogelijk te maken, aangezien daarin was vastgelegd dat de vijf leden met het grootste quota-aandeel het recht hebben hun eigen bewindvoerder te benoemen. De VS, Duitsland, Japan, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk namen hierdoor nooit deel aan de verkiezingen van bewindvoerders. Voortaan zullen ook de grootste leden deelnemen aan de verkiezingen, waardoor ook deze landen in de toekomst met andere landen een kiesgroep kunnen vormen.

De Europese ontwikkelde economieën hebben in 2010 ook afgesproken dat ze het aantal Europese bewindvoerders in de raad van bewindvoerders met twee zullen reduceren ten gunste van de opkomende economieën. Deze afspraak dient uiterlijk bij de verkiezing van de bewindvoerders volgend op de inwerkingtreding van de 2010 hervormingen nagekomen te zijn. Concreet betekent dat de verkiezing in oktober 2016. Nederland en België hebben de grootste bijdrage geleverd aan deze afspraak door samen een gehele stoel vrij te spelen voor de opkomende economieën. Zwitserland is daarnaast met Polen (dat als opkomende economie geldt) gaan rouleren in haar kiesgroep en de Scandinavische landen hebben binnen hun kiesgroep meer ruimte vrijgespeeld voor de Baltische staten (eveneens opkomende economieën). Momenteel resteert nog ongeveer een derde stoel. In de komende maanden zal binnen Europa besloten worden hoe deze resterende een derde stoel wordt ingevuld. Daarbij zal ik het standpunt innemen dat de Nederlands-Belgische kiesgroep haar deel geleverd heeft.

In 2010 is verder afgesproken dat de quotaformule uiterlijk januari 2013 herzien zou worden en de vijftiende quotaherziening in januari 2014 afgerond zou worden. Beide deadlines zijn niet gehaald vanwege het uitblijven van de ratificatie door het Amerikaans congres. Aangezien de 2010 hervormingen formeel in werking zijn getreden, kan dit werk weer opgepakt worden. De IMF raad van bewindvoerders zal op korte termijn een nieuwe deadline vaststellen voor de vijftiende quotaherziening en de herziening van de quotaformule. De IMF leden hebben zich eraan gecommitteerd om over beide herzieningen een gezamenlijk besluit te nemen.

Het is positief dat de 2010 hervormingen na lange tijd eindelijk in werking zijn getreden. Door het pakket staat het IMF er sterker voor en wordt de afhankelijkheid van tijdelijke geleende middelen minder groot (zie hieronder). Daarnaast zorgen de verschuivingen in stemgewicht en de overeengekomen hervormingen van de raad van bewindvoerders ervoor dat de opkomende economieën in het IMF beter vertegenwoordigd zijn.

Gevolgen voor Nederland

De IMF leden hebben dertig dagen de tijd om hun quota-inleg te betalen. Het volledige bedrag aan garanties voor ophoging van het Nederlands quota-aandeel is reeds ingeboekt op de begroting van Financiën. Binnen dertig dagen na de formele inwerkingtreding zal DNB namens Nederland de additionele quotamiddelen beschikbaar stellen aan het IMF.

De Nederlandse quotamiddelen bedragen momenteel 5,1624 miljard SDR (6,58 miljard euro). Dit bedrag stijgt door de inwerkingtreding van de 2010 hervormingen naar 8,7365 miljard SDR (11,13 miljard euro). De Nederlandse quotamiddelen verdubbelen niet door de verschuiving van stemgewicht naar ondervertegenwoordigde IMF leden, die er verhoudingsgewijs meer quota bij krijgen.

In 2010 is afgesproken dat als gevolg van de verdubbeling van de quotamiddelen, de middelen van de New Arrangements to Borrow (NAB) afgebouwd zullen worden. De NAB zijn tijdelijke middelen ter aanvulling op de permanente quotamiddelen om het IMF van voldoende middelen te voorzien. Dat betekent dat de NAB met een totale omvang van 370 miljard SDR (471,37 miljard euro) zal afnemen met 187,6 miljard SDR (239 miljard euro). De resterende omvang van de NAB is hierdoor 182,4 miljard SDR (232,37 miljard euro). Nederland is een van de 38 IMF leden die bijdragen aan de NAB. De garantie van de Nederlandse staat aan DNB voor de NAB gaat door de inwerkingtreding van de 2010 hervormingen omlaag van 9,0437 miljard SDR (11,52 miljard euro) naar 4,5948 miljard SDR (5,85 miljard euro). Dit betekent dat de totale garantie van Financiën aan DNB inzake het IMF netto wordt afgebouwd met 4,4489 miljard SDR (5,67 miljard euro).

Hervormingen IMF leenraamwerk

Zoals gezegd heeft het Amerikaans Congres in het besluit van december voor de ratificatie van de 2010 hervormingen een voorwaarde opgenomen. Deze voorwaarde hield in dat de Amerikaanse regering alles in het werk moest zetten om de systemic exemption uit het IMF beleid te verwijderen.

De systemic exemption maakte tot voor kort onderdeel uit van de criteria van het IMF leenraamwerk voor programma’s met een exceptioneel grote omvang2. Het IMF mag een dergelijk programma alleen verstrekken wanneer de publieke schuld van het betreffende land op de middellange termijn houdbaar is. Bestaat hierover twijfel, dan moet de schuldhoudbaarheid hersteld worden, bijvoorbeeld door een schuldherstructurering. De systemic exemption vormde hierop een uitzondering. Wanneer een risico bestond op internationale spillovers, mocht het IMF bij twijfel over de schuldhoudbaarheid toch een uitzonderlijk groot programma verstrekken, zonder herstel van de schuldhoudbaarheid.

Het IMF heeft in juni 2014 voorgesteld om de systemic exemption te verwijderen, omdat de uitzondering niet bijdroeg aan de verbetering van de schuldhoudbaarheid in programmalanden. Ook maakte de systemic exemption het mogelijk dat private crediteuren hun risico’s konden afwentelen op het IMF en eventuele andere publieke crediteuren3, doordat bail in geen vereiste was. Omdat de uitzonderingsregel bovendien alleen gold voor systeemrelevante landen, konden niet alle IMF leden er gebruik van maken. Tegelijkertijd stelde het IMF in 2014 voor om als alternatief bij twijfel over de schuldhoudbaarheid de optie van een schuldherprofilering te introduceren. Met deze mildere vorm van een schuldherstructurering zou een programmaland aflossingsverplichtingen op de publieke schuld tijdelijk kunnen uitstellen tot na de duur van het programma en vindt er bail in plaats van de private sector. Door het uitstel van de aflossingsverplichtingen is er meer tijd om door implementatie van het hervormingsprogramma het vertrouwen van de markt te herstellen. Is het programma niet afdoende, dan zal het IMF bij een vervolgaanvraag voor financiële steun alsnog als voorwaarde stellen dat crediteuren door een schuldherstructurering bijdragen aan het programma.

Nederland was voorstander van deze voorstellen en heeft zich sinds 2014 hard gemaakt voor aanname 4. Het is dan ook positief dat de IMF raad van bewindvoerders op 20 januari formeel heeft ingestemd met de voorgestelde aanpassingen van het leenraamwerk. De aangepaste criteria van het leenraamwerk voor uitzonderlijk grote programma’s zorgen voor meer flexibiliteit en borgen tegelijkertijd de schuldhoudbaarheid. De burden sharing die van de private sector wordt gevraagd zal bovendien de marktdiscipline versterken doordat crediteuren minder geneigd zullen zijn om een bail out in te prijzen. Ook vindt er door bail in een evenwichtigere lastenverdeling tussen publieke en private crediteuren plaats.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Wisselkoers SDR/euro van 25 januari.

X Noot
2

Een programma met een financiële omvang van meer dan 200% van de ingelegde quotamiddelen van het land dat het programma aanvraagt.

X Noot
3

Wanneer de financieringsbehoefte van een programmaland dusdanig groot is dat het IMF de risico’s alleen niet kan dragen, kan er een beroep worden gedaan op andere publieke crediteuren.

X Noot
4

Kamerstuk 26 234 nr. 176. Geannoteerde agenda voor het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 9 en 10 oktober 2015.

Naar boven