26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 176 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2015

Ten behoeve van het Algemeen Overleg IMF zend ik u de geannoteerde agenda over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) die op 9 en 10 oktober plaatsvindt in Lima, Peru.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Geannoteerde agenda voor het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 9 en 10 oktober 2015.

1. Inleiding

Op 9 en 10 oktober organiseert gastland Peru de Jaarvergadering van het IMF in Lima. De Ministers van Financiën van het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden nemen deel aan het IMFC op een jaarlijks roterende basis. Dit jaar vertegenwoordigt het Koninkrijk België de kiesgroep in het IMFC. De inzet van de kiesgroep in het IMFC wordt in goed overleg tussen de kiesgroeplanden opgesteld. Belangrijkste onderwerpen op de agenda zijn de mondiale financieel-economische situatie en de governance van het IMF. Daarnaast wordt er vooruit geblikt op onderwerpen die later dit jaar op de IMF agenda staan, zoals de vijfjaarlijkse evaluatie van de samenstelling van het Special Drawing Rights (SDR)-mandje.

2. Economische situatie

Zeven jaar na het begin van de wereldwijde financiële crisis is in de ontwikkelde economieën duidelijk herstel zichtbaar. De vooruitzichten voor groei in Europa en de VS zijn positief voor zowel 2015 als 2016. Tegelijkertijd blijven er duidelijk zwakke plekken. Zoals het IMF ook benadrukt blijven structurele hervormingen nodig om ook op de langere termijn voldoende groei te realiseren.

De wereldeconomie blijft naar verwachting van het IMF gestaag doorgroeien met een mondiale groei van 3,3% voor 2015 (WEO update juli 2015). De groei in de ontwikkelde economieën neemt toe tot 2,1% in 2015 en 2,4% in 2016, onder invloed van onder meer ruim monetair beleid, lagere olieprijzen en toenemend vertrouwen. De groei in de opkomende economieën valt volgens het IMF met 4,2% substantieel lager uit dan in voorgaande jaren waarbij lagere grondstofprijzen en de groeivertraging in China een belangrijke rol spelen. Voor 2016 is de verwachting dat het herstel van de wereldeconomie verder doorzet, met een groeiversnelling naar 3,8%.

Tabel 1: Ramingen reële BBP-groei
 

Meest recente raming

Herziening tov. voorjaarsraming

 

2014

2015

2016

2015

2016

Wereld

3,4

3,3

3,8

– 0,2

0,0

Ontwikkelde economieën

1,8

2,1

2,4

– 0,3

0,0

 

Eurogebied

0,8

1,5

1,7

0,0

+ 0,1

 

Verenigde Staten

2,4

2,5

3,0

– 0,6

– 0,1

 

Japan

– 0,1

0,8

1,2

– 0,2

0,0

 

Verenigd Koninkrijk

2,9

2,4

2,2

– 0,3

– 0,1

Opkomende economieën

4,6

4,2

4,7

– 0,1

0,0

 

China

7,4

6,8

6,3

0,0

0,0

 

Rusland

0,6

– 3,4

0,2

+ 0,4

+ 1,3

 

India

7,3

7,5

7,5

0,0

0,0

 

Brazilië

0,1

– 1,5

0,7

– 0,5

– 0,3

Lage inkomenslanden

6,0

5,1

6,2

– 0,4

+ 0,2

Bron: WEO update, juli 2015

Tegelijkertijd blijft er een aantal risico’s bestaan. Het ruime monetaire beleid dat heeft geleid tot langdurig lage rentes heeft investeringen in de Eurozone en de VS niet kunnen herstellen tot het niveau van voor de crisis en vergroot risico’s op zeepbelvorming op de financiële markten. De schulden, zowel publiek als privaat, zijn hoog in de meeste ontwikkelde economieën en beperken de ruimte voor stimulerend budgettair beleid. Tegelijkertijd verkleinen de lage rentes het gevoel van urgentie bij overheden om structurele hervormingen door te voeren, waardoor het risico bestaat dat het momentum voor hervormingen afneemt. Het blijft dan ook van belang dat internationaal de nadruk wordt gelegd op de noodzaak van groeibevorderende structurele hervormingen en afbouw van publieke schulden om zo risico’s voor financiële stabiliteit te verkleinen en bestendige groei te realiseren.

Voor de opkomende economieën speelt de groeivertraging van China en de deels daarmee samenhangende daling van de grondstofprijzen een belangrijke rol in de lagere groeiverwachtingen. Lagere grondstofprijzen leiden tot lagere investeringen in de oliesector en lagere overheidsbestedingen als gevolg van tegenvallende olie-inkomsten. Na een korte opleving in het tweede kwartaal van 2015 zijn de olieprijzen inmiddels weer gedaald, tegen de achtergrond van minder politieke spanningen in het Midden Oosten zoals tot uitdrukking komt in het nucleaire akkoord met Iran. In hoeverre de terugval in investeringen in olievelden op de relatief korte termijn weer tot een stijging van de olieprijzen kan leiden is onduidelijk. Ondertussen blijft neerwaartse druk op grondstofprijzen door de afzwakkende groei in China bestaan. Het effect van lagere olieprijzen op de groei is daarentegen positief voor ontwikkelde economieën, waar het zorgt voor hogere beschikbare inkomens en grotere winstmarges voor bedrijven. Voor ontwikkelingslanden die nog gebruik maken van brandstofsubsidies is de huidige lage olieprijs een uitgelezen mogelijkheid om deze af te bouwen.

De inflatie in ontwikkelde landen herstelt licht in 2016 maar stabiliseert zich wel op een nog steeds vrij laag niveau. Waar het risico op deflatie tijdens de vorige jaarvergadering nog volop in de aandacht stond, zal dit tijdens de jaarvergadering een minder prangend thema zijn. Voor 2015 is de verwachting van het IMF dat de inflatie in de ontwikkelde economieën uitkomt op 0% maar zal toenemen naar 1,2% in 2016. De stijging in 2016 is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de verwachting dat de tijdelijke effecten van de daling van de olieprijs en andere grondstofprijzen zijn uitgewerkt. Tegelijkertijd bestaat het risico op conjuncturele verzwakking in opkomende markten en een hernieuwde daling van grondstofprijzen. Kerninflatie (inflatie gecorrigeerd voor de effecten van enkele volatiele componenten zoals energie en voedsel) blijft voorlopig laag, maar stabiel.

De eurozone staat er beter voor dan een half jaar geleden, aangezien landen die sterk hervormd hebben nu de vruchten beginnen te plukken. Het IMF geeft aan dat ook de binnenlandse vraag herstelt. De groeiverwachtingen van het IMF voor de eurozone als geheel zijn dan ook positief. Voor 2015 wordt een groei van 1,5% verwacht en voor 2016 een groei van 1,7%. Daarbij laat Spanje de hoogste groei zien van de grotere Eurolanden (3,1% in 2015 en 2,5% in 2016) maar ook voor bijvoorbeeld Italië is de groei positief bijgesteld ten opzichte van de voorjaarsraming. De economische groei in Spanje heeft ook positieve effecten voor diens arbeidsmarkt die tijdens de crisis sterk is geraakt; de Spaanse werkloosheid is inmiddels gedaald naar 22,4%, van een piek van 26,9% begin 2014. Hiermee beginnen de hervormingen in Spanje duidelijk vruchten af te werpen.

De onzekerheden rondom de voortzetting van het Griekse hulpprogramma hebben diens economie schade berokkend. Voor het herstel van de Griekse economie is het noodzakelijk dat naast het beëindigen van de onzekerheid, de Griekse regering aanhoudend werk maakt van structurele hervormingen die de economische groei aanjagen. Tegelijkertijd is duidelijk geworden dat Europa, de Eurozone in het bijzonder, veel beter dan enkele jaren geleden in staat is om een dergelijke crisis in een lidstaat op te vangen zonder dat dit grote negatieve invloed heeft op de andere lidstaten. Dit is mede te danken aan de institutionele hervormingen die zijn doorgevoerd, zoals de oprichting van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en de bankenunie.

De lage rentes die eurolanden betalen op hun overheidsschuld zijn momenteel vooral toe te schrijven aan het ruime monetaire beleid. Het Koninkrijk hecht er aan dat Eurolanden gebruik maken van de tijd die deze periode van lage rente ze geeft om hervormingen door te voeren en overheidsbegrotingen verder op orde te brengen zodat de economische groei verder aantrekt en de werkloosheid verder kan dalen. Structurele hervormingen moeten ook aan de basis staan van hernieuwde economische convergentie in de Eurozone. Waar convergentie van bbp- en inflatieniveaus in de eerste 10 jaar van de Eurozone op een aantal terreinen het resultaat was van te grote schuldopbouw en het ontstaan van bubbels, en door de crisis inmiddels meer dan teniet is gedaan, moet convergentie in de toekomst een meer solide basis hebben in duurzame economische groei.

De groeiverwachting voor de Verenigde Staten is sinds de WEO van april vanwege de strenge winter flink omlaag bijgesteld naar 2,5% in 2015. Tijdens de jaarvergadering zal onder meer de timing van de voorziene verkrapping van het Amerikaanse monetaire beleid aandacht krijgen. De verwachting blijft dat de Amerikaanse Centrale Bank (FED) nog dit jaar zal beginnen met het verhogen van de beleidsrente. Waar verwachtingen over een aanstaande renteverhoging door de FED eerder nog tot enig tumult op de internationale financiële markten leidden waarbij vooral sommige opkomende markten kwetsbaar bleken, lijkt de markt de komende renteverhoging inmiddels te hebben ingeprijsd. De sterke Amerikaanse groei in de afgelopen jaren heeft geleid tot een lagere werkloosheid en een afname van het Amerikaans begrotingstekort. In augustus 2015 lag de werkloosheid op 5,1%, tegenover een piek van 10% eind 2009. Het begrotingstekort is in 2015 gedaald naar 2,5% BBP; voor 2016 wordt een tekort van 2,3% verwacht. Op de lange termijn blijven de Amerikaanse begrotingstekorten wel een punt van zorg. De Amerikaanse regering verwacht dat bij ongewijzigd beleid het tekort vanaf 2018–2019 weer zal gaan toenemen onder invloed van de vergrijzing. Ook daalt (i.t.t. in de Eurozone) de arbeidsparticipatie in de VS al jaren waardoor structurele maatregelen op het gebied van arbeidsmarkt en onderwijs noodzakelijk zijn om deze trend te keren

Gezien de wens van China voor opname van de renminbi in het SDR-mandje van het IMF en recente ontwikkelingen op de beurzen zal er mogelijk ook extra aandacht uitgaan naar de Chinese economie. De economische groei in China laat een duidelijk dalende trend zien en kent geen groeicijfers meer van boven de 10% zoals voorheen. Waar de groei in 2013 nog 7,7% was, daalt deze sindsdien gestaag naar een verwachte groei van 6,3% in 2016 aldus het IMF. De grote uitdaging voor de Chinese overheid lijkt de omschakeling te zijn van investeringen- en export-gedreven groei naar meer binnenlandse consumptie-gedreven groei. Tegelijkertijd moet de grote afhankelijkheid van krediet en de daarmee samenhangende groei van binnenlandse schulden worden afgebouwd. De Chinese autoriteiten hebben medio augustus onverwachts besloten tot een aanpassing van het wisselkoersbeleid, met als gevolg een daling van de renminbi. Deze stap wordt door markten gezien als een poging om de tegenvallende Chinese export aan te jagen. Tegelijkertijd blijkt hieruit de bereidheid om meer marktwerking toe te staan bij de waardebepaling van de renminbi. China staat voor de grote uitdaging van het toelaten van meer marktwerking in verschillende delen van de binnenlandse economie. Hervormingen van inefficiënte staatsondernemingen en het financiële stelsel zijn nodig. Markten moeten belangrijker worden in de allocatie van middelen en dat is een proces dat waarschijnlijk nog de nodige tijd zal vergen. In de tussentijd bestaat het risico van hogere marktvolatiliteit, zoals de sterke daling van de beurskoersen in juli liet zien. Ondanks deze correctie liggen de koersen altijd nog hoog vergeleken met het niveau van een jaar geleden. Het harde ingrijpen door de Chinese overheid, waarbij op grote schaal aandelen zijn gekocht en grote aandeelhouders werd verboden om hun aandelen te verkopen, laat zien dat de transitie die China moet doormaken niet eenvoudig is. De Chinese autoriteiten hebben weliswaar buffers om in geval van nood de financiële sector te ondersteunen, maar gezien de positie van China als tweede economie van de wereld zal een eventuele harde landing overal gevoeld worden. Een combinatie van 2% lagere binnenlandse vraag in China de komende twee jaar en additionele onrust op financiële markten zal volgens de OESO tot respectievelijk ca. 0,4% à 0,5% minder wereldwijde groei leiden. Opkomende economieën die de afgelopen jaren veel grondstoffen naar China exporteerden zullen het hardst geraakt worden, maar ook een kleine open economie als Nederland kan last ondervinden van een Chinese groeivertraging.

In Japan blijft de groei volgens het IMF laag met 0,8% in 2015 en 1,2% in 2016. Voor een deel ligt de oorzaak hiervan in de effecten van een krimpende en vergrijzende bevolking. Qua groei van het BBP per hoofd van de bevolking komt Japan er dan ook minder slecht uit. Zo was in Japan in 2013 en 2014 de per capita groei 0,2% hoger dan de totale BBP-groei, terwijl in de VS in dezelfde jaren de per capita groei 0,8% lager lag dan de totale BBP-groei. In reactie op de persistent lage BBP-groei heeft de Japanse regering van premier Abe in 2013 besloten tot een mix van ruim monetair beleid, flexibel begrotingsbeleid en structurele hervormingen (Abenomics). Dit heeft tot nu toe nog weinig resultaat opgeleverd: de ontwikkelingen laten zien dat het ruime monetaire en begrotingsbeleid niet kunnen compenseren voor het niet tijdig leveren van structurele hervormingen. Hoewel Japan een begin heeft gemaakt met het openen van gesloten sectoren zoals energie en landbouw, moeten mogelijkheden worden gevonden om de ingezette krimp van de beroepsbevolking te ondervangen en de zeer grote spaaroverschotten van bedrijven om te zetten in productieve investeringen.

In de lage inkomenslanden valt de groei in 2015 iets terug om in 2016 weer aan te trekken. Belangrijkste oorzaak van de terugval lijkt ook hier te liggen in lagere prijzen voor grondstoffen en de sterke appreciatie van de Amerikaanse dollar Daarnaast zal de afbouw van het ruime monetaire beleid van de Amerikaanse centrale bank mogelijk voor economische tegenwind zorgen en toegang tot buitenlandse financiering bemoeilijken.

3. IMF governance en middelen

Om het IMF van voldoende middelen te voorzien is in oktober 2010 besloten de quotamiddelen van het IMF te verdubbelen (de zogenoemde 14e quotaherziening). Bovendien is destijds afgesproken om het bestuur van het IMF te moderniseren en de stemverdeling evenwichtiger te maken om zo een betere afspiegeling te vormen van de verhoudingen tussen de IMF leden in de wereldeconomie. De maatregelen zijn echter nog altijd niet in werking getreden omdat het Amerikaanse congres deze nog niet heeft geratificeerd. De EU lidstaten hebben de hervormingen uit 2010 wel geratificeerd.

Op verzoek van het IMFC heeft de Raad van Bewindvoerders in februari 2015 besloten om interim maatregelen te onderzoeken waarmee – ondanks het uitblijven van ratificatie door de VS – op korte termijn een significante stap gezet kan worden in de richting van de doelstellingen van de 2010-hervormingen. Een van de opties is een ad-hoc ophoging van de quota van de meest ondervertegenwoordigde landen (in lijn met de 2010-hervormingen). Dit zou resulteren in een relatieve achteruitgang van de quota van de landen wier quota niet verhoogd worden, zodat de stemverhoudingen verschuiven in de richting van het in 2010-overeengekomen pakket. Er is echter geen consensus over de interim maatregelen bereikt.

Door dit gebrek aan consensus heeft de VS tot medio september de tijd gekregen om de 2010-hervormingen alsnog te ratificeren. Aangezien dit niet is gebeurd, zal er binnen het IMF verder worden gesproken over interim maatregelen. Vervolgens zal dan ook de officiële deadline van eind 2015 naderen voor het afronden de 15e quotaherziening. Veel lidstaten zien deze 15e herziening echter liever niet van start gaan zolang afspraken van de 14e review nog niet volledig van kracht zijn. Het Koninkrijk blijft zich inzetten voor een goede weerspiegeling van de mondiale economische machtsverhoudingen in de stemgewichten van het IMF, zodat het IMF zijn legitimiteit behoudt. Daarom steunt het Koninkrijk de versterking van de governance-structuur, indien nodig met gebruikmaking van interim maatregelen. Het blijft onverminderd van belang om de 2010-hervormingen volledig in werking te laten treden. Daarom blijft het Koninkrijk, in samenwerking met de EU-lidstaten, druk uitoefenen op de VS om de maatregelen uit de 14e quotaherziening zo snel mogelijk te ratificeren. Een interim oplossing mag dan ook niet het uiteindelijke doel van ratificatie van de 2010-hervormingen ondermijnen.

In 2012 hebben de leden van het IMF besloten om bilaterale leningen ter beschikking te stellen in aanvulling op de permanente quotamiddelen en de New Arrangements to Borrow (NAB). Het IMF kan alleen een beroep doen op deze bilaterale middelen wanneer de quotamiddelen en de NAB niet toereikend zijn. Gegeven het belang dat het Koninkrijk hecht aan het IMF als stevig en geloofwaardig mondiaal financieel vangnet, heeft ook het Koninkrijk in 2012 een dergelijke bilaterale lening verstrekt. De Nederlandse lening bedraagt 13,61 miljard euro op een totaal van SDR 297 miljard (377 miljard euro)1. De bilaterale leningen hadden een initiële looptijd van twee jaar en kunnen binnen de bestaande overeenkomst tot twee keer toe met een jaar verlengd worden. Het IMF kon conform de leenvoorwaarden in 2014 zelfstandig besluiten om de leningen met een jaar te verlengen. De tweede verlenging werd na bespreking in de Raad van Bewindvoerders wel ter goedkeuring voorgelegd aan de leden die hebben bijgedragen aan de leningen. Dit is in september gebeurd. Deze verlenging heeft geen consequenties voor de begroting, omdat de garantieverplichting al op de begroting van Financiën staat. De Raad van Bewindvoerders heeft in juli positief geadviseerd over de tweede verlenging met als belangrijkste argument dat het IMF over voldoende middelen moet blijven beschikken. Voor het Koninkrijk is brede steun voor de verdere verlenging van de bilaterale leningen wenselijk, om daarmee te voorkomen dat slechts een beperkt aantal landen verantwoordelijkheid draagt voor alle tijdelijke middelen van het IMF.

4. SDR-mandje

Het IMFC heeft dit voorjaar aangegeven uit te zien naar het werk van het IMF omtrent het internationale monetaire systeem waaronder de review van het SDR-mandje later dit jaar. SDR’s (Special Drawing Rights) zijn in 1969 door het IMF gecreëerd met als doel een wereldreservemunt te vormen voor zijn lidstaten en te dienen als een rekeneenheid in transacties tussen de leden en het IMF. De waarde van een SDR wordt bepaald door een gewogen gemiddelde van de wisselkoersen van (op dit moment) vier grote valuta’s: de US dollar, euro, Japanse yen en Britse pond. In het najaar van 2015 staat de vijfjaarlijkse evaluatie van de SDR-waarderingsmethode op de agenda van de Raad van Bewindvoerders. De discussie zal vooral worden gedomineerd door het verzoek van China om de renminbi aan het SDR-mandje toe te voegen.

Voordat een munt aan het SDR-mandje kan worden toegevoegd, moet aan twee criteria zijn voldaan: het betreffende land is een exportgrootmacht en de munt is vrij verhandelbaar. Als bijna grootste exporteur ter wereld voldoet China zonder twijfel aan het eerste criterium, dit was bij de vorige evaluatie in 2010 ook al geconcludeerd. De evaluatie zal zich dan ook richten op de beoordeling van de mate van vrije verhandelbaarheid van de renminbi. De Raad van Bewindvoerders zal hiervoor een aantal indicatoren moeten beoordelen die een beeld geven van bovengenoemde criteria. Het Koninkrijk kijkt uit naar deze discussie. Als aan de criteria wordt voldaan kan het Koninkrijk de opname van de renminbi in het SDR-mandje steunen.

5. Instrumentarium

De afgelopen tijd waren de ogen gericht op de Financing for Development (FfD) conferentie van de Verenigde Naties van 13 t/m 16 juli in Addis Abeba. Het IMF heeft gezamenlijk met andere internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank een belangrijke bijdrage geleverd aan de agenda voor de financiering van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen die in 2015 door de Verenigde Naties worden vastgesteld. Het mandaat van het IMF sluit goed aan op één van de prioriteiten van FfD voor de komende jaren, namelijk het mobiliseren van nationale publieke middelen in ontwikkelingslanden. Met zijn economische en financiële expertise kan het IMF steun verlenen aan ontwikkelingslanden door te adviseren over de inrichting van het belastingstelsel en zodoende de beschikbare publieke middelen voor onderwijs, gezondheidszorg en investeringen vergroten. Ook verleent het IMF aan veel landen technische assistentie, bijvoorbeeld op het gebied van publiek financieel management. Hiermee draagt de instelling direct bij aan versterking van de capaciteit van overheden in ontwikkelingslanden. De komende tijd zal het IMF zijn technische assistentie uitbreiden en in zijn advisering aan ontwikkelingslanden zich nog meer richten op de wijze waarop landen hun eigen financiële middelen kunnen vergroten. Daarnaast heeft het IMF besloten om zijn financieel vangnet voor lage inkomenslanden verder te hervormen, met als doel dit nog efficiënter in te kunnen zetten. Zo gelden er bijvoorbeeld hogere maxima voor financiële steun wanneer ontwikkelingslanden betalingsbalansproblemen ondervinden. Dit is belangrijk om aan de behoeften van lage inkomenslanden tegemoet te komen. Omdat het IMF er op toeziet dat de zelfvoorzienende capaciteit van het leeninstrumentarium voor lage inkomenslanden wordt gewaarborgd, kan het Koninkrijk deze initiatieven steunen.

Naast deze aanpassingen voor lage inkomenslanden, werkt het IMF sinds juni 2014 aan de herziening van het leenraamwerk voor alle IMF-programma’s met een exceptionele toegang. Met deze herziening wil het IMF bewerkstelligen dat een herprofilering van de uitstaande schuld als voorwaarde wordt opgenomen in een programma wanneer niet voldoende zeker is dat de publieke schuld van een ontvangend land op de middellange termijn houdbaar is. Dit biedt een alternatief voor de bestaande uitzonderingsregel (de «systemic risk waiver»), waarin geheel wordt afgezien van een herstructurering wanneer er besmettingsrisico’s zijn naar andere landen. Er is nog geen besluit genomen op dit dossier. De herziening past in het bredere werkprogramma van het IMF op het gebied van schuldherstructurering. Het Koninkrijk staat hier positief tegenover aangezien daarmee ruimte wordt gecreëerd voor de implementatie van hervormingen in programmalanden en evenwichtigere lastenverdeling tussen publieke en private partijen wordt bereikt.

Dit najaar zal het IMF ook met voorstellen komen voor het beleid dat ziet op achterstanden van programmalanden. Landen met een IMF-programma mogen nu geen betalingsachterstanden hebben aan officiële multilaterale en bilaterale crediteuren. Betalingsachterstanden aan private crediteuren zijn toegestaan indien het programmaland te goeder trouw onderhandelt met de crediteuren over een oplossing. Het IMF heeft al eerder aangegeven dat het wil bezien of dit beleid nog optimaal werkt, aangezien er sprake is van een groeiende diversiteit onder zowel private als officiële crediteuren. Het IMF vervult internationaal een belangrijke functie in het bevorderen van tijdige en ordentelijke oplossingen voor landen met een schuldencrisis. Het Koninkrijk vindt het daarom van belang dat het IMF blijft werken aan versterking van het beleid op het gebied van schuldherstructurering.

6. Programma’s

Het IMF heeft op 31 juli goedkeuring verleend aan de eerste voortgangsrapportage van het vierjarig programma met Oekraïne, een Extended Fund Facility (EFF), en daarmee een tweede uitkering gedaan, ditmaal van 1,2 miljard SDR (1,5 miljard euro). De Oekraïense autoriteiten hebben de afgelopen tijd grote bereidheid getoond om de economie te hervormen en zijn er in geslaagd om alle maatregelen die waren gekoppeld aan deze voortgangsrapportage uit te voeren. Voorbeelden zijn het versterken van de onafhankelijkheid van de centrale bank, een hervormingsplan voor de belastingdienst, het ontwikkelen van een strategie om de staatsbedrijvensector te hervormen, het oprichten van een nationaal anti-corruptie Bureau en structurele hervormingen in de energiesector. Ondanks een negatieve bijstelling van de economische groei naar –9% en van de inflatie naar 46% in 2015, zijn er de laatste maanden signalen waarneembaar dat de economische situatie stabieler wordt. Het IMF-programma lijkt daarbij zijn vruchten af te werpen. Zo is de wisselkoers gestabiliseerd, zijn betalingsbalansproblemen afgenomen en is er een primair begrotingsoverschot gerealiseerd. Desondanks blijven de uitdagingen groot. De politieke situatie brengt een grote mate van onzekerheid met zich mee voor de implementatie van het programma. Het Minsk-akkoord heeft voor meer stabiliteit gezorgd, maar het staakt-het-vuren in Oost-Oekraïne is nog steeds broos. Voor de periode van 2015 t/m 2018 heeft Oekraïne volgens het IMF een financieringsbehoefte van 40 miljard dollar. Het IMF draagt 17,5 miljard dollar bij aan het dichten van het financieringsgat en multilaterale en bilaterale donoren 7,2 miljard dollar. Een herstructurering van de publieke schulden moet het resterende bedrag van ongeveer 15,3 miljard dollar opleveren. Een vergaande afschrijving is volgens de Oekraïense autoriteiten en het IMF nodig om de gezondheid van de overheidsfinanciën weer te herstellen. Inmiddels is er een akkoord bereikt met het comité van schuldeisers. Door deze herstructurering voldoet Oekraïne aan alle door het IMF gestelde doelstellingen van het programma. De schuldeisers moeten nog wel definitief instemmen met het akkoord, maar het IMF verwacht dat een ruim voldoende meerderheid akkoord gaat.

Het IMF heeft een belangrijke rol bij het nieuwe steunpakket voor Griekenland. Griekenland heeft, conform de verklaring van de Eurozonetop van 12 juli, bij het IMF een aanvraag ingediend voor een nieuw programma. Het IMF is nauw betrokken bij de invulling van het nieuwe ESM-programma voor Griekenland om ervoor te zorgen dat de programma’s van het ESM en het IMF goed op elkaar aansluiten. IMF staf is voornemens om een positief advies te geven aan de IMF Raad van Bewindvoerders over nieuwe financiële steun aan Griekenland als voldaan is aan twee punten. Ten eerste het volledig specificeren van maatregelen op het gebied van de begroting, de pensioenen en de financiële sector en het bekijken van de noodzaak voor additionele maatregelen. Ten tweede is voor het IMF van belang dat er een akkoord bereikt wordt over mogelijke schuldverlichtende maatregelen waarmee de schuldhoudbaarheid kan worden gegarandeerd. Daarnaast heeft Griekenland ook een verzoek aan de Europese Commissie gedaan voor technische assistentie bij de implementatie van hervormingen. Het IMF zal naar verwachting, in samenwerking met de Europese Commissie en multilaterale instellingen als de OESO, de Wereldbank en de ILO, hieraan wederom een bijdrage leveren.


X Noot
1

SDR/euro wisselkoers 29 juli 2015.

Naar boven