Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 26234 nr. 179 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 26234 nr. 179 |
Vastgesteld 9 oktober 2015
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 28 september 2015 over de Nederlandse inzet bij de Wereldbank Jaarvergadering 2015 (Kamerstuk 26 234, nr. 177) en over de brief van 23 juni 2015 over het verslag van de Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering Wereldbank 2015 van 17 tot 19 april 2015 (Kamerstuk 26 234, nr. 175).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 oktober 2015 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 7 oktober 2015 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
---|---|---|
II |
Reactie van de Minister |
7 |
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven van de Minister over de Wereldbank. De VVD-fractie heeft hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennis genomen van de Nederlandse inzet tijdens de Wereldbank Jaarvergadering 2015. Zij hebben nog wel een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie danken de bewindspersonen voor het toezenden van de Nederlandse inzet bij de Wereldbank Jaarvergadering 2015 van de Wereldbank Groep (WBG) en hebben kennis genomen van het verslag van de Voorjaarsvergadering (VJV) 2015. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de brief van 28 september 2015 van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Nederlandse inzet bij de Wereldbank Jaarvergadering 2015. Graag willen deze leden de Minister nog enkele vragen voorleggen over dit onderwerp.
2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling
De leden van de VVD-fractie waarderen dat de Minister aangeeft dat het kabinet de middellangetermijnvisie van de Wereldbankgroep (WBG) mist. Deze leden zouden graag van de Minister willen weten hoe zij zelf tegen deze kwestie aankijkt. Hoe ziet de Minister de rol van de WGB voor de komende 15 jaar?
De Minister spreekt van innovatieve manieren om meer financiering voor ontwikkeling te genereren en licht dit toe met één voorbeeld, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Kan de Minister meer voorbeelden aandragen waaraan gedacht moet worden als er wordt gesproken over innovatieve manieren voor financiering? Waarop zet het kabinet in op dit terrein?
De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met de uitgebreide inzet van de Minister om dieper in te gaan op de rol van de Wereldbank bij het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Daarbij zijn de leden van de PvdA-fractie in het bijzonder benieuwd naar de concrete invulling van de Wereldbank als het gaat om het promoten van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en versterking van de economische positie van vrouwen. Gaat de Wereldbank voortaan gendersensitief programmeren? Komt er een genderanalyse bij elk project? Mogen de leden van de PvdA-fractie van de Wereldbank verwachten dat zij geen projecten meer steunen die afbreuk doen aan het behalen van de doelen en subdoelen voor gendergelijkheid?
De leden van de CDA-fractie delen het standpunt van de Minister dat het noodzakelijk is dat de Wereldbank een visie heeft op de middellange termijn. Deze leden vragen de Minister zich ervoor in te zetten dat er een goede analyse ligt voordat er überhaupt wordt gesproken over verhoging van de financiële capaciteit. Wat zou deze verhoging betekenen voor de Nederlandse bijdrage aan de WBG? De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke bijdrage zij concreet verwacht van de WBG bij de financiering van de SDG-agenda? Hoeveel financiële middelen zou de WBG in haar ogen beschikbaar moeten stellen voor deze SDG-agenda?
De leden van de D66-fractie constateren dat er tijdens de Jaarvergadering 2015 zal worden gesproken over de uitvoering van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs). De Minister stelt in haar brief dat de nieuwe ontwikkelingsagenda vraagt om nieuwe vormen van samenwerking. De leden vragen of de Minister denkt dat de nieuwe verhoudingen leiden tot een verandering van de Nederlandse rol op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, en welke rol dit dan zou zijn? Tevens vragen de leden of de Minister Nederlands ontwikkelingsbeleid zal veranderen door het toegenomen belang van onder andere de private sector ten opzichte van de traditionele ODA-donoren? Zal de Minister, zo vragen deze leden, de ondersteuning en ontwikkeling van deze nieuwe sector aanmoedigen? Welk perspectief bieden deze ontwikkelingen om meer als geheel van EU-lidstaten op te treden op dit forum?
De leden van de D66-fractie merken op dat er een korte opmerking wordt gemaakt over klimaat als belangrijk onderdeel van de SDG-agenda. Het stelt de voorgenoemde leden teleur dat er slechts weinig aandacht uitgaat naar deze zeer prangende kwestie. De leden vragen daarom waarom de Minister hier zo weinig woorden aan heeft gewijd, en of zij alsnog de kwestie zal benadrukken tijdens de vergadering? Is de Minister daarnaast van mening dat het de World Bank Group (WBG) gelukt is om koolstofarme ontwikkelingen en de «Disaster Risk Management» te reguleren, en tegelijkertijd de focus te blijven leggen op armoedebestrijding, zoals gesteld in de Communiqué van het Development Commitee van 18 april 2015? Zo nee, zal de Minister deze ontwikkeling opnieuw aanmoedigen?
De leden van de D66-fractie vragen tevens de Minister uit te lichten welke innovatieve investeringsmechanismen nu door de WBG worden ontwikkeld en wat deze inhouden? De leden vragen hoe Nederlandse expertise, op onder andere het gebied van water, kan bijdragen aan de ontwikkeling van deze mechanismen? Zal de Minister, zo vragen deze leden, actief samenwerken met de WBG om klimaatverandering tegen te gaan? Ook vragen deze leden welke fondsen en organisaties uit Nederland hierbij zullen worden betrokken? Kan de Minister aangeven in hoe verre de WBG haar eigen CO2-uitstoot compenseert en via welke middelen dit wordt gedaan?
Ten slotte merken de leden van de D66-fractie op dat de Minister in de brief geen opmerkingen heeft gemaakt over gender, in tegenstelling tot de vorige brief van 23 juni 2015. Uit laatstgenoemde brief blijkt dat genderbeleid een belangrijke insteek was tijdens de Voorjaarsvergadering 2015. De leden vragen daarom of de Minister het beleid ten aanzien van gender heeft veranderd en thans niet meer het belang inziet van een geïntegreerd genderbeleid? Indien dit het geval is, neemt de Minister diens woorden uit de vorige brief terug dat «de gecombineerde portefeuille van hulp en handel een geïntegreerd genderbeleid mogelijk maakt»? De leden menen dat het alsnog van groot belang is om gender als prioriteit te kenmerken. De voorgenoemde leden verzoeken de Minister gender alsnog als prioriteit aan te nemen voor de vergadering.
Financing for Development
De Nederlandse inzet voor Financing for Development concentreerde zich onder andere op de heronderhandeling van belastingverdragen met ontwikkelingslanden, zo lezen de leden van de VVD-fractie in het verslag van de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank. Kan de Minister nader uitwerken welke effecten zij concreet voor ogen heeft op dit beleidsterrein? Welke resultaten zijn tot nu toe behaald op dit terrein en welke resultaten voorziet de Minister in de nabije toekomst?
In haar verslag van de Voorjaarsvergadering stelt de Minister dat het «laatste hoofdstuk» nog ontbreekt: «wat gaan de ontwikkelingsbanken concreet doen?» De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij inmiddels antwoord gehad heeft op deze vraag? Zo ja, wat is het antwoord hierop en is de Minister tevreden met dit antwoord?
Vluchtelingenproblematiek
De leden van de VVD-fractie hebben met grote interesse en instemming gelezen dat de WBG werkt aan een strategie om middeninkomenslanden te ondersteunen die geconfronteerd worden met grote aantal vluchtelingen. De leden van de VVD-fractie zouden graag van de Minister willen weten hoe ze denkt dat dit gaat lukken zónder dat dit ten koste gaat van ondersteuning van landen die vele malen armer zijn, zoals in de brief wordt beschreven. Kan de Minister daarnaast de vier pijlers van de WBG strategie voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) – te weten hernieuwing social contract, resilience, herstel en wederopbouw en regionale integratie – concreet toelichten? Wat moet volgens de Minister binnen iedere pijler worden gedaan om de betreffende landen daadwerkelijk te ondersteunen? Hoe zal samenwerking met VN, EU en andere relevante organisaties in de praktijk vorm krijgen?
De leden van de PvdA-fractie zijn erg blij te lezen dat de Minister met de Wereldbank in gesprek gaat over de erbarmelijke omstandigheden waar vluchtelingen in landen als Jordanië en Jemen nu in verkeren. De Wereldbank kan en moet landen helpen met de opvang van miljoenen vluchtelingen. De leden van de PvdA-fractie steunen de lijn van de Minister om in te zetten op het mogelijk maken van verstrekking van zachte leningen in de regio rondom Syrië. Leningen die bijdragen aan de wederopbouw van lokaal bestuur en kansen bieden aan de vluchtelingen zijn hard nodig.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de WBG «werkt aan een strategie gericht op vrede en veiligheid voor MENA». De situatie in deze regio is nu al heel zorgelijk. Het is zaak om geen tijd te verliezen en snel te handelen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op welke termijn zij concrete stappen verwacht van de WBG om ondersteuning te gaan bieden? Hoe draagt de financiële ondersteuning van de bij de vluchtelingenproblematiek betrokken landen bij aan de vrede en veiligheid in de regio? Deze punten worden door de leden van de CDA-fractie gemist in de vier pijlers van de MENA-strategie.
De leden van de D66-fractie constateren dat de inzet van het Nederlandse beleid is om concessionele middelen beschikbaar te stellen om zo de resilience van landen die te maken hebben met grote vluchtelingenstromen te vergroten. Deze leden vragen de Minister welke middelen hiervoor beschikbaar zullen worden gesteld.
Economische wederopbouw na de ebola-epidemie
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de brief van 23 juni jl. inzake het verslag van de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank valt te lezen dat de Minister enkele bedragen heeft toegezegd, ook onder andere aan het EERTF (Ebola Economy Recovery Trust Fund) en aan het ESMAO (Energy Sector Management Assistance Program). In beide gevallen gaat het om 5 miljoen euro. De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de Minister uit welk(e) «fonds(en)» dit geld afkomstig is en hoe de doelmatigheid van de inzet ervan zal worden geëvalueerd. Kan de Minister daarnaast aangeven hoe de omvang van beide bedragen tot stand is gekomen?
In de brief valt ook te lezen dat tussen 6 en 8 juli jl. een handelsmissie naar de door Ebola getroffen landen is georganiseerd. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister uiteen te zetten welke bezoeken door welke Nederlandse bedrijven zijn afgelegd tijdens deze missie en tot welke resultaten dit heeft geleid? Kan de Minister eveneens een update geven over de investeringsconferentie waarover in de brief wordt gesproken? Wat is het concrete doel van deze conferentie en hoe wordt getracht dat doel te bereiken?
Investing in Evidence
De leden van de VVD-fractie zijn erg blij dat de Minister de tijd heeft genomen om te lunchen en het te hebben over de rol van data binnen Ontwikkelingssamenwerking. De leden van de VVD-fractie hanteren regelmatig het mantra «meten is weten» en zijn dan ook erg blij over het feit dat steeds meer tijd en moeite wordt gestoken in het meten van de vooruitgang op het bereiken van de SDG’s. Ook bij de driemaandelijkse rapportage van Nederland aan het International Aid Transparency Initiative speelt meten een belangrijke rol. De leden van de VVD-fractie zouden graag een verder toelichting van de Minister krijgen over de manier waarop deze beoordeling vorm krijgt. In hoeverre geeft dit instrument volgens de Minister inzicht in de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking? Werkt Nederland eraan om andere landen over te halen stappen te zetten op het gebied van transparantie over het OS-beleid? Zo ja, op welke wijze en wat zijn behaalde resultaten? Zo nee, waarom niet en is het kabinet alsnog van plan om hier werk van te maken?
De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat de Minister aandringt op het gebruiken van de kennis en expertise van het Nederlandse CBS. Bij klimaatfinanciering willen de leden van de CDA-fractie dat er eerst een goed project ligt in plaats van eerst een budget. Dit zal ook een stimulans geven om projecten goed te onderbouwen. Van blanco cheques kan wat deze leden betreft geen enkele sprake zijn en Nederlands of Europees geld naar fondsen zonder adequate monitoring is niet bespreekbaar. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu deelt dit uitgangspunt, zoals met haar besproken tijdens het AO Milieuraad op 10 september 2015. Mogen de leden van de CDA-fractie aannemen dat de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze visie van haar collega deelt? Verder zou het uitgangspunt wat de leden van de CDA-fractie betreft moeten zijn dat wordt gewerkt aan de hand van results based payment. Deelt de Minister dit uitgangspunt? De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij bereid is te pleiten voor een goede nulmeting voor 1 januari 2016 van de huidige stand van zaken met betrekking tot de SDG-agenda? De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat dat belangrijk is, om de ontwikkeling van deze SDG-agenda in de komende jaren te kunnen monitoren.
Safeguards
De leden van de PvdA-fractie zouden graag zien dat de Minister kritisch blijft op het safeguardsbeleid. De Minister schrijft dat op onder andere mensenrechten en arbeidsnormen nog de nodige verdiepingsslagen moeten worden gemaakt. De leden van de PvdA-fractie zijn blij dat de Minister aangeeft hier vol op in te willen zetten. Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat het wenselijk is om wat betreft arbeidsnormen, de fundamentele rechten en principes op het werk, zoals vastgelegd in ILO verdragen en de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, als leidraad te gebruiken?
De leden van de D66-fractie merken op dat er door projecten van de Wereldbank miljoenen mensen zijn ontheemd. Voorgenoemde leden vragen dan ook of de Minister daar een opmerking over zal maken tijdens de consultatieronde over de herziening van de safeguards? Zal de Minister daarnaast ook pleiten voor bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder van vrouwenrechten, de rechten van arbeiders en de rechten van de inheemse bevolking? De leden zien in dat deze rechten al kort zijn genoemd in de Voorjaarsvergadering van 18 april, maar benadrukken het belang van bescherming van alle mensenrechten waarop de projecten van de Wereldbank in enige vorm betrekking kunnen hebben. De voorgenoemde leden vragen de Minister inzichtelijk te maken hoe investeringen van de Wereldbank hebben bijgedragen aan de positie van vrouwen wereldwijd?
Aanbestedingsbeleid
De leden van de PvdA-fractie zijn net als de Minister tevreden met de herziening van het aanbestedingsbeleid. Vooral omdat de focus bij aanbestedingen in de toekomst minder op de prijs zal liggen. Dit komt zowel de kwaliteit als de mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven om met de Wereldbank te werken ten goede. Is de Minister bereid om over de ontwikkeling van de kwaliteit en de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven periodiek te rapporteren, zodat de Tweede Kamer kan volgen of zich ten aanzien hiervan inderdaad verbeteringen voordoen?
«Het kabinet is tevreden met het nieuwe beleid», schrijft de Minister over de herziening van het aanbestedingsbeleid. De betrokkenheid van Nederlandse bedrijven en instellingen zal verbeteren. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een overzicht te geven van Nederlandse bedrijven en instellingen die via een aanbesteding bij de WBG aan financiering komen voor ontwikkelingsprojecten, hetzij zelfstandig, hetzij in een samenwerkingsverband met andere organisaties over de afgelopen 5 jaar. Ook horen de leden van de CDA-fractie graag in hoeverre dit vergelijkbaar is met bedrijven en instellingen uit andere landen. Kan de Minister tijdens de Jaarvergadering nog aanvullende inspanningen leveren, mocht het Nederlandse aandeel minimaal zijn?
Ontwikkelingen WBG
De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister voor het opbrengen van het recentelijk rapport van Oxfam met betrekking tot de IFC. Zoals de Minister weet heeft de VVD-fractie daarover afgelopen juni vragen gesteld. Voor de leden van de VVD-fractie is transparantie erg belangrijk. Helaas is het antwoord van Jin Yong Cai, de CEO van de IFC, teleurstellend. «Hij neemt dit rapport zeer serieus en stelt voor om tijd te investeren in de dialoog met NGO’s». De VVD-fractie ziet hierin geen concrete oplossingen. Kan de Minister de Kamer inlichten over verdere vorderingen binnen dit dossier?
De leden van de VVD-fractie zijn ten slotte van mening dat het opvallend is dat het leeuwendeel van de ontwikkelingslanden de betaling voor nieuwe aandelen nog niet heeft voldaan. Wat is hiervan de reden? Wat zijn de consequenties en op welke wijze worden landen aangespoord om zo spoedig mogelijk aan betalingsverplichtingen te voldoen?
In het schriftelijk overleg ter voorbereiding op de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank hebben de leden van de CDA-fractie opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over de Nederlandse betrokkenheid bij de Aziatische Investeringsbank voor Infrastructuur(AIIB). Recent heeft de Rekenkamer geconcludeerd dat het kabinet onduidelijk is over de risico’s van de Nederlandse bijdrage aan de AIIB [1]: «De kwantitatieve onderbouwing van de risico’s komt niet terug in de Miljoenennota 2016 of in andere stukken». De leden van de CDA-fractie vragen de Minister daarom of zij deze conclusie van de Rekenkamer deelt. Zo nee, waarom niet? Ook vragen deze leden of het kabinet bereid is om de Tweede Kamer een uitgebreid risicoprofiel toe te sturen, zodat voordat tot ratificatie van de Nederlandse deelname aan de bank wordt overgegaan een goede afweging kan worden gemaakt op basis van alle feiten. Zo ja, op welke termijn kan de Tweede Kamer dit risicoprofiel tegemoet zien?
De leden van de VVD-fractie waarderen dat de Minister aangeeft dat het kabinet de middellangetermijnvisie van de Wereldbankgroep (WBG) mist. Deze leden zouden graag van de Minister willen weten hoe zij zelf tegen deze kwestie aankijkt. Hoe ziet de Minister de rol van de WBG voor de komende 15 jaar?
Reactie van het kabinet:
Het kabinet ziet de WBG als een internationale financiële instelling die een belangrijke rol blijft spelen in het veranderende mondiale ontwikkelingslandschap en effectief samenwerkt met andere ontwikkelingspartners. De WBG is in staat om maatwerk te leveren voor specifieke situaties vanwege hun ervaring, expertise en kennis en Nederland blijft dit ondersteunen. Het kabinet verwelkomt de rol van de WBG in de uitvoering van SDGs en FfD agenda, vanwege hun katalyserend vermogen op het terrein van ontwikkelingsfinanciering en de brugfunctie die de bank bekleedt tussen de private en publieke sector. Dit is zeker in het licht van de SDGs, waarin de private sector een grote rol zal spelen, van belang.
De Minister spreekt van innovatieve manieren om meer financiering voor ontwikkeling te genereren en licht dit toe met één voorbeeld, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Kan de Minister meer voorbeelden aandragen waaraan gedacht moet worden als er wordt gesproken over innovatieve manieren voor financiering? Waarop zet het kabinet in op dit terrein?
Reactie van het kabinet:
Het kabinet heeft het komend jaar de ambitie om de bestaande kennis van innovatieve financieringsvormen te verbinden, verbreden en verdiepen. Daarnaast zal het internationale netwerk op dit terrein verbreed worden o.a. via het Addis Convergence initiatief en via de Blended Finance werkgroep van de Europese Commissie. Nederland heeft op dit terrein ook relevante voorbeelden in te brengen, zoals The Currency Exchange (TCX), het Health Insurance Fund (HIF) en de Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP), waarin Nederlandse bijdragen worden geblend met IFC-middelen.
De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met de uitgebreide inzet van de Minister om dieper in te gaan op de rol van de Wereldbank bij het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Daarbij zijn de leden van de PvdA-fractie in het bijzonder benieuwd naar de concrete invulling van de Wereldbank als het gaat om het promoten van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en versterking van de economische positie van vrouwen. Gaat de Wereldbank voortaan gendersensitief programmeren? Komt er een genderanalyse bij elk project? Mogen de leden van de PvdA-fractie van de Wereldbank verwachten dat zij geen projecten meer steunen die afbreuk doen aan het behalen van de doelen en subdoelen voor gendergelijkheid?
Ten slotte merken de leden van de D66-fractie op dat de Minister in de brief geen opmerkingen heeft gemaakt over gender, in tegenstelling tot de vorige brief van 23 juni 2015. Uit laatstgenoemde brief blijkt dat genderbeleid een belangrijke insteek was tijdens de Voorjaarsvergadering 2015. De leden vragen daarom of de Minister het beleid ten aanzien van gender heeft veranderd en thans niet meer het belang inziet van een geïntegreerd genderbeleid? Indien dit het geval is, neemt de Minister diens woorden uit de vorige brief terug dat «de gecombineerde portefeuille van hulp en handel een geïntegreerd genderbeleid mogelijk maakt»? De leden menen dat het alsnog van groot belang is om gender als prioriteit te kenmerken. De voorgenoemde leden verzoeken de Minister gender alsnog als prioriteit aan te nemen voor de vergadering.
Reactie van het kabinet:
Gendergelijkheid is terecht een belangrijke prioriteit voor de WBG, zowel in het kader van het safeguards-beleid als daarbuiten. De WBG hanteert de volgende streefcijfers voor de integratie van gendergelijkheid via genderanalyse, gendersensitief programmeren en gendersensitieve monitoring en evaluatie in zijn activiteiten: 100% van de Country Partnership Frameworks onder IDA17, 66% van de WB projecten in IDA landen en 55% van de Corporate Score Card voor activiteiten in IBRD. De Update on the Implementation of the Gender Equality Agenda van oktober 2013 laat forse voortgang zien op deze streefcijfers in de programma’s van regio’s, landen en sectoren. Daarnaast is de WBG bezig een geactualiseerde Gender Strategie uit te werken. De fase van publieke consultaties is afgesloten en de publicatie van de strategie wordt voor het einde van het jaar verwacht. In de strategie zal naast bovengenoemde procesindicatoren ook aandacht worden besteed aan het meten van concrete resultaten van de WBG activiteiten voor gendergelijkheid.
Het Nederlandse beleid ten aanzien van gender en de WBG is geenszins veranderd. De reden dat in de recente Kamerbrief (Kamerstuk 26 234, nr. 170) hier niet specifiek aandacht aan wordt besteed is dat geen bijeenkomst van de Advisory Council on Gender and Development en marge van de jaarvergadering is voorzien. We verwachten van de WBG dat projecten bijdragen aan het behalen van doelen en subdoelen voor gendergelijkheid. Gender is voor Nederland zeker een belangrijk aandachtspunt voor de herziening van de safeguards.
De leden van de CDA-fractie delen het standpunt van de Minister dat het noodzakelijk is dat de Wereldbank een visie heeft op de middellange termijn. Deze leden vragen de Minister zich ervoor in te zetten dat er een goede analyse ligt voordat er überhaupt wordt gesproken over verhoging van de financiële capaciteit. Wat zou deze verhoging betekenen voor de Nederlandse bijdrage aan de WBG? De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke bijdrage zij concreet verwacht van de WBG bij de financiering van de SDG-agenda? Hoeveel financiële middelen zou de WBG in haar ogen beschikbaar moeten stellen voor deze SDG-agenda?
Reactie van het kabinet:
De ambities van de SDGs zijn groot en het kabinet is van mening dat de WBG hier een belangrijke rol heeft te spelen. De WBG kan over de volle breedte een bijdrage leveren aan de SDG-agenda, maar moet daarbij armoedebestrijding als kernfocus behouden. Eventuele verhoging van de financiële capaciteit van de Wereldbank moet voorafgegaan worden door een middellange termijn visie van de WBG op de 2030 agenda. Alleen op basis van deze visie is vast te stellen of aanvullende financiële capaciteit noodzakelijk is en of deze aanvullende financiële capaciteit ook gerealiseerd kan worden door nieuwe innovatieve financiële instrumenten. Het is daarom nog te vroeg om te speculeren over wat dit kan betekenen voor de Nederlandse financiële bijdrage. De WBG presenteert deze jaarvergadering dan ook een aantal voorstellen waardoor het beschikbare kapitaal nog efficiënter kan worden benut. Nederland zal elk voorstel hieromtrent te zijner tijd op de eigen merites beoordelen.
De leden van de D66-fractie constateren dat er tijdens de Jaarvergadering 2015 zal worden gesproken over de uitvoering van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs). De Minister stelt in haar brief dat de nieuwe ontwikkelingsagenda vraagt om nieuwe vormen van samenwerking. De leden vragen of de Minister denkt dat de nieuwe verhoudingen leiden tot een verandering van de Nederlandse rol op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, en welke rol dit dan zou zijn? Tevens vragen de leden of de Minister Nederlands ontwikkelingsbeleid zal veranderen door het toegenomen belang van onder andere de private sector ten opzichte van de traditionele ODA-donoren? Zal de Minister, zo vragen deze leden, de ondersteuning en ontwikkeling van deze nieuwe sector aanmoedigen? Welk perspectief bieden deze ontwikkelingen om meer als geheel van EU-lidstaten op te treden op dit forum?
Reactie van het kabinet:
Het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid is gericht op hulp, handel en investeringen en sluit al goed aan bij de nieuwe verhoudingen binnen ontwikkelingsfinanciering en met name op de grotere de rol voor de private sector. Het kabinet verwelkomt de rol die de private sector kan spelen in de uitvoering van de SDGs. We kunnen het immers niet alleen: de private sector moet en wil ook zijn verantwoordelijkheid nemen. De nieuwe partners vragen echter ook om nieuwe samenwerkingsvormen, zoals in de inzetbrief aan de Kamer vermeld. De Nederlandse rol bij ontwikkelingssamenwerking zal hierdoor inderdaad veranderen. Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een belangrijk voorbeeld van zo’n nieuwe samenwerkingsvorm. Bedrijven vragen niet om schenkingen, maar leningen. Een ander voorbeeld is The Currency Exchange (TCX), waarbij bedrijven uit opkomende en ontwikkelingslanden hun rente- en valutarisico afdekken, dit draagt bij aan hun financiële stabiliteit. Door de OS-bijdrage wordt de risico-rendement verhouding zo aangepast dat het voor andere partijen mogelijk wordt om ook in TCX te investeren.
Het gaat echter niet alleen om revolverende fondsen en het leveragen van private partijen, maar ook om het stimuleren van creatieve en doeltreffende oplossingen. Het kabinet gaat in dit kader onderzoeken of een Development Impact Bond een gepast instrument is. Er wordt ook nagedacht over het stimuleren van productontwikkeling voor de Bottom of the Pyramid.
De nieuwe verhoudingen binnen ontwikkelingssamenwerking impliceren naast versterkte samenwerking met de private sector ook een nauwere samenwerking met diverse OESO-partners en de EU.
De leden van de D66-fractie merken op dat er een korte opmerking wordt gemaakt over klimaat als belangrijk onderdeel van de SDG-agenda. Het stelt de voorgenoemde leden teleur dat er slechts weinig aandacht uitgaat naar deze zeer prangende kwestie. De leden vragen daarom waarom de Minister hier zo weinig woorden aan heeft gewijd, en of zij alsnog de kwestie zal benadrukken tijdens de vergadering? Is de Minister daarnaast van mening dat het de World Bank Group (WBG) gelukt is om koolstofarme ontwikkelingen en de «Disaster Risk Management» te reguleren, en tegelijkertijd de focus te blijven leggen op armoedebestrijding, zoals gesteld in de Communiqué van het Development Commitee van 18 april 2015? Zo nee, zal de Minister deze ontwikkeling opnieuw aanmoedigen?
De leden van de D66-fractie vragen tevens de Minister uit te lichten welke innovatieve investeringsmechanismen nu door de WBG worden ontwikkeld en wat deze inhouden? De leden vragen hoe Nederlandse expertise, op onder andere het gebied van water, kan bijdragen aan de ontwikkeling van deze mechanismen? Zal de Minister, zo vragen deze leden, actief samenwerken met de WBG om klimaatverandering tegen te gaan? Ook vragen deze leden welke fondsen en organisaties uit Nederland hierbij zullen worden betrokken? Kan de Minister aangeven in hoe verre de WBG haar eigen CO2-uitstoot compenseert en via welke middelen dit wordt gedaan?
Reactie van het kabinet:
De leden van de D66-fractie merken terecht op dat de Wereldbank een belangrijke speler is bij de ondersteuning van ontwikkelingslanden bij het vergroenen van hun economieën en het bestrijden van de gevolgen van klimaatverandering. Nederland investeert via het Climate Investment Fund (dat onderdeel is van de Wereldbank) voor hernieuwbare energie (Scaling Up Renewable Energy in Low Income Countries Program – SREP) in de reductie van CO2 en is een strategische partner van de Bank op het gebied van water en voedselzekerheid (belangrijke thema’s bij de aanpassing aan klimaatverandering (adaptatie). Via deze strategische partnerschappen wordt Nederlandse kennis ingezet bij de vormgeving van de programma’s van de Wereldbank. Net als Nederland zet de Wereldbank bij de publieke fondsen in op het bereiken van de armste groepen. Dit gebeurt onder andere door de klimaatinzet te integreren in armoedeprogramma’s gericht op energie, water of voedselzekerheid. De inzet op disaster risk reduction is door klimaatverandering belangrijker geworden, maar is in zijn aard niet veranderd. Ook hier wordt uitsluitend ondersteuning verleend aan ontwikkelingslanden. Vooralsnog is Nederland van mening dat de Wereldbank in lijn met het communiqué van het Development Committee (18 april 2015) klimaat met aandacht voor armoedebestrijding invult. Dit neemt niet weg dat Nederland het belang hiervan zal blijven benadrukken.
De leden van de D66-fractie vroegen daarnaast of de Wereldbank Groep zijn eigen CO2-uitstoot compenseert. Dit is inderdaad het geval. De groep in zijn geheel opereert sinds 2009 CO2-neutraal. Uitstoot voor reizen en bedrijfsvoering die niet kan worden voorkomen, wordt gecompenseerd via gecertifieerde emissiereductie-rechten die worden gekocht in de landen waar de Wereldbank werkzaam is.
De Nederlandse inzet voor Financing for Development concentreerde zich onder andere op de heronderhandeling van belastingverdragen met ontwikkelingslanden, zo lezen de leden van de VVD-fractie in het verslag van de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank. Kan de Minister nader uitwerken welke effecten zij concreet voor ogen heeft op dit beleidsterrein? Welke resultaten zijn tot nu toe behaald op dit terrein en welke resultaten voorziet de Minister in de nabije toekomst?
Reactie van het kabinet:
De Nederlandse inzet op dit gebied was dat alle landen zouden instemmen met een inspanningsverplichting tot de opname van anti-misbruikbepalingen in hun bilaterale belastingverdragen. Het slotdocument van de Financing for Developmentconferentie roept landen op deze opname te overwegen. Inmiddels is in het OESO/G20 BEPS-project (Base Erosion and Profit Shifting) een minimumstandaard voor antimisbruikbepalingen overeengekomen waaraan belastingverdragen moeten gaan voldoen.
Nederland loopt hierop vooruit met het aanbod aan 23 ontwikkelingslanden om anti-misbruikbepalingen in de bilaterale verdragen op te nemen. Tot nu toe is hierover met Ethiopië, Malawi, Kenia, Zambia en Ghana overeenstemming bereikt. Met diverse andere ontwikkelingslanden is overleg gaande. Met welke landen dit in de nabije toekomst tot resultaten leidt is moeilijk te voorspellen.
Anti-misbruikbepalingen moeten er voor zorgen dat geen onbedoeld gebruik wordt gemaakt van de door Nederland met ontwikkelingslanden afgesloten bilaterale verdragen, via zogenaamde treaty shopping. Anti-misbruik bepalingen zullen aldus helpen te voorkomen dat ontwikkelingslanden geen bronheffingen kunnen toepassen of lage bronheffing moeten toepassen, conform het belastingverdrag, voor investeringen die alleen «omgeleid» zijn via Nederland met als doel belasting te ontwijken.
In haar verslag van de Voorjaarsvergadering stelt de Minister dat het «laatste hoofdstuk» nog ontbreekt: «wat gaan de ontwikkelingsbanken concreet doen?» De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij inmiddels antwoord gehad heeft op deze vraag? Zo ja, wat is het antwoord hierop en is de Minister tevreden met dit antwoord?
Reactie van het kabinet:
Na het verschijnen van het document From Billions to Trillions hebben de ontwikkelingsbanken en het IMF verschillende voorstellen uitgewerkt. De WBG heeft tijdens de Financing for Development-conferentie een deel daarvan gepresenteerd, bijvoorbeeld het voorstel voor een Every Women Every Child Gobal Finance Facility. Een aantal andere voorstellen wordt momenteel nog verder uitgewerkt.
De leden van de VVD-fractie hebben met grote interesse en instemming gelezen dat de WBG werkt aan een strategie om middeninkomenslanden te ondersteunen die geconfronteerd worden met grote aantal vluchtelingen. De leden van de VVD-fractie zouden graag van de Minister willen weten hoe ze denkt dat dit gaat lukken zónder dat dit ten koste gaat van ondersteuning van landen die vele malen armer zijn, zoals in de brief wordt beschreven. Kan de Minister daarnaast de vier pijlers van de WBG strategie voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) – te weten hernieuwing social contract, resilience, herstel en wederopbouw en regionale integratie – concreet toelichten? Wat moet volgens de Minister binnen iedere pijler worden gedaan om de betreffende landen daadwerkelijk te ondersteunen? Hoe zal samenwerking met VN, EU en andere relevante organisaties in de praktijk vorm krijgen?
De leden van de PvdA-fractie zijn erg blij te lezen dat de Minister met de Wereldbank in gesprek gaat over de erbarmelijke omstandigheden waar vluchtelingen in landen als Jordanië en Jemen nu in verkeren. De Wereldbank kan en moet landen helpen met de opvang van miljoenen vluchtelingen. De leden van de PvdA-fractie steunen de lijn van de Minister om in te zetten op het mogelijk maken van verstrekking van zachte leningen in de regio rondom Syrië. Leningen die bijdragen aan de wederopbouw van lokaal bestuur en kansen bieden aan de vluchtelingen zijn hard nodig.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de WBG «werkt aan een strategie gericht op vrede en veiligheid voor MENA». De situatie in deze regio is nu al heel zorgelijk. Het is zaak om geen tijd te verliezen en snel te handelen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op welke termijn zij concrete stappen verwacht van de WBG om ondersteuning te gaan bieden? Hoe draagt de financiële ondersteuning van de bij de vluchtelingenproblematiek betrokken landen bij aan de vrede en veiligheid in de regio? Deze punten worden door de leden van de CDA-fractie gemist in de vier pijlers van de MENA-strategie.
De leden van de D66-fractie constateren dat de inzet van het Nederlandse beleid is om concessionele middelen beschikbaar te stellen om zo de resilience van landen die te maken hebben met grote vluchtelingenstromen te vergroten. Deze leden vragen de Minister welke middelen hiervoor beschikbaar zullen worden gesteld.
Reactie van het kabinet:
Het kabinet ondersteunt de ontwikkeling van nieuwe instrumenten voor de financiële ondersteuning van door de vluchtelingenproblematiek getroffen middeninkomenslanden. Een voorbeeld hiervan is het mogelijk opzetten van een multi donor trust fund, dat de bijdragen van zijn donoren kan inzetten om de voorwaarden (zoals rentelasten) van voor de vluchtelingenproblematiek relevante leningen te verzachten tot het niveau van concessionele leningen. Deze instrumenten zullen niet ten koste gaan van de middelen van de WBG om de armste landen te ondersteunen, omdat de opzet is om bij geïnteresseerde donoren en/of multilaterale ontwikkelingsbanken additionele financiering te mobiliseren. Landen als Libanon en Jordanië kunnen door middel van deze financiële instrumenten meer en goedkoper middelen inzetten voor stabiliteit en weerbaarheid in hun eigen land en hun regio. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om hier aan bij te dragen.
De samenwerking tussen de WBG en de VN, EU en andere relevante organisaties bestaat tot nu toe uit een ongekend intensief onderling overleg over de opzet van voor de WBG strategie voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) relevante samenwerkingsverbanden. In de nabije toekomst zal duidelijker worden hoe die er concreet uit zullen zien. De VN en de WBG hebben alvast afgesproken om elkaars vaste partners te worden bij de uitvoering van – kostbare – dynamic needs assessments in de MENA-regio.
Omdat de nieuwe MENA-strategie nog niet in detail door de WBG is uitgewerkt, kan nog slechts beknopt worden toegelicht wat de vier thematische pijlers van de strategie concreet zullen inhouden. De WBG wenst de onderliggende oorzaken van conflict en instabiliteit in de regio te helpen verminderen, via de eerste twee pijlers: 1) de vernieuwing van het sociale contract en 2) de regionale integratie. De bank wil bijdragen aan een versterking van het sociale contract tussen burgers en hun overheden, door in te zetten op meer inclusieve en transparante dienstverlening door overheden, een effectievere bescherming van armen of kwetsbare groepen en een sterkere private sector die banen en kansen voor jongeren creëert. De WBG wil de tot nu toe relatief onderontwikkelde regionale integratie versterken door het bevorderen van de regionale economische integratie en de integratie van relevante water-, energie- en onderwijsvoorzieningen. De bank wil via de andere twee pijlers de negatieve gevolgen van conflict en instabiliteit in de regio verminderen, door bij te dragen aan 3) het herstel en de wederopbouw van bijvoorbeeld basisvoorzieningen in door conflict verwoeste gebieden en 4) de resilience van de regio tegen de langdurige aanwezigheid van vluchtelingen en ontheemden. In het kader van deze laatste pijler zal de WBG bijvoorbeeld bijdragen aan het vergroten van het welzijn van vluchtelingen, ontheemden en hun gastgemeenschappen door duurzame oplossingen van autoriteiten te ondersteunen bij het verlenen van basisvoorzieningen zoals onderwijs of gezondheidszorg of bij het verbeteren van de middelen van bestaan van deze doelgroepen.
Het kabinet meent dat de MENA-strategie de landen in de regio daadwerkelijk kan ondersteunen in de aanpak van de grondoorzaken van instabiliteit, conflict en/of gedwongen migratie. Daarvoor is het wel belangrijk dat de capaciteiten van de WBG om adequaat in te spelen op snelle lokale ontwikkelingen worden verbeterd en dat de bank op basis van een goede analyse van het krachtenveld een intensieve beleidsdialoog voert met de betrokken landen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de brief van 23 juni jl. inzake het verslag van de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank valt te lezen dat de Minister enkele bedragen heeft toegezegd, ook onder andere aan het EERTF (Ebola Economy Recovery trust fund) en aan het ESMAP (Energy Sector Management Assistance Program). In beide gevallen gaat het om 5 miljoen euro. De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de Minister uit welk(e) «fonds(en)» dit geld afkomstig is en hoe de doelmatigheid van de inzet ervan zal worden geëvalueerd. Kan de Minister daarnaast aangeven hoe de omvang van beide bedragen tot stand is gekomen?
Reactie van het kabinet:
Bij de besluitvorming om EUR 5 miljoen voor het wederopbouwfonds van de Wereldbank – het Ebola Recovery and Recontruction trust fund (ERRTF) – uit te trekken heeft het kabinet zich laten leiden door de behoeften en de beschikbare capaciteit in de door Ebola getroffen landen. Vanuit die overweging is gekozen voor het trust fund van de Wereldbank. Dit geld wordt in aanvulling op IDA-middelen ingezet en volgens Wereldbank-maatstaven gemonitord. De genoemde bijdrage wordt gefinancierd uit Beleidsartikel 4.3 Veiligheid en Rechtsorde van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De extra bijdrage aan het Energy Sector Management Assistance Program (ESMAP) bedraagt EUR 1,5 miljoen over vier jaar. In het verslag over de voorjaarsvergadering is abusievelijk gemeld dat Nederland vijf miljoen extra bijdraagt. De bijdrage aan dit programma is afkomstig uit het klimaatbudget (BHOS 2.3) en bedraagt daarmee in totaal EUR 23,5 miljoen over vier jaar. Via ESMAP worden ontwikkelingslanden geadviseerd over de inrichting van hun energiesector. De Nederlandse bijdrage is gericht op de algemene ondersteuning van het programma en de ondersteuning bij het afbouwen van subsidies voor fossiele brandstof in ontwikkelingslanden. Er loopt op dit moment een externe evaluatie.
In de brief valt ook te lezen dat tussen 6 en 8 juli jl. een handelsmissie naar de door Ebola getroffen landen is georganiseerd. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister uiteen te zetten welke bezoeken door welke Nederlandse bedrijven zijn afgelegd tijdens deze missie en tot welke resultaten dit heeft geleid? Kan de Minister eveneens een update geven over de investeringsconferentie waarover in de brief wordt gesproken? Wat is het concrete doel van deze conferentie en hoe wordt getracht dat doel te bereiken?
Reactie van het kabinet:
In lijn met de afspraken die met uw Kamer zijn gemaakt, zal het kabinet over handelsmissie naar de door Ebola getroffen landen rapporteren als onderdeel van de reguliere rapportages van economische missies. Op 30 november organiseert Nederland een internationale investeringsconferentie met de titel «Back to Growth: Impact Investment in Guinea, Liberia and Sierra Leone». Het doel van deze investeringsconferentie is het presenteren van investeringsmogelijkheden en het stimuleren van investeringen in Guinee, Sierra Leone en Liberia. Dit gebeurt door het investeringspotentieel van de drie landen een platform te geven en nationale en internationale ondernemingen, investeerders (zowel publiek als privaat) en overheden te linken aan potentiële projecten. In samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, MCI Amsterdam en lokale investeringsagentschappen worden potentiele investeringsprojecten in kaart gebracht. Aan de hand hiervan worden investeerders geïdentificeerd.
De leden van de VVD-fractie zijn erg blij dat de Minister de tijd heeft genomen om te lunchen en het te hebben over de rol van data binnen Ontwikkelingssamenwerking. De leden van de VVD-fractie hanteren regelmatig het mantra «meten is weten» en zijn dan ook erg blij over het feit dat steeds meer tijd en moeite wordt gestoken in het meten van de vooruitgang op het bereiken van de SDG’s. Ook bij de driemaandelijkse rapportage van Nederland aan het International Aid Transparency Initiative speelt meten een belangrijke rol. De leden van de VVD-fractie zouden graag een verder toelichting van de Minister krijgen over de manier waarop deze beoordeling vorm krijgt. In hoeverre geeft dit instrument volgens de Minister inzicht in de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking? Werkt Nederland eraan om andere landen over te halen stappen te zetten op het gebied van transparantie over het OS-beleid? Zo ja, op welke wijze en wat zijn behaalde resultaten? Zo nee, waarom niet en is het kabinet alsnog van plan om hier werk van te maken?
Reactie van het kabinet:
IATI is een internationale standaard waarmee data en informatie over ontwikkelingssamenwerking op uniforme wijze worden opgeslagen en ontsloten. De standaard biedt de mogelijkheid om zowel uitgaven als beleidsgegevens, inclusief resultaten, op te slaan. Het gebruik van de IATI standaard zorgt er voor dat de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking beter inzichtelijk is en transparant beschikbaar wordt.
Nederland vindt het belangrijk dat alle partners bijdragen aan open en transparante communicatie over ontwikkelingssamenwerking. Daarom speelt Nederland een actieve rol om andere landen en partijen te stimuleren tot het gebruik van open data in ontwikkelingssamenwerking. Nederland gebruikt daarvoor allerlei fora. Zo is Nederland als co-voorzitter actief bij het Global Partnership for Effective Development Cooperation. Ook is Nederland op dit moment voorzitter van het IATI Steering Committee en stimuleert in deze rol landen om volgens de IATI standaard te rapporteren. Steeds meer bilaterale donoren en andere ontwikkelingspartners gaan over tot het publiceren van hun inzet en resultaten volgens de IATI standaard.
Binnen de EU loopt Nederland voorop bij het transparant maken van haar inzet op ontwikkelingssamenwerking1. Zo zijn de begroting, de ramingen en de uitgaven van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tot op projectniveau online toegankelijk. Nederland werkt daarnaast aan het beter inzichtelijk maken van resultaten in de IATI standaard. Zo verwacht Nederland van organisaties die het ondersteunt dat deze vanaf 2016 over hun voortgang, inclusief resultaten, rapporteren in de vorm van een IATI dataset.
De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat de Minister aandringt op het gebruiken van de kennis en expertise van het Nederlandse CBS. Bij klimaatfinanciering willen de leden van de CDA-fractie dat er eerst een goed project ligt in plaats van eerst een budget. Dit zal ook een stimulans geven om projecten goed te onderbouwen. Van blanco cheques kan wat deze leden betreft geen enkele sprake zijn en Nederlands of Europees geld naar fondsen zonder adequate monitoring is niet bespreekbaar. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu deelt dit uitgangspunt, zoals met haar besproken tijdens het AO Milieuraad op 10 september 2015. Mogen de leden van de CDA-fractie aannemen dat de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze visie van haar collega deelt? Verder zou het uitgangspunt wat de leden van de CDA-fractie betreft moeten zijn dat wordt gewerkt aan de hand van results based payment. Deelt de Minister dit uitgangspunt? De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij bereid is te pleiten voor een goede nulmeting voor 1 januari 2016 van de huidige stand van zaken met betrekking tot de SDG-agenda? De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat dat belangrijk is, om de ontwikkeling van deze SDG-agenda in de komende jaren te kunnen monitoren.
Reactie van het kabinet:
Nederland is voorstander van een grondige uitwerking van afspraken in het SDG uitkomstendocument rondom monitoring en rapportage. Afspraken rondom een nulmeting van de resultaten moeten worden gemaakt. Dit wordt behandeld in het traject van opstelling van de indicatoren van de SDGs. Dit gebeurt momenteel door de Inter Agency Expert Group van de VN statistische commissie. Het CBS neemt hier aan deel. Verwachte aanname van hun voorstel is maart 2016 tijdens de jaarlijkse vergadering van deze statistische commissie.
De Wereldbank speelt ook een belangrijke rol bij het betrekken van de private sector bij klimaatfinanciering en innovatieve financiering. Zowel de leden van D66 als het CDA (result based finance) stelden hier vragen over. De International Finance Corporation (IFC) gaf green bonds uit en wist via het Climate Catalyst Fund ruim USD 400 mln. aan te trekken van institutionele investeerders. Als voorbeeld van result based finance wordt geëxperimenteerd met de zogeheten Pilot Auction Facility for Methane and Climate Mitigation, een instrument dat moet zorgen voor een minimale prijs voor CO2credits om zo private partijen te betrekken bij klimaatactie. Nederland moedigt deze innovaties aan maar het is nog te vroeg om deze vorm als uitgangspunt te nemen zoals de leden van het CDA voorstellen. Het kabinet onderschrijft overigens wel de stelling dat er nooit sprake mag zijn van een blanco cheque en dat adequate monitoring van projecten en programma’s een voorwaarde is voor de inzet van Nederlandse fondsen via de Wereldbank. Dit geldt voor alle programma’s die Nederland financiert.
De leden van de PvdA-fractie zouden graag zien dat de Minister kritisch blijft op het safeguardsbeleid. De Minister schrijft dat op onder andere mensenrechten en arbeidsnormen nog de nodige verdiepingsslagen moeten worden gemaakt. De leden van de PvdA-fractie zijn blij dat de Minister aangeeft hier vol op in te willen zetten. Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat het wenselijk is om wat betreft arbeidsnormen, de fundamentele rechten en principes op het werk, zoals vastgelegd in ILO verdragen en de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, als leidraad te gebruiken?
Reactie van het kabinet:
Met de leden van de fracties van de PvdA en D66, onderschrijft de regering de wenselijkheid dat de Wereldbank, bij de herziening van haar beleid met betrekking tot safeguards, ILO verdragen en de Universele Verklaring van de Rechten van Mens als leidraad gebruikt, waar het gaat om arbeidsnormen en fundamentele rechten en principes op het werk.
De inzet van de regering gaat overigens verder dan dat. Onze inzet is erop gericht in het nieuwe beleid expliciet te refereren aan beide internationale overeengekomen standaarden. In het tweede concept, dat nu ter tafel ligt wordt expliciet gesteld, dat de Wereldbank «shares the aspirations that underlie the Universal Declaration of Human Rights». Dat is winst vergeleken met het eerste concept, waar een dergelijke verwijzing nog ontbrak. Niettemin zou de precieze formulering wat het kabinet betreft, nog nader kunnen en moeten worden aangescherpt. Het huidige concept kent een aantal verbeteringen ten opzichte van het eerste concept met betrekking tot kinderarbeid, het recht op vrije vereniging en het recht op collectieve arbeidsovereenkomsten. Ook dat is winst, maar er is nog geen sprake van een verwijzing naar ILO verdragen. Dat laatste blijft de inzet van de regering.
De leden van de D66-fractie merken op dat er door projecten van de Wereldbank miljoenen mensen zijn ontheemd. Voorgenoemde leden vragen dan ook of de Minister daar een opmerking over zal maken tijdens de consultatieronde over de herziening van de safeguards? Zal de Minister daarnaast ook pleiten voor bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder van vrouwenrechten, de rechten van arbeiders en de rechten van de inheemse bevolking? De leden zien in dat deze rechten al kort zijn genoemd in de Voorjaarsvergadering van 18 april, maar benadrukken het belang van bescherming van alle mensenrechten waarop de projecten van de Wereldbank in enige vorm betrekking kunnen hebben. De voorgenoemde leden vragen de Minister inzichtelijk te maken hoe investeringen van de Wereldbank hebben bijgedragen aan de positie van vrouwen wereldwijd?
Reactie van het kabinet:
De stelling van de D66 fractie dat er door projecten van de Wereldbank miljoenen mensen zijn ontheemd, wordt niet door feiten gestaafd, en wordt dan ook niet door de regering onderschreven. Wel is het zo dat de regering het grote belang onderschrijft van degelijk Wereldbankbeleid ten aanzien van hervestiging van mensen die te maken krijgen met unvoluntary resettlement. Hetzelfde geldt voor inheemse volkeren (indigenous peoples). Op beide fronten bevat de tweede versie van het concept beleid een aantal verbeteringen ten opzichte van de eerste versie. Zo wordt bij hervestiging van gezinnen en individuen nu bijzondere aandacht gegeven aan gendergelijkheid en is er bij het beleid met betrekking tot inheemse volkeren niet langer sprake van een opt out-clausule.
De D66 fractie vraagt naar de resultaten van het Wereldbankbeleid ten aanzien van de positie van vrouwen wereldwijd. Dit onderwerp, en in bredere zin gendergelijkheid, is een belangrijke prioriteit voor de Wereldbank. De Wereldbank boekt goede voortgang in het integreren van genderanalyses in programmering en voortgangsbewaking, zoals onder andere blijkt uit de Update on the Implementation of the Gender Equality Agenda van oktober 2013 en uit het rapport Voice and Agency, Empowering women for Shared Prosperity van eind 2014. De WBG zal binnenkort een geactualiseerde genderstrategie publiceren.
De leden van de PvdA-fractie zijn net als de Minister tevreden met de herziening van het aanbestedingsbeleid. Vooral omdat de focus bij aanbestedingen in de toekomst minder op de prijs zal liggen. Dit komt zowel de kwaliteit als de mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven om met de Wereldbank te werken ten goede. Is de Minister bereid om over de ontwikkeling van de kwaliteit en de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven periodiek te rapporteren, zodat de Tweede Kamer kan volgen of zich ten aanzien hiervan inderdaad verbeteringen voordoen?
Reactie van het kabinet:
Het kabinet is bereid periodiek te rapporteren over de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij WBG-projecten.
«Het kabinet is tevreden met het nieuwe beleid», schrijft de Minister over de herziening van het aanbestedingsbeleid. De betrokkenheid van Nederlandse bedrijven en instellingen zal verbeteren. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een overzicht te geven van Nederlandse bedrijven en instellingen die via een aanbesteding bij de WBG aan financiering komen voor ontwikkelingsprojecten, hetzij zelfstandig, hetzij in een samenwerkingsverband met andere organisaties over de afgelopen 5 jaar. Ook horen de leden van de CDA-fractie graag in hoeverre dit vergelijkbaar is met bedrijven en instellingen uit andere landen. Kan de Minister tijdens de Jaarvergadering nog aanvullende inspanningen leveren, mocht het Nederlandse aandeel minimaal zijn?
Reactie van het kabinet:
In 2011 wonnen Nederlandse bedrijven en instellingen in totaal 61 projecten. In 2012 waren dit er 66, in 2013 werden er 52 gewonnen en in 2014 werden 45 projecten door Nederlandse bedrijven en instellingen gewonnen. De bedrijven en instellingen die deze orders binnen haalden zijn zelfstandige consultants, NGO’s, ontwikkelingsorganisaties, grote ingenieursbureaus of onderzoeksinstituten. Een complete lijst met individuele bedrijven is te vinden op de website van de WBG2 of via de App van de WBG (alleen Apple).
De tendens is dat met name bedrijven en instellingen uit landen waar veel van de projecten worden uitgevoerd, ook de tenders winnen. Dit is een gevolg van de sterke opkomst van bedrijven uit bijvoorbeeld China, India en Brazilië. Nederlandse (en andere westerse) bedrijven zijn veel vaker betrokken bij projecten als onderaannemer of leverancier van zeer specifieke goederen en diensten. In vergelijking met andere westerse landen doet Nederland het niet veel beter of slechter. Het kabinet zal tijdens de Jaarvergadering het belang van deze procurement review en de implementatie ervan bij projecten van de WBG en lenende landen onderstrepen.
De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister voor het opbrengen van het recentelijk rapport van Oxfam met betrekking tot de IFC. Zoals de Minister weet heeft de VVD-fractie daarover afgelopen juni vragen gesteld. Voor de leden van de VVD-fractie is transparantie erg belangrijk. Helaas is het antwoord van Jin Yong Cai, de CEO van de IFC, teleurstellend. «Hij neemt dit rapport zeer serieus en stelt voor om tijd te investeren in de dialoog met NGO’s». De VVD-fractie ziet hierin geen concrete oplossingen. Kan de Minister de Kamer inlichten over verdere vorderingen binnen dit dossier?
Reactie van het kabinet:
Zoals eerder aangegeven door het kabinet in antwoord op Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1974), heeft de IFC met haar Sustainability Framework een degelijk beleid met betrekking tot het identificeren en beheersen van sociale en milieu risico’s van mede door IFC gefinancierde investeringen. Hetzelfde geldt in de gevallen waar de klanten van de IFC financiële intermediairs zijn. Het beleid dat sinds 1 januari 2012 van kracht is en door andere ontwikkelingsbanken als best practice wordt gezien, wordt regelmatig aangevuld. Afgelopen september heeft IFC bovendien weer een update aangeboden aan de Raad van Bewindvoerders van de IFC over de uitvoering van haar beleid in dit verband. IFC heeft zich gecommitteerd om in gesprek te gaan met maatschappelijke organisaties en geeft in deze update aan dat de dialoog met NGO’s vruchtbaar is. De uitkomsten van deze dialoog worden onder andere gebruikt voor verdere verbetering van het Environmental and Social Management System (ESMS).
De leden van de VVD-fractie zijn ten slotte van mening dat het opvallend is dat het leeuwendeel van de ontwikkelingslanden de betaling voor nieuwe aandelen nog niet heeft voldaan. Wat is hiervan de reden? Wat zijn de consequenties en op welke wijze worden landen aangespoord om zo spoedig mogelijk aan betalingsverplichtingen te voldoen?
Reactie van het kabinet:
Op 10 augustus 2015 hebben 61 landen in totaal 80% van de kapitaalinleg als gevolg van de selectieve kapitaalverhoging uit 2010 voldaan. Destijds is afgesproken dat landen twee jaar uitstel konden aanvragen met een maximale uitloop tot 16 maart 2017. Als gevolg hiervan is de beoogde verschuiving van het stemgewicht van ontwikkelde naar ontwikkelingslanden nog niet volledig voltooid. Voor ontwikkelingslanden kan de kapitaalinleg een last zijn op de begroting. De Wereldbank kijkt naar mogelijkheden om hieraan tegemoet komen, bijvoorbeeld door landen die alleen in aanmerking komen voor IDA financiering vrij te stellen van de verplichting om de kapitaalinleg te voldoen in vrij inwisselbare valuta.
In het schriftelijk overleg ter voorbereiding op de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank hebben de leden van de CDA-fractie opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over de Nederlandse betrokkenheid bij de Aziatische Investeringsbank voor Infrastructuur (AIIB). Recent heeft de Rekenkamer geconcludeerd dat het kabinet onduidelijk is over de risico’s van de Nederlandse bijdrage aan de AIIB [1]: «De kwantitatieve onderbouwing van de risico’s komt niet terug in de Miljoenennota 2016 of in andere stukken». De leden van de CDA-fractie vragen de Minister daarom of zij deze conclusie van de Rekenkamer deelt. Zo nee, waarom niet? Ook vragen deze leden of het kabinet bereid is om de Tweede Kamer een uitgebreid risicoprofiel toe te sturen, zodat voordat tot ratificatie van de Nederlandse deelname aan de bank wordt overgegaan een goede afweging kan worden gemaakt op basis van alle feiten. Zo ja, op welke termijn kan de Tweede Kamer dit risicoprofiel tegemoet zien?
Reactie van het kabinet:
Het startkapitaal van de AIIB is vastgesteld op USD 100 miljard. De Nederlandse deelname aan de AIIB bedraagt USD 1,03 miljard. Hiervan is 20% kapitaalstorting en 80% garantiekapitaal. Het verstrekken van garanties gaat altijd gepaard met een zeker risico. Dit risico zal bestaan totdat de garantie wordt opgeheven. Dit geldt ook voor de garantiestelling AIIB. Maar, zoals ook is aangegeven in het Toetsingskader Garantie ten behoeve van deelname aan de AIIB, die op 16 juni jl. aan de Kamer is gestuurd, is het risico voor de Staat gering.
In het Toetsingskader wordt uitgelegd dat de AIIB zich bij haar werkzaamheden laat leiden door beginselen van gezond bankbeleid. Dit is vastgelegd in de oprichtingsartikelen van de AIIB. Dit beleid moet nog wel nader worden uitgewerkt omdat de AIIB nog niet operationeel is. Ook wordt in het Toetsingskader gesteld dat de kans zeer klein is dat de garantie zal worden ingeroepen. Bij eventuele verliezen zal eerst worden ingeteerd op de voorzieningen die zijn getroffen, zoals gebruikelijk is bij een bank. Als deze genomen voorzieningen niet afdoende blijken te zijn, zal respectievelijk het netto inkomen, de reserves en ingehouden winsten worden aangesproken. Pas daarna zal het nog niet gestorte paid-in capital van lidstaten worden ingezet, met als laatste stap het inroepen van een deel van de garanties. Het is nog niet eerder gebeurt dat er garanties werden ingeroepen bij een Internationale Financiële Instelling (IFI).
De Algemene Rekenkamer vraagt om het risicoprofiel nader uit te werken. Dit is op dit moment nog niet mogelijk. De komende periode wordt gewerkt aan de vormgeving van het financieel beleid, waaronder het risicobeleid, van de bank. Nederland zet zich er hierbij voor in dat het risicobeleid wordt gebaseerd op het beleid van bestaande IFI’s. Op die manier wordt het risico dat de garantie moeten worden ingeroepen sterk gemitigeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26234-179.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.