26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2013

Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op het verzoek van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 18 oktober 2013 uw Kamer voor het kerstreces te informeren over de mogelijke betrokkenheid van Nederlandse financiële instellingen bij landroof in Brazilië.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Bij brief van 18 oktober jl. heeft u mij gevraagd uw Kamer voor het kerstreces te informeren over mogelijke betrokkenheid van Nederlandse financiële instellingen bij landeigendomsconflicten in Brazilië. U vroeg mij hierbij tevens aan te geven wat de resultaten zijn van door mij ondernomen stappen naar aanleiding van een uitzending van Nieuwsuur over het met geweld verjagen van indianen van hun land. Graag maak ik ook van deze gelegenheid gebruik om uw Kamer nader te informeren over mijn eerdere toezegging (AO landroof van 18 september jl. Kamerstuk 26 234, nr. 149) om te rapporteren over het gesprek dat ik met bestuursleden van Nederlandse financiële instellingen heb gevoerd over onder meer het vergroten van transparantie met betrekking tot landtransacties.

Uw Kamer is reeds meerdere malen geïnformeerd over (in)directe betrokkenheid van Nederlandse financiële instellingen bij investeringen waarbij ook land verworven wordt. Bij veel van deze investeringen is het uitermate lastig vast te stellen of het daarbij om landroof gaat. Niet iedere grootschalige landtransactie komt immers neer op landroof. Onder bepaalde voorwaarden en omstandigheden kunnen grootschalige land acquisities juist een positieve bijdrage leveren aan landbouwontwikkeling, voedselzekerheid en inclusieve socio-economische ontwikkeling. Dit neemt natuurlijk niet weg dat het kabinet landroof een punt van grote zorg vindt. Ik wil dan ook landroof tegengaan en land(gebruik)rechten helpen verbeteren (zie Kamerstuk 2234 nrs. 136 en 139).

In deze brief zet ik uiteen hoe ik deze inzet concretiseer rond een aantal zaken in Brazilië die Oxfam begin oktober opbracht in haar rapporten Sugar Rush; land rights and the supply chains of the biggest food and beverage companies en Dutch financing of food companies en die deels belicht zijn in Nieuwsuur. Ik doe dat door uw Kamer achtereenvolgens te informeren over de bevindingen van mijn recente gesprek met vertegenwoordigers van de grootste Nederlandse financiële instellingen en door u op de hoogte te brengen van de stappen die Nederland tot op heden in Brazilië zelf heeft ondernomen.

Rondetafelgesprek met Nederlandse financiële instellingen

Op 4 november jl. heb ik een rondetafelgesprek gehouden met topmensen van ABN AMRO Bank, ABP, Aegon, FMO, ING Bank, de Nederlandse Vereniging van Banken, Pensioenfederatie, Pensioenfonds Zorg en Welzijn en de Rabobank. Tijdens dit gesprek heb ik expliciet gevraagd naar mogelijke betrokkenheid van de aanwezige banken en pensioenfondsen bij de door Oxfam en Nieuwsuur naar voren gebrachte casus in Mato Grosso do Sul. Daarnaast hebben we samen geanalyseerd hoe bevorderd kan worden dat Nederlandse financiële instellingen structureel bij kunnen dragen aan betere land governance.

Op basis van dit eerste gesprek kan ik het volgende concluderen:

  • 1. Nederlandse financiële instellingen investeren vaak in obligaties, beursgenoteerde beleggingen en indexen waarbij een relatief passief beleggingsbeleid wordt gevoerd. Hierbij wordt vaak gekozen voor een brede spreiding van de beleggingen over sectoren en werelddelen. Hierdoor is het lastig om precies te weten wat de consequenties en mogelijke risico’s zijn van iedere investering.

  • 2. De door Oxfam genoemde zes Nederlandse financiële instellingen bevestigen allen dat ze financiële relaties hebben met de aan de New York Stock Exchange genoteerde multinational Bunge maar dat dat lang niet altijd inhoudt dat er ook investeringen worden gedaan in dat deel van Bunge dat in suiker handelt die afkomstig is uit Brazilië of meer specifiek Mato Grosso do Sul.

  • 3. Nederlandse financiële instellingen moeten helaas accepteren dat er altijd gevallen zullen voorkomen waarin zaken niet goed gaan. Zodra dat het geval blijkt te zijn wordt daar in desbetreffende gevallen direct actief en betrokken op gereageerd.

  • 4. Nederlandse financiële instellingen beleggen zeker in bedrijven waar landkwesties spelen, vooral in de mijnbouw (hetgeen een grote sector op de beurzen is) maar ook in de landbouw. Financiële instellingen erkennen dat land issues een veelvormige problematiek kennen en hechten daarom belang aan principes en richtlijnen als die van de International Finance Corporation (IFC) en het Committee on World Food Security (CFS). Sommige financiële instellingen participeren bewust in commodity round tables omdat ze op die manier informatie opdoen die belangrijk is voor screeningscriteria in gevoelige sectoren.

  • 5. Nederlandse financiële instellingen staan over het algemeen positief tegenover deelname aan een multi-stakeholder dialoog over land governance. Ze willen dan vooral over activiteiten spreken en een duidelijke aansluiting zien met internationale overleggen. Belangrijke stakeholders zijn volgens de financiële instellingen vooral ketenpartijen die willen deelnemen in verbeteringstrajecten en NGO’s. Met dit soort stakeholders is het volgens de financiële instellingen goed mogelijk om dieper in complexe zaken te duiken en tips en best practices uit te wisselen. Ook is men van mening dat in bepaalde gevallen neutrale spelers als ambassades van groot belang kunnen zijn.

  • 6. Nederlandse financiële instellingen zijn er van overtuigd dat transparant beleid essentieel is voor het voeren van een effectieve dialoog tussen investeerders en andere ketenpartijen. Dit houdt in dat men volledige openheid rond beoordelingscriteria nastreeft zonder dat dat het vertrouwen tussen financiële instellingen en hun klanten schaadt.

Deze constructieve opstelling van de Nederlandse financiële instellingen vind ik bemoedigend en professioneel. Het biedt een belangrijk instrument om daadwerkelijk als Nederland bij te dragen aan het tegengaan van landroof en het bevorderen van betere land(gebruiks)rechten, inclusieve economische ontwikkeling en duurzame investeringen en handel.

Resultaten van Nederlands vervolgonderzoek in Brazilië

In Brazilië heb ik zelf op 8 oktober jl. een open en constructief gesprek gevoerd met Vice-Minister André Alvím van het Ministerie van Ontwikkeling, Industrialisatie en Handel (MDIC) over onder meer de berichtgeving in Nederland over landeigendomsconflicten tussen inheemse volkeren en suikerrietboeren en -handelaren in Mato Grosso do Sul. Uit dit gesprek kwamen twee zaken naar voren. Enerzijds werd het duidelijk dat de Braziliaanse regering van mening is dat Europeanen over het algemeen niet altijd goed geïnformeerd zijn en dat dat vaak tot verkeerde percepties leidt. Anderzijds werd duidelijk dat de Braziliaanse regering bereid is om nadere informatie te verschaffen als de Nederlandse ambassade daarom zou verzoeken. Op die laatste handreiking ben ik direct ingegaan door de Nederlandse ambassade te vragen verdere gesprekken met Braziliaanse betrokkenen te voeren over de door Oxfam gepubliceerde landkwesties.

Dit heeft tot op heden geresulteerd in vervolggesprekken met vertegenwoordigers van de Internationale Afdeling van het Ministerie van Ontwikkeling, Industrialisatie en Handel, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Oxfam Brazilië en FUNAI (overheidsinstelling binnen het Ministerie van Justitie die de belangen van de inheemse volkeren behartigt). Ook is de Nederlandse ambassadeur eind november naar Pernambuco gereisd om zich ook daar te verdiepen in de door Oxfam gepubliceerde casuïstiek. Uit de gesprekken en achtergrondinformatie verkregen in Brasilia en in het veld is ten aanzien van de zaak in Mato Grosso do Sul en die in Pernambuco onder meer het volgende naar voren gekomen:

  • 1. In Mato Grosso do Sul – de deelstaat waar Nieuwsuur eind september filmopnames heeft gemaakt – leveren vijf boerderijen suikerriet aan Bunge’s suikerfabriek Monteverte. Deze boerderijen liggen in een gebied dat volgens FUNAI officieel via een decreet uit 2011 is toegekend aan de Guarani-Kaiowá en de Guarani Ñandeva bevolkingsgroepen. Demarcatieprocessen die dit zouden moeten vastleggen zijn op 24 april 2013 gestart maar onlangs weer gestopt wegens protesten van boeren die vrezen dat ze bij formele onteigening niet of nauwelijks worden gecompenseerd. Op dit moment is er weinig zicht op hoe de situatie zich gaat ontwikkelen en hoe lang het kan duren voordat er een einde komt aan het proces van eigendomsbepaling.

    Bunge heeft onlangs aangegeven dat ze contracten betreffende afname van suiker vanuit gebieden met landkwesties willen gaan stoppen, zodra de huidige leveringscontracten aflopen in 2014. Het openbaar Ministerie in Mato Grosso do Sul lijkt echter aan te dringen op onmiddellijke stopzetting van de suikerafname door Bunge.

    Zeer recent hebben organisaties uit het maatschappelijk middenveld de situatie rondom inheemse bevolkingen en landeigendomskwesties wederom aanhangig gemaakt bij onder meer President Dilma Rouseff. Men spreekt van intimidaties, aanvallen, invasies en doodbedreigingen, eist interventie van de federale overheid en beticht boerengemeenschappen van het organiseren van paramilitaire acties tegen het leven van inheemse bevolking en tegen de Braziliaanse rechtstaat.

    Door goede contacten met en ondersteuning van de NGO Conselho Indigenista Missionário (CIMI)1, wil Nederland helpen bijdragen aan een goede dialoog tussen geëigende Braziliaanse partijen en de Braziliaanse regering over verantwoordelijkheden bij het beschermen van de rechten van de inheemse bevolking en ook bij het wegnemen van onduidelijkheden rondom demarcatieprocessen.

    Oxfam Brazilië erkent ten volle de complexe situatie in Brazilië waarbij enerzijds de oorspronkelijke bevolking in de grondwet het recht op land is gegeven maar anderzijds de Braziliaanse overheid vanaf de jaren 70 ook een beleid is gaan voeren waarbij boeren werden gestimuleerd om niet-productief land in gebruik te gaan nemen en grondeigendomsbewijzen aan de boeren zijn uitgegeven. Oxfam houdt de Braziliaanse regering verantwoordelijk om aan deze situatie een einde te maken en helderheid te scheppen. Oxfam is van mening dat verantwoordelijke bedrijven dat mede zouden moeten bevorderen.

  • 2. In Pernambuco, een tweede deelstaat met door Oxfam beschreven landeigendomsconflicten, heeft de Nederlandse ambassadeur op 26 november jl. een gesprek gevoerd met de Commissão Pastoral da Terra (CPT). Tijdens dit gesprek hebben onder meer vissers een overzicht gegeven van de problemen die zij ervaren als gevolg van grootschalige landbouwinvesteringen. Men heeft niet alleen met vervuiling en daaraan gekoppelde vissterfte te maken maar ook zijn veel families verdreven van een aantal eilanden in de monding van de rivier. Dit alles gaat gepaard met intimidaties, verbranden van vissershuisjes, etc. Een reden voor het willen annexeren van dit gebied door bedrijven zou de boswet zijn die voorschrijft dat 20% van de desbetreffende suikerrietplantages als natuurgebied moet worden beschermd. Door uit te breiden naar de door de vissers bewoonde eilanden hoeven de bedrijven geen eigen gronden om te zetten in natuurgebieden.

    Nadat het gesprek van de Nederlandse ambassadeur met de CPT bekend werd via publicatie op hun blog werd de Nederlandse ambassade direct benaderd door het betrokken bedrijf met het verzoek om ook hun kant van het verhaal te delen met de Nederlandse ambassadeur. Daar is positief op gereageerd en het wachten is nu op een concreet datumvoorstel voor een dergelijk gesprek.

Conclusies

De door de Nederlandse regering ondernomen stappen in Nederland en Brazilië, mede naar aanleiding van de Oxfam publicaties en de daaraan gewijde Nieuwsuur uitzending over landeigendomsconflicten in Mato Grosso do Sul in Brazilië, hebben tot op heden geleid tot de volgende resultaten:

  • Nederlandse financiële instellingen zijn bereid om zich verder in te zetten voor het bevorderen van betere land(gebruiks)rechten. Dat doen ze onder meer door zo transparant mogelijk te zijn inzake de gehanteerde selectiecriteria voor financiële transacties en door zich zo goed mogelijk in te zetten in verbeteringstrajecten daar waar klanten niet volgens de afgesproken normen opereren.

  • De Nederlandse regering heeft de Braziliaanse regering geïnformeerd dat er in Nederland politieke belangstelling is voor niet opgeloste Braziliaanse landkwesties, zeker als er (in)directe links zijn met Nederlandse financiële instellingen. De Braziliaanse regering heeft zich daarop bereid getoond om in het kader van goede bilaterale (handels)relaties verder inzicht te helpen verschaffen. De Nederlandse ambassade zal hierover nauw contact houden met onder meer FUNAI en het Braziliaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken.

  • Braziliaanse maatschappelijke organisaties krijgen het in samenwerking met internationale betrokkenen (waaronder de Nederlandse ambassade) voor elkaar om bedrijven te laten inzien dat ze meer verantwoordelijk moeten ondernemen. Dit is een belangrijke stap in het tegengaan van landroof en het bevorderen van inclusieve economische ontwikkeling.

Tenslotte en meer algemeen informeer ik u bij dezen dat ik op basis van de constructieve rondetafelgesprekken met Nederlandse NGO’s, kennisinstellingen en financiële instellingen heb besloten dat ik in de eerste helft van 2014 een multi-stakeholder dialoog ga organiseren die specifiek gericht zal worden op het bevorderen van betere land governance. Doel van deze dialoog is het bijdragen aan de concretisering van de door het Committee on World Food Security (CFS) aangenomen Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Forests and Fisheries in the Context of National Food Security in die landen waar we met Nederlandse actoren echt een verschil kunnen maken. Vorm, werkwijze en koppeling van een eventueel multi-stakeholder platform aan andere relevante internationale fora zullen in overleg met betrokkenen worden bepaald.


X Noot
1

CIMI wordt al sinds 2009 met middelen uit het Nederlandse mensenrechtenfonds door de ambassade gesteund. Ook vanuit het Nederlandse maatschappelijke middenveld, o.a. door ICCO, is deze organisatie jarenlang financieel gesteund.

Naar boven