26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 139 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2013

Bij brief van 17 mei jl. met kenmerk 2013Z09603/2013D19998 heeft u mij en de Minister van Financiën gevraagd om de Tweede Kamer te informeren over mogelijke betrokkenheid van Nederlandse financiële instellingen bij landroof, naar aanleiding van een recent rapport terzake van Milieudefensie en een uitzending van Eén Vandaag d.d. 9 mei jl. over landroof. Ik antwoord u mede namens de minister van Financiën.

Landverwerving en de diverse aspecten die daarbij komen kijken, waaronder soms landroof («land grabbing»), vormen zeker in ontwikkelingslanden veelal een complexe zaak. Over wat precies moet worden verstaan onder landroof verschillen de meningen. Bij brief van 16 mei jl. heb ik uw kamer laten weten wat ik versta onder landroof (Kamerstuk 26 234, nr. 136). Ik heb daarbij uitdrukkelijk de kanttekening gemaakt dat niet elke grootschalige landtransactie neerkomt op landroof en dat grootschalige land acquisities onder bepaalde voorwaarden en omstandigheden juist een positieve bijdrage kunnen leveren aan landbouwontwikkeling, voedselzekerheid en armoedebestrijding. Ik heb u in die brief ook laten weten waarom de regering landroof een punt van grote zorg vindt en wat de regering onderneemt om landroof tegen te gaan, zowel in ontwikkelingslanden, als mondiaal en in Nederland.

Uw Kamer is ook bij eerdere gelegenheden geïnformeerd over het feit dat Nederlandse financiële instellingen in bepaalde gevallen betrokken zijn bij investeringen gerelateerd aan landverwerving. Ook daar geldt dus dat niet noodzakelijk sprake is van landroof.

Een recent rapport van Milieudefensie bespreekt investeringen van Nederlandse financiële instellingen in het Maleisisch bedrijf Wilmar dat op zijn beurt via BIDCO, een joint venture met de Oegandese overheid, investeert in palmolieplantages op twee eilanden in het Oegandese deel van het Victoriameer. Door Milieudefensie wordt gesteld dat Wilmar en de financiers van Wilmar, waaronder Rabobank, ING, ABP en PfZW, zich in dit project schuldig maken aan landroof omdat de oorspronkelijke landgebruikers er naar het oordeel van Milieudefensie aantoonbaar op achteruit zijn gegaan. Dit is ook aan de orde geweest tijdens de uitzending van Eén Vandaag op 9 mei jl.

Of in dit geval daadwerkelijk sprake is van landroof staat niet vast. Er zijn ook rapporten en berichten (onder meer van de Uganda Land Alliance (ULA) en IFAD als uitvoerder van het Vegetable Oil Development Project) waaruit blijkt dat hier sprake is van een succesvolle publiek-private investering met structureel gunstige economische effecten. Zo is er volgens IFAD werkgelegenheid gecreëerd voor 3.400 mensen (2.000 werknemers op de oliepalmplantage en 1.400 werkzaam als contracttelers), zijn inkomens van kleinschalige palmolieproducenten aanzienlijk gestegen en is de infrastructuur sterk verbeterd (250 km aan toevoerwegen, uitbreiding veerbootdiensten). Ook zijn er nu flinke inkomsten uit de toeristenindustrie, vindt er beter beheer van de natuurlijke hulpbronnen plaats en is op de eilanden de mate van welvaart – volgens de UNDP Human Poverty Poverty Index – via diversificatie van de economie sterk gestegen. Genoemde rapporten maken ook melding van aandachtspunten. Zo geeft ULA aan dat ze met het opzetten van zogenaamde land centres op gemeenschapsniveau, vrouwen wil assisteren om meer te profiteren van de positieve economische ontwikkelingen en om beter gebruik te maken van compensatieregelingen.

De casus laat duidelijk zien dat er aan investeringen waarbij sprake is van land acquisitie meerdere kanten kunnen zitten en dat een oordeel of al dan niet sprake zou zijn van landroof niet eenvoudig geveld kan worden. In reactie op de oproep van Milieudefensie zijn de betrokken Nederlandse financiële instellingen niettemin het gesprek aangegaan met Wilmar om te zien of er verbeteringen mogelijk zijn in de bedrijfsvoering van BIDCO in Oeganda. Dit past binnen de door deze instellingen gehanteerde uitgangspunten van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Potentiële financiers van landacquisities doen er naar mijn mening verstandig aan om een reeks van zaken zorgvuldig af te wegen als een nieuwe landgebruiker een ondernemingsplan aan hen voorlegt. Van belang is dat zij bij de beoordeling van betreffende ondernemingsplannen niet alleen de juiste vragen stellen maar ook onafhankelijk kunnen vaststellen wat de lange en korte termijn effecten van de voorgestelde investeringen zijn. Daarnaast zijn bindende afspraken over uitvoering en naleving van monitoring, verbeteringstrajecten en eventuele klachtenprocedures belangrijk.

De regering verwacht dat financiële instellingen bij het doen van investeringen in het buitenland, wanneer deze gerelateerd zijn aan landverwerving maar ook bij andersoortige investeringen, de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen als uitgangspunt nemen. Nederland zal bovendien bij de OESO aandringen op het plaatsen van het onderwerp «due diligence bij landverwerving» op de OESO uitwerkingsagenda van de Working Party for Responsible Business Conduct.

Daarnaast meent de regering dat Nederlandse financiële ondernemingen zich ook kunnen laten leiden door bijvoorbeeld de IFC Performance Standards, de Farmland Principles voor pensioenfondsen en de Equator Principles voor banken. Uitvoering geven aan deze principes kan ervoor zorgen dat in gevallen van grootschalige landverwerving meer specifieke aandacht wordt besteed aan het voorkomen van mogelijke landroof.

Zoals ik uw kamer bij brief van 16 mei jl. heb medegedeeld, heeft de Nederlandse regering meerdere plannen om landroof verder te helpen tegengaan. Zo ga ik mijn bijdrage aan de IS Academie on Land Governance for Equitable and Sustainable Development (LANDac) verhogen en wil ik flink investeren in met name de landen-specifieke uitvoeringsplannen van het Global Land Tool Network (GLTN). Daarnaast wil ik er aan bijdragen dat Nederlandse bedrijven, waaronder uiteraard ook Nederlandse financiële instellingen, een positieve gidsrol gaan vervullen bij het bevorderen van betere land governance en het tegengaan van landroof.

Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee afdoende te hebben geïnformeerd.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven