26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 120 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2012

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het jaarverslag van de Wereldbank over 2011, waarin de resultaten van de Nederlandse inzet bij de Bank worden meegenomen. Dit conform verzoek van uw Kamer tijdens het AO Jaarvergadering Wereldbank d.d. 13 september 2011 (Kamerstuk 26 234, nr. 119).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

In het jaarverslag 2011 blikt de Wereldbank (de Bank) terug op de gebeurtenissen in het boekjaar 2011, dat loopt van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011. Ik zal in mijn reactie vooral ingaan op die aspecten van het Wereldbank beleid die voor Nederland het meest relevant zijn of waar Nederland nauw bij betrokken is geweest.

De activiteiten van de Bank in boekjaar 2011 stonden in het teken van de nasleep van de financiële crisis. Hoewel de meeste ontwikkelingslanden konden rekenen op voorzichtig economisch herstel, is de kwetsbaarheid van de armste bevolkingsgroepen in veel landen toegenomen, met name door de gestegen voedsel- en brandstofprijzen. De groep van middeninkomenslanden heeft het daarentegen veel beter gedaan.

Voor de Bank is het leenvolume in zowel ontwikkelingslanden als middeninkomenslanden het afgelopen jaar gestegen. IBRD leningen voor middeninkomenslanden stegen tot USD 26 miljard dollar en het zachte leningenloket van IDA nam toe tot USD 16 miljard dollar. De Bank heeft de verhoging weten te bewerkstellingen met een «flat budget», dus zonder de eigen kosten te verhogen. Zoals in de inzet voor de Jaarvergadering 2010 is aangegeven, heeft Nederland deelgenomen aan de kapitaalverhoging voor IBRD.

  • In het boekjaar 2011 vond de IDA middelenaanvulling plaats. Vorig jaar februari heb ik de Kamer hierover uitgebreid per brief geïnformeerd, en zal daar dus niet opnieuw in detail op ingaan. Wel vind ik het van belang aan te geven dat de afgelopen jaren een geleidelijke verschuiving in de prioritaire thema’s en sectoren heeft plaatsgevonden. De Bank besteedt nu binnen IDA relatief meer aandacht en middelen aan landbouw en voedselzekerheid, de situatie in conflictgebieden en aan private sector ontwikkeling. Nederland waardeert deze extra inzet, en is op al deze terreinen met de Bank in discussie gegaan.

  • In het eerste jaar na de start van de financiële crisis heeft de Bank de prioriteiten in de agenda («postcrisis directions») en het instrumentarium aangescherpt om sneller te kunnen reageren op noodsituaties en de gevolgen van financiële of economische crisis, meer te investeren in onderwijs, gezondheidszorg en sociale vangnetten, en vooral alerter en effectiever te kunnen optreden in fragiele staten en conflictgebieden.

  • Tegen deze achtergrond krijgt vooral voedselzekerheid ruime aandacht. De Nederlandse inzet is dat voedselzekerheid zowel over voldoende voedselproductie als over de toegang van mensen tot voedsel gaat. Aandacht voor de productieketen van de agrarische sector (boeren, verwerkende bedrijven) en de vraagkant zijn van belang. De operationele vertaling daarvan bij de Bank loopt onder meer via het Global Food Price Response Program en het Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP). Het GAFSP maakt deel uit van de G-8 financiële toezeggingen van L’Aquila (juli 2009), en is een multilateraal fonds opgezet ter ondersteuning van activiteiten die bijdragen aan verhoging van de voedselzekerheid bij kwetsbare groepen in ontwikkelingslanden. Het GAFSP bestaat uit een publieke sector- en een private sector loket waarbij het eerste loket wordt geadministreerd door de Wereldbank en het tweede door IFC. Nederland acht beide loketten van belang en zal inzetten op financiële ondersteuning van de private initiatieven en goed functionerende marktmechanismen.

  • De mogelijkheden om in fragiele staten anders te gaan opereren zijn uitstekend weergegeven in het World Development Report 2011: Conflict, security and development. In april 2011 heeft de Wereldbank dit rapport ook in Nederland gepresenteerd. Ik heb de Tweede Kamer hierover al in juli 2011 per brief geïnformeerd. Zoals destijds aangegeven onderschrijft Nederland in grote mate de analyse en de aanbevelingen van het rapport. Nederland is ook intensief betrokken bij de follow-up van de aanbevelingen, zowel richting de Wereldbank zelf, als in relatie tot de betrokkenheid van, en samenwerking met, de Verenigde Naties (VN), regionale organisaties, betrokken landen, experts en donoren. De Wereldbank is begonnen met de implementatie van de aanbevelingen van het WDR, onder meer door versnelde decentralisatie van bevoegdheden en verkorting van de procedures voor de start van programma’s in fragiele staten, de opzet van een «hub» in Nairobi om gekwalificeerde staf dichter bij het veld te krijgen, en goede afspraken met de VN om samenwerking in het veld te verbeteren. De Wereldbank moet nog wel een slag maken in het omgaan met risico’s in het ontwerp en in de uitvoering van programma’s en om de Bank sterker te laten optreden in deze landen. Daar zal ik de Wereldbank op blijven aanspreken, onder meer tijdens de voorjaarsvergadering a.s. april.

  • Nederland verwacht van de internationale financiële instellingen een focus op het behalen van meetbare resultaten. Dit is terug te zien in de uitwerking van een nieuw Wereldbank leeninstrument: Program-for-Results. De Bank doet betalingen op basis van vooraf afgesproken en daadwerkelijk bereikte resultaten. Het instrument helpt lidstaten om een grotere rol te spelen in de uitvoering van ontwikkelingsprogramma’s, met name door de focus op capaciteitsopbouw. Nederland ziet deze modaliteit als een welkome aanvulling is op reguliere investment lending. Voor aanbestedingen die voortvloeien uit de leeninstrumenten van de Bank benadrukt Nederland kwaliteits- en «duurzaamheidscriteria».

  • De focus op meetbare resultaten moet ook worden gereflecteerd in de interne organisatie. De Bank gaat in de rapportage hierop in: de introductie van de scorecard, het verder decentraliseren van besluitvorming, geleidelijke aanpassingen aan de matrix-structuur en het vergroten van transparantie. Met dat laatste heeft de Bank forse stappen gezet. De Bank heeft in dit boekjaar een nieuwe «disclosure policy» ingevoerd die veel verder gaat dan wat bij de meeste organisaties gebruikelijk is, en haar databases vrijwel geheel opengesteld voor publiek gebruik. De Wereldbank scoorde volgens de Britse organisatie «Publish What You Fund», het afgelopen jaar het hoogste van een totaal van 58 donoren, net voor Nederland en het VK. Nederland steunde de introductie van de Corporate Scorecard, omdat dit een belangrijk instrument kan worden voor de Raad van Bewindvoerders en de aandeelhouders om de resultaten van de Bank te monitoren.

  • De interne hervormingen en de aanpassingen aan de matrix structuur verlopen langzamer. In dit kader verwijs ik naar de DG-conclusies die de Kamer zijn toegegaan ter voorbereiding op de voorjaarsvergadering. Daarin wordt kort ingegaan op de recente IEG evaluatie van het matrix model over de periode 1991–2010. Deze laat zien dat er de nodige voortgang moet worden geboekt, om te voorkomen dat de Bank alleen in regionale kokers opereert. Ik kom daar bij gelegenheid zeker op terug.

In het afgelopen jaar is het pakket van governance hervormingen aangenomen, waarmee nu een derde Afrikaanse stoel is toegevoegd aan de Board, en waarin het stemaandeel van ontwikkelings- en transitielanden is toegenomen tot 47%. Dit is een welkome ontwikkeling voor de legitimiteit van de Bank. De volgende aanpassing zal plaatsvinden in 2015.

  • Een solide resultatenraamwerk is misschien wel het belangrijkste element van de Nederlandse inzet bij de Bank. De Bank rapporteert over de aanpassingen in het resultatenraamwerk waar de afgelopen jaren aan is gewerkt. Ter illustratie geldt dat alle landenstrategieën nu results based en beter gekoppeld zijn aan nationale strategieën, wat de Wereldbank en de donorgemeenschap in staat stelt hun inzet op landenniveau beter op elkaar af te stemmen.

Nederland is van mening dat de Bank een belangrijke rol moet spelen in de aanpak van de gevolgen van de financiële crisis en de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden. Het jaarverslag 2011 toont dat de Bank in deze periode verschillende stappen heeft gezet om het instrumentarium en het beleid hierop aan te scherpen, zowel in de reguliere IDA en IBRD landen als in fragiele staten.

Op andere terreinen (zoals de governance hervormingen) is nog ruimte voor verbetering. Nederland draagt op deze terreinen intensief bij aan de discussie in de Raad van Bewindvoerders en tijdens de voorjaars- en jaarvergaderingen. De inzet hierop zal ook in 2012 worden voortgezet.

Naar boven