26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties

Nr. 94 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 oktober 2010

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 15 september 2010 overleg gevoerd met minister Balkenende van Algemene Zaken over:

  • de geannoteerde agenda 65e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de inzet voor de VN-MDG-top in New York, 20–22 september 2010 (26 150, nr. 88);

  • het verslag van de herfstzitting van de 64ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (26 150, nr. 83);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 15 september 2010 inzake het verzoek tot Richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 65ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (26 150, nr. 91).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Ormel

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Pechtold, Ormel, Dijkhoff, Van Bommel, El Fassed, De Roon, Van Dam en Ferrier,

en minister Balkenende, minister van Algemene Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open het algemeen overleg met de minister-president. Ik heet de minister-president, zijn staf, de toehoorders op de publieke tribune en de mensen die dit debat via internet volgen van harte welkom.

Vanochtend heeft de Kamer nog een brief ontvangen waarin staat dat de minister-president zal deelnemen aan de Algemene Vergadering als de algemene politieke beschouwingen geen doorgang vinden. Dat is een besluit dat het presidium moet nemen. De brief wordt toegevoegd aan de agenda.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Het laatste punt heeft de steun van de D66-fractie. Wij hopen dat de premier Nederland kan vertegenwoordigen over de plas. Ik was van mening dat de minister van Buitenlandse Zaken zou komen. Ik had dan willen zeggen dat ik dat een eer vind, omdat de collega’s van de vaste commissie voor Defensie gisteren in de kou werden gezet: hun AO werd verplaatst. Ik vind deze oplossing eigenlijk beter: niet verplaatsen, maar opschalen. Wij waarderen zeer dat de premier zelf hier aanwezig is.

Voorzitter. Mijn inbreng bevat een aantal kernwoorden. Wat mij betreft, gaat het om afspraken maken en ze ook nakomen. Ik werp ook een blik vooruit op de toekomstige hervormingen.

Hoe zal het kabinet naar deze vergadering gaan? Hoe lang gaat het? Wat is het schema? Is er in EU-verband al een lijn getrokken over de rol van de EU na het Lissabonverdrag?

Een belangrijk punt voor de komende vergadering betreft de mensenrechten. Het kabinet wil dat tijdens de AVVN een «ambitieuze tekst» over mensenrechten wordt geformuleerd. Wat zijn de kernpunten in deze tekst? Drie jaar geleden werden de rechten van de inheemse volkeren in de AVVN aangenomen, maar die worden nog steeds wereldwijd geschonden. Wat is het dus waard? Wordt hier, gezien dat verleden, extra aandacht voor gevraagd?

Mijn volgende punt is de internationale rechtsorde. Wij blijven streven naar algemene aanvaarding van het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof. Handhaving van regels is daarbij cruciaal. De casus van de Sudanese president Al-Bashir onderstreept dat. Het Internationaal Strafhof heeft een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd wegens, en dat is niet het minste, oorlogsmisdaden. In juli was Al-Bashir in Tsjaad, een statenpartij van het Internationaal Strafhof, en hij werd niet opgepakt. Vorige maand was hij op staatsbezoek in Kenia, partij bij het Statuut van Rome, en ook hier – u raadt het al – werd hij niet opgepakt. Is het kabinet bereid om druk uit te oefenen op Kenia, bilateraal en in EU-verband? Hoe zal deze casus onderdeel uitmaken van de AVVN? Ik las in de brief dat het kabinet de behandeling van dit punt zo juridisch mogelijk wil maken en dat het niet wil polariseren. Het kabinet wil het voorbeeld van Al-Bashir eigenlijk buiten de vergadering houden. Ik snap dat er doelen worden gesteld voor de lange termijn. Ik vind echter dat casussen benoemd mogen worden. Ik hoop dat het kabinet de zaak wat scherper stelt dan ik in de brief lees. Zal Nederland extra inzetten op sancties tegen straffeloosheid?

Een van de speerpunten van voorzitter Deiss is de hervorming van de Veiligheidsraad. Daarover spreken we al jaren. Ik las ergens dat India daar in 1979 al een punt van maakte. Het systeem van vijf permanente leden, Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland, China en Amerika, vertegenwoordigt de machtsverhoudingen van vlak na de Tweede Wereldoorlog, maar niet van de eenentwintigste eeuw. Frankrijk en Groot-Brittannië hebben zelf gelukkig ook het initiatief genomen voor hervormingen, maar de inhoud van hun voorstel is onbekend. Weet het kabinet hier inmiddels meer van? Deelt de minister-president onze mening dat de Verenigde Naties alleen hun legitimiteit kunnen behouden door realistische verhoudingen? Deelt hij de mening dat landen als Brazilië, India en Japan, maar ook de Europese Unie zo spoedig mogelijk lid moeten worden? Deelt het kabinet de mening dat een significante uitbreiding van de Veiligheidsraad ten koste zal gaan van effectieve besluitvorming? Zal het kabinet pleiten voor een uitbreiding van de raad? Betekent dit dat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk naast de Europese Unie in de raad zitting nemen? Ik heb liever een kleinere raad met één Europese zetel. Mijn concrete voorstel is om haast te maken met het regelen van één EU-zetel in de Veiligheidsraad. Maar ook om de roep van landen als India, Japan en Brazilië eens serieus te nemen en niet nog eens dertig jaar te wachten.

De ontwikkelingen op het gebied van non-proliferatie gaan niet snel genoeg. De minister van Buitenlandse Zaken heeft een jaar geleden aangegeven dat het niet eenvoudig is om kernwapens weg te doen. Hij zei hier letterlijk: «als we ze al hebben». Mijn fractie wil dat, als we ze al hebben, wij er toch zo spoedig mogelijk van afkomen.

De bijeenkomst over de millenniumdoelen moet ervoor zorgen dat ze ook echt gehaald worden in 2015. De focus op onder meer gelijke rechten voor man en vrouw, verbetering van gezondheidszorg voor moeders en fragiele staten, is goed. Ik zie ook graag extra aandacht voor een schone en duurzame leefomgeving, gezien de urgentie van dit vraagstuk.

De vraag is of mooie toezeggingen nagekomen worden. Ik geef een voorbeeld. Mijn fractie heeft Kamervragen gesteld over toezeggingen aan Haïti. Nederland kwam deze na. Wij zien echter regelmatig dat geldbedragen en andere hulp uiteindelijk niet worden gedoneerd. Ik heb bij de actie voor Pakistan zelf gemerkt hoe desastreus dat doorwerkt als vervolgens een nieuwe actie plaatsvindt. Is het kabinet bereid om te pleiten voor een onderzoek door de Verenigde Naties naar de mate waarin substantiële toezeggingen door de lidstaten daadwerkelijk worden nagekomen?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Afgelopen maandag mocht ik samen met collega’s Recourt en El Fassed een petitie in ontvangst nemen uit handen van inheemse volken die een vertegenwoordiging in Nederland hebben. Zij deden een oproep omdat zij van mening zijn dat de verklaring van de rechten van inheemse volkeren, zoals drie jaar geleden aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN, nog steeds niet wordt nageleefd. Ik heb de oproep vandaag verspreid; ook de minister-president heeft een exemplaar gekregen. Hun klachten betreffen illegale houtkap, de leegroof van gronden en zeeën, kortom, onderdrukking en uitbuiting. Dat hun pleidooi nog steeds relevant is, blijkt wel uit het trieste overlijden van een Molukker in Indonesische cellen in de afgelopen dagen. Die Molukker zat daar wegens het hijsen van de RMS-vlag. De Molukkers worden gezien als een inheemse bevolkingsgroep in Indonesië, wier rechten nog steeds worden ontkend. Ik vraag aandacht voor de verklaring. Ik herhaal de vraag van de vorige spreker. Wat gebeurt er na de aanname van zo’n verklaring, met veel goede bedoelingen, maar met weinig formele, afdwingbare rechten voor inheemse volken?

«Deze AVVN speelt zich af tegen een achtergrond van voortdurende financieel-economische onrust en kansen en bedreigingen voortkomend uit verdere globalisering.» Dat schrijft de regering terecht in de geannoteerde agenda. Die bedreigingen zijn economisch, maar betreffen ook de veiligheid en de gezondheid. Nederland moet daarom kansen benutten om bij te dragen aan veiligheid, welvaart en ontwikkeling. Het belang van multilaterale samenwerking neemt daarbij toe. De Verenigde Naties dienen hierbij een centrale rol te spelen. Dat is het uitgangspunt van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Dat uitgangspunt onderschrijft de SP van harte. Vandaar dat wij altijd hoopvol uitkijken naar de Nederlandse bijdrage en de vertegenwoordiging van het parlement die meereist.

Met instemming schrijft de regering dat de Amerikaanse herwaardering van de VN geen beletsel is voor de Verenigde Staten om te blijven zoeken naar de meest effectieve vorm voor het behartigen van zijn belangen. Er wordt, enigszins onheilspellend, aan toegevoegd dat dit niet automatisch de VN zal zijn. De notitie versterkt de indruk dat het multilateralisme à la carte wordt genuttigd. Dat baart mijn partij zorgen. Deelt de regering die zorgen? Moeten deze woorden worden opgevat als een opmaat naar het vaker opereren van de Verenigde Staten buiten de Verenigde Naties om? Dienen deze woorden zo opgevat te worden dat Nederland daar begrip voor heeft? Als wij aan de ene kant pogen om de VN te versterken als platform voor multilaterale samenwerking en besluitvorming, moeten we aan de andere kant proberen om de achterdeur van de VN gesloten te houden. Deelt de regering die opvatting?

De notitie eindigt met de opmerking dat Nederland blijft investeren in de VN, als lidstaten en de VN zelf zich blijven committeren aan het nog daadkrachtiger en besluitvaardiger maken ervan. Wat betekent dit concreet? Raakt het geduld over de hervormingen op? Wordt hiermee gezinspeeld op verder opereren buiten de VN, zoals we eerder hebben gezien bij Irak en straks mogelijk Iran?

Ik bespreek enkele afzonderlijke agendaonderwerpen. Ik begin met de kwestie van marteling. Nederland wil «en marge van de ministeriële week samen met onder andere Zuid-Afrika een side event organiseren over het voorkomen van martelen, om concrete maatregelen ter zake te bevorderen». Dat is goed nieuws. Maar hoe zit het met het eerbiedigen van het oorlogsrecht en het feit dat ook van terrorisme verdachte personen niet mogen worden gemarteld? Concreet: hoe zit het met de geheime CIA-gevangenissen, hoe zit het met de sluiting van Guantánamo Bay en hoe zit het met de behandeling van gevangenen in Afghanistan? Dit zijn zaken die bij het onderwerp marteling aan de orde moeten worden gesteld.

De regering geeft een interessante voorzet over de hervorming van de Veiligheidsraad. Het proces heeft sinds twee jaar een dynamiek, uitmondend in een eerste onderhandelingstekst. Dat doet vermoeden dat er iets te bespreken valt. Wat is daarvan de teneur of de inhoud? Het voorstel is interessant en roept veel vragen op. Het zou spectaculair zijn als het zijn beslag zou krijgen. Hoe denkt de Europese Unie erover? Hoe denken anderen over de beperking van het vetorecht? Er is ook wel gezinspeeld op één zetel voor de Europese Unie. Wat is de stand van zaken rond die discussie?

Ten slotte, er zitten twee kernwapenstaten in de Veiligheidsraad. Wat zijn de vooruitzichten over het onderhandelingsproces op dit punt?

De heer Pechtold (D66): We kennen de SP als een partij die altijd een duidelijke mening heeft. Maar door het feit dat de heer Van Bommel nu over die eventuele EU-zetel in de Veiligheidsraad zo abstract blijft, weet ik niet goed wat de mening van zijn partij is. Wij kennen de scepsis van de SP op het gebied van Europese samenwerking, maar ik proef nu toch dat de SP het kansrijk vindt dat Europa met één Europese zetel meer invloed heeft dan met twee afzonderlijke lidstaatzetels afkomstig uit een zestig, zeventig jaar oude verhouding.

De heer Van Bommel (SP): Alles heeft een begin. Het begin bij dit onderwerp is natuurlijk samenwerking en, daaruit voortvloeiend, eenstemmigheid. Die eenstemmigheid is er niet. Een discussie over een mogelijke Europese zetel in de Veiligheidsraad moet plaatsvinden aan het begin van het debat, niet aan het einde. Het begint met samenwerking en eenstemmigheid. Zolang die er niet zijn, zijn alle discussies over het inleveren – want daar praat je dan concreet over – van een zetel in de Veiligheidsraad door Frankrijk of Engeland, zinloos.

De heer Pechtold (D66): Ik vind dat een defaitistische opstelling. Het is alsof je zegt: nou ja, ze vergaderen in Straatsburg en dat zal wel nooit stoppen. Daar hoor ik uw fractie zo ongeveer elke maand wel een keer over. U prefereert dus een Franse en een Britse zetel boven één Europese zetel? Die vlucht neemt u nu eigenlijk. Ik vraag u om uw ontluikende pro-Europese gevoelens iets meer kans te geven en te zeggen: nou, als het zou kunnen, zou de SP één Europese zetel best een goed idee vinden. Vindt u dat een mooi eindplaatje?

De heer Van Bommel (SP): Het zijn bijzondere tijden. Ik zal de deur naar mijn hart op een kiertje openzetten voor de heer Pechtold. Ja, het zou mij een lief ding waard zijn als wij het in Europa zo eens waren dat wij met één stem zouden kunnen spreken over belangrijke mondiale vraagstukken, zeker veiligheidsvraagstukken. Dat is echter niet het geval. Wij praten dus in feite over zetels van anderen. Wij kunnen een beroep doen en wensen uitspreken, maar dat is een beetje een grote broek aantrekken. Ik wil toch wel tot bescheidenheid oproepen.

Voorzitter. Een ander belangrijk onderwerp dat zeker aan de orde komt, is ontwapening en non-proliferatie. Na de gunstige afloop van de toetsingsconferentie van het non-proliferatieverdrag en de inspirerende toespraak van de Amerikaanse president vorig jaar over kernontwapening, lijkt de dynamiek er een beetje uit, niet alleen door Israëls afzijdigheid, maar ook door toenadering van China tot Pakistan om een nucleaire samenwerking te beginnen. De SP riep de regering al eerder op om hierin in het kader van de Nuclear Suppliers Group (NSG) niet aan mee te doen. Nu doet ook China een beroep op de NSG om een soort een-twee-drieverdrag met Pakistan te sluiten. Hoe ziet Nederland dat in het kader van het non-proliferatieverdrag of zelfs de ontwapening?

Ik kom te spreken over de conventionele wapenbeheersing. Afgelopen winter nam de Kamer een motie van de SP aan waarin werd gevraagd om te pleiten voor een moratorium op verarmd uranium. De regering wenst deze motie niet uit te voeren, maar wat let de regering om in het kader van de AVVN te pleiten voor een moratorium als einddoel en technische assistentie bij het opruimen? Of om de oproep te doen tot onderzoek in Irak en Afghanistan naar blootstelling van burgers aan verarmd uranium? Ik verwacht een toezegging van de minister-president op dit vlak. Door de niet-gebonden landen wordt onder leiding van Indonesië aan een resolutie hierover gewerkt. De precieze tekst ervan is in de maak. De SP wil graag de toezegging van de minister-president dat hij een resolutie in deze geest steunt. Eventueel leg ik de Kamer hierover een uitspraak voor.

Ik rond af met de millenniumdoelstellingen. Het verbaast de SP dat in de geannoteerde agenda weinig staat over landbouw. Niet alleen heeft Nederland veel kennis op dit gebied, maar vorig jaar is ook voor 22 mld. aan toezeggingen gedaan door de G8. Nederland zegde toen 2 mld. toe. Wat is er eigenlijk gerealiseerd van dit geld? Waarom blijkt de aandacht voor dit zo belangrijke onderwerp alweer van de internationale agenda verdwenen?

Nederland stuurt een brandbrief naar de VN over het belang van publiek-private samenwerking, maar als iets een goede vorm van ontwikkelingssamenwerking is in de private sector, is het wel de verbetering van de landbouw in Afrika. Hierbij moet veel meer met boeren dan over boeren gesproken worden. Hun stem dient veel meer gehoord te worden, bijvoorbeeld bij de internationale onderzoeksagenda en wet- en regelgeving. Er zijn stimulansen nodig die maken dat landbouw een toekomstperspectief biedt voor boeren om boer te zijn en te blijven. Boerenorganisaties kunnen heel eenvoudig een rol spelen bij verspreiding van kennis en nieuwe productietechnieken onder hun leden. Zij hebben de structuren en zij werken en wonen in afgelegen gebieden waar overheid of ngo niet weet te komen. Graag aandacht voor dat thema.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Het is lastig om de voorbereiding van een Algemene Vergadering van de VN voor te bereiden en te behandelen. De brief van de minister staat vol punten waar op zich alweer een wereld van discussie achter schuilgaat. Het is een beetje een overzicht van alles wat er mis is in de wereld. Helaas is het een behoorlijk uitgebreid overzicht. Ik beperk mij daarom tot het eruit lichten van een aantal punten dat voor de VVD-fractie van specifiek belang is.

Mijn fractie kan zich in grote lijnen in de brief vinden. Een aantal uitgezette lijnen juichen wij in het bijzonder toe, zoals het streven naar een moratorium op de doodstraf, maar ook de aandacht voor inclusieve financiering kan op onze instemming rekenen. Over een aantal punten heb ik nog vragen aan de minister-president.

Ik begin met het Internationaal Strafhof en met name de gang van zaken rond de Sudanese president Al-Bashir. Hoe bepaalde landen die zelf lid zijn van het Internationaal Strafhof daarmee omgaan – ik wijs op Kenia – is bar slecht voor de status en de reputatie van het ICC (International Criminal Court). Nederland zou zowel rechtstreeks als via de EU druk moeten zetten op een land als Kenia. Maar in de instructie lees ik dat we dit keer om andere redenen er wat omheen praten en het zo juridisch mogelijk maken. Nu snap ik dat het prettig is om een discussie over het komen tot een universele jurisdictie juridisch te houden. Maar zonder blind te zijn voor de extreme gevoeligheid van dit soort zaken, vraag ik mij toch af waarom Nederland hierover zou moeten zwijgen. Door niet te spreken over praktische problemen om een theoretische werkelijkheid te verbeteren, zijn we in de praktijk uiteindelijk niet veel beter af. Ik hoor graag van de minister-president of hij deze opvatting deelt en of Nederland de ruimte zal nemen om over de kwestie-Al-Bashir waar nodig kritisch en vrijuit te spreken.

Ik lees verder dat in EU-verband overwogen wordt om resoluties in te dienen tegen Myanmar en Noord-Korea. Ik vraag mij af waarom wij dit overwegen. Is er al zicht op dat deze resoluties daadwerkelijk ingediend worden en dat we deze ook zullen steunen? Wat de VVD betreft, doen we dat. Verder lees ik dat we overwegen om een eventuele Canadese resolutie tegen Iran te steunen. Ook hierover vraag ik: waarom overwegen en waarom alleen als Canada ermee komt? Als Canada traditioneel de trekker hiervan is, wat ik heb begrepen, is het natuurlijk prima om hun de eer te gunnen om hiermee te komen. Maar mochten de Canadezen het een jaar vergeten, waarom doen we het dan niet zelf, liefst in EU-verband? Kan de minister-president wellicht bevestigen dat de drie genoemde resoluties daadwerkelijk worden ingediend, zodat Nederland die kan steunen? Zo nee, kan de minister-president dan toezeggen dat Nederland in het uiterste geval de resoluties zelf indient, liefst in EU-verband?

Tot slot spreek ik over de mensenrechten en meer in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting. Zoals u allen weet, is dat voor mijn partij een belangrijk onderwerp. En zoals vaker is het niet zozeer wat wel in de tekst staat waarover vraagtekens rijzen, maar wat er niet in staat. De VVD mist nadrukkelijk aandacht voor wat in onze ogen het fundament van de vrijheid is: de vrijheid van meningsuiting. Het is natuurlijk prima dat in EU-verband de vrijheid van godsdienst extra aandacht krijgt middels een resolutie, want wie is hier nou immers tegen de vrijheid van godsdienst? Wel vraag ik mij af waarom is gekozen om te ijveren voor deze engere vrijheid van godsdienst en niet voor de bredere vrijheid van meningsuiting, vooral als we bezien onder welke druk de vrijheid van meningsuiting staat, helaas ook in de kringen van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. In 2005 is de Defamation of Religion-resolutie geïntroduceerd en deze is in 2007, tegen de zin en stem van Nederland in, aangenomen. In bepaalde landen draagt dit bij aan een klimaat waarin de vrijheid van meningsuiting verder onder druk komt te staan. In deze sfeer wordt een spanning gesuggereerd tussen de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting die er niet in die mate hoeft te zijn. In onze ogen kan het één niet zonder het ander. Wanneer in naam van de vrijheid van godsdienst de vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt, worden de mensenrechten zelf misbruikt om ze te schenden. In dit licht vragen we ons dan ook af waarom niet gewerkt wordt aan een resolutie om de vrijheid van meningsuiting kracht bij te zetten. Sterker nog, waarom wordt de vrijheid van meningsuiting in de brief van de minister niet eens één keer genoemd? Is de minister-president bereid om toe te zeggen alsnog een positieve passage hierover in de brief op te nemen? Is hij bereid om toe te zeggen dat Nederland eventuele moties die voor de vrijheid van meningsuiting opkomen, zal steunen? Kan de minister-president toezeggen dat Nederland, het liefst in EU-verband, zelf een resolutie indient ter bevordering van de vrijheid van meningsuiting? Ik hoop van de minister-president op dit punt een geruststellende reactie te mogen ontvangen, en op de andere punten overigens ook.

De heer Van Dam (PvdA): Deze discussie is vorig jaar ook gevoerd. Wij zijn toen samen met de VVD en een aantal andere fracties opgetrokken. We hebben ook een motie ingediend. Is de VVD dat nu ook van plan? Ik zou het toejuichen als de VVD een motie indient waarin zij zegt dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst gegarandeerd moeten worden en dat de Nederlandse regering zich daarvoor moet inzetten. Dat lijkt mij een mooie motie, zeker in deze tijd.

De heer Dijkhoff (VVD): Ten eerste ben ik blij dat u bevestigt dat beide vrijheden erin moeten staan. Ten tweede wacht ik liever eerst de antwoorden van de minister-president af. Wellicht is een motie daarna overbodig. Verder zou ik na dit overleg eerst willen polsen in hoeverre er bredere steun is voor een motie. Ik ben blij met de steun die u nu toezegt. Ik voel echter weinig voor een herhaling van zetten als dat bij voorbaat wederom tot niets gaat leiden.

De heer Van Dam (PvdA): De geachte collega van de VVD haalt dit punt natuurlijk niet voor niets naar voren. Wij hebben er vorig jaar al over gesproken. Desondanks komt het nu in de brief toch terug op dezelfde manier, en dus niet op een betere manier. Hij zei zo-even terecht dat de vrijheid van godsdienst geen reden mag zijn om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Ik neem aan dat hij andersom ook vindt dat de vrijheid van meningsuiting er niet is om de vrijheid van godsdienst te beperken voor bepaalde bevolkingsgroepen. Hij haalt dit punt niet voor niets naar voren. Hij is teleurgesteld over de brief van de regering. Ik neem aan dat hij dan ook actie daarop wil.

De heer Dijkhoff (VVD): Vandaar dat ik er ook drie vragen over heb gesteld. Inderdaad mag de vrijheid van meningsuiting er niet toe leiden dat een individu de vrijheid van godsdienst niet zou mogen belijden.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Aan de vooravond van de MDG-top (Millennium Development Goals) spreken we vandaag over de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen. Politieke wil is essentieel. Tenzij het schip wordt vlotgetrokken, is het niet in 2015, maar nu erop of eronder. Het deze week uitgelekte conceptakkoord is mooi geschreven, maar het ontbreekt aan concrete acties. De brief van de minister mist urgentie.

Sinds de economische crisis, maar ook al daarvoor, zijn de inspanningen om de MDG’s te behalen, ontoereikend geweest. Het is geen effectieve manier van ontwikkelingssamenwerking om de verschillende millenniumdoelen apart te bekijken in plaats van in samenhang. Ook voor de meest kwetsbare groepen, waaronder de inheemse volkeren die hier afgelopen maandag op het Plein vertegenwoordigd werden, is het niet significant beter geworden. Hier moet verandering in komen. Gaat de regering zich daarvoor inzetten? Is de regering bereid om controlemechanismes in te stellen om te zien of alle partijen zich aan afspraken houden?

De GroenLinks-fractie is voorstander van publiek-private samenwerking. Bedrijven kunnen inderdaad meer doen. Maar welke aanmoediging is volgens de regering nodig om bedrijven maatschappelijk verantwoord te laten ondernemen? Beziet de regering de private sector in dit verband in de volle breedte? Dus niet alleen de watersector, maar ook bijvoorbeeld door het bevorderen van toegang tot internet met een ICT-bedrijf? In afgelegen gebieden is mobiele technologie een belangrijk middel voor onderwijs, economische ontwikkeling en voorlichting over ziektes en moedersterfte. Zo koppelen we de millenniumdoelen mooi aan elkaar.

Het is goed dat de regering zich inzet om meer landen financieel te laten bijdragen. Zij zal zich daarnaast hard moeten maken om alternatieve financieringsbronnen te stimuleren. Wij denken daarbij bijvoorbeeld aan de World Currency Tax oftewel de Tobintaks. Frankrijk, Duitsland en Japan zijn al voorstanders. Zal de regering zich ervoor inzetten om samen met anderen ook de VS te overtuigen?

Wij maken ons zorgen over het uitstel van de presentatie van het VN-mensenrechtenrapport over Congo omdat Rwanda dreigt zijn vredestroepen terug te trekken. Het rapport concludeert dat ernstige misdaden, waaronder genocide, zijn gepleegd door het Rwandese leger. Die conclusie mag niet onder het tapijt geveegd worden. Zet de regering zich tijdens de AVVN in voor gerechtigheid voor de Congolese slachtoffers en voor spoedige publicatie van het VN-rapport, zonder enige aanpassing?

Het zal niemand verbazen dat GroenLinks zich zorgen maakt over de internationale verhoudingen rond de klimaatproblematiek. Ambities moeten hoog blijven en het Noorden en het Zuiden moeten weer on speaking terms komen met elkaar. De AVVN is hét moment om het vertrouwen van het zuiden te herwinnen door te laten zien dat wij onze verantwoordelijkheid nemen en concreet bereidheid hiervoor tonen. Grijpt de regering dit moment aan?

Ten slotte, het wapenhandelsverdrag. Er zal het komend jaar nog geknokt moeten worden om een effectief verdrag tot stand te brengen. Wat is nu exact de inzet van de regering bij de AVVN? Deelt zij onze mening dat absolute prioriteit moet worden gegeven aan standaarden en criteria?

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. In de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 2 september 2010 staan de richtlijnen die zijn uiteengezet voor de koninkrijksdelegatie naar de algemene vergadering van de VN. Deze brief bevat deze fraaie passage: «Een actief buitenlands beleid stelt het Koninkrijk in staat om mede richting te geven aan de internationale respons ten aanzien van bepaalde bedreigingen die wereldwijd zijn, maar ook om kansen te benutten op het terrein van veiligheid, welvaart en ontwikkeling».

Dit is een mooi begin. Je verwacht hierna dat de doelen die de minister zich stelt zich richten op het Nederlands belang daarin en op een wereldwijde keiharde aanpak van de islamitische terreur. Dat is in ieder geval waar de PVV voor staat. Terrorismebestrijding is, zo constateer ik, weliswaar een onderwerp dat de aandacht krijgt op de 65e Algemene Vergadering van de VN, maar helaas wordt het wereldwijde islamitisch terrorisme noch door de minister, noch in de EU-prioriteiten voor deze 65e Algemene Vergadering bij naam genoemd. Dat past geheel bij de terughoudende opstelling van deze regering als het gaat om het benoemen van op de islam geïnspireerde misdragingen. Het past ook bij de weinig weerbare houding tegenover het islamitische wangedrag in gremia als de VN, waar de islamitische stem krachtig is. Er is ook sprake van een islamitisch blok, de OIC, met maar liefst 57 leden en een permanente delegatie bij de VN. De PVV vraagt uitdrukkelijk om een actievere en meer uitgesproken stellingname van de koninkrijksdelegatie in de AVVN op dit punt. Benoem het islamitisch terrorisme, stel het aan de kaak en veroordeel het.

De PVV wil geen VN waarin dictaturen, staten die de scheiding tussen religie en staat niet erkennen en naleven of staten waar de vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt het voor het zeggen hebben. Nog minder willen wij dat zo’n VN bepaalt hoe Nederland zou moeten handelen. Vanuit dat uitgangspunt zullen wij de ambitieuze teksten over mensenrechten in de brief van de minister en ook de teksten over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zeer kritisch benaderen. Iedere inperking van de vrijheid van meningsuiting is voor de PVV niet aanvaardbaar. De regering dient daar wat ons betreft ook nooit mee in te stemmen.

Ik lees in de brief dat afschaffing van het vetorecht in de Veiligheidsraad de inzet van de regering is. Wij zijn van mening dat belangen van democratieën, met name van rechtsstaten, zo nodig door middel van het vetorecht moeten kunnen worden verdedigd tegen een meerderheid, al of niet van islamitische snit, van intolerante staten.

De heer Pechtold (D66): Ik was zojuist enigszins in verwarring. U zegt dat er een duidelijke scheiding van religie en staat moet zijn. Maar ik dacht dat uw fractie dat probleem bij de islam niet ziet. Ik neem namelijk aan dat mensen wel de vrijheid hebben van politieke ideologie.

De heer De Roon (PVV): Uiteraard is er vrijheid van politieke ideologie. Dat is namelijk een onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Wij zijn echter van mening dat als een politieke ideologie een kwalijke strekking heeft, wij daartegen met behulp van onze vrijheid van meningsuiting op alle mogelijke manieren moeten, kunnen en zullen opkomen.

De heer Pechtold (D66): Ik wil de verwarring verkleinen. Daarom zou ik graag hebben dat de Partij voor de Vrijheid in de komende periode wat consequenter is in haar redeneringen. Of je beschouwt de islam als een religie. De islam valt dan onder de vrijheid van godsdienst. Of, en dat hoor ik de laatste tijd steeds vaker, je beschouwt de islam als een politieke ideologie. U zei zo zojuist dat je daarover in vrijheid kunt nadenken. Dan kunt u ook geen scheiding van religie en vrijheid vragen. Voor mijn begrip en voor het begrip van velen met mij zou ik willen dat de PVV een beetje consequent blijft.

De heer De Roon (PVV): Ik haal Snouck Hurgronje aan, die aan het begin van de vorige eeuw de islam heeft onderzocht voor de Nederlandse overheid. Daartoe is hij zelfs undercover in Saudi-Arabië geweest. Zijn conclusie was: geef de islam geen macht in de politieke wereld. Dat onderstreep ik. Dat onderstreept de PVV. Daar zullen we ons altijd voor blijven inzetten, omdat de islam een verderfelijke politieke ideologie is, die we op alle mogelijke manieren zullen blijven bestrijden.

De heer Van Bommel (SP): De heer De Roon schetst een ontwikkeling in de Verenigde Naties waar hij zich tegen verklaart, namelijk één waarbij het islamitische blok in de VN dominant zou worden. Spreekt de heer De Roon nu de vrees uit dat islamitische landen de VN als organisatie gaan overnemen? Mocht dat zijn vrees zijn, wat is dan zijn antwoord daarop? Bij de Europese Unie zegt de PVV: Turkije erin, dan Nederland eruit. Heeft de heer De Roon wellicht een soortgelijk recept voor de VN?

De heer De Roon (PVV): Ik constateer dat de islam zich wereldwijd steeds verder probeert uit te breiden. Aan de rafelranden van de islam als politieke macht in de wereld zijn voortdurend brandhaarden aan de gang, waarbij uitbreiding van de macht van de islam aan de orde is. Wij zijn er dus inderdaad niet op gesteld als nog meer landen islamitisch van aard worden, wat consequenties zou kunnen hebben voor wat er gebeurt in de Verenigde Naties. Deze consequenties wensen wij niet. Ik ga niet vooruitlopen op onze opstelling indien deze ontwikkeling verdergaat, anders dan dat we die met alle kracht zullen bestrijden.

De regering streeft een gezamenlijke zetel voor de Europese Unie in de Veiligheidsraad na. Wij vinden dat ongewenst en wel omdat we het principiële standpunt huldigen dat de Europese Unie zich moet bezighouden met economische samenwerking en niet met andere, politieke, aangelegenheden en met name niet met aangelegenheden op het terrein van buitenlands beleid. Wij blijven dus voorstander van het idee dat de verschillende landen van de Europese Unie zelf hun buitenlands beleid gestalte geven in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Uiteraard is het een goede zaak als Europese landen en landen uit de Europese Unie daarin met elkaar afstemmen om gezamenlijke belangen gezamenlijk te kunnen dienen. We willen echter niet dat de Europese Unie dit van ons gaat overnemen.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Laat ik beginnen met een positief punt voor de minister-president. Hij kan dit keer naar New York, steunend op een instructie die gedeeld wordt door een Kamermeerderheid en niet getroffen kan worden door het veto van mijn buurman. Ik geef het de minister-president namelijk te doen als hij met de boodschap van mijn buurman naar New York zou moeten. Ik zou dat de minister-president oprecht niet gunnen.

Ik heb de brief van de instructie voor de AVVN van vorig jaar en die van dit jaar even naast elkaar gelegd. Ik zie veel overlap. Dat is op zich niet verbazingwekkend. Veel discussies die vorig jaar plaatsvonden in de AVVN krijgen dit jaar hun vervolg of worden dit jaar herhaald. Complimenten overigens voor de creativiteit bij het opstellen van de brief. In plaats van de zinnen over vorig jaar letterlijk over te nemen, is de zinsbouw hier en daar net iets gewijzigd, zodat het voor ons de nodige variatie oplevert. Voor een volgende keer zou het wel prettig zijn als ook voor de Kamer enigszins overzichtelijk wordt waar we te maken hebben met voortgaande discussies in de AVVN, wat de stand van zaken is en wat de ontwikkelingen zijn ten opzichte van het voorgaande jaar. Ook die ontwikkelingen kun je niet altijd uit het verslag halen. Soms is het helaas noodzakelijk om bestaande rechten opnieuw te verdedigen. Ook in Nederland is het belangrijk om rechten waarvan we tot voor kort dachten dat die vanzelfsprekend waren, opnieuw te verdedigen. Dat moet ook in de AVVN gebeuren.

Vorig jaar hebben we het ook al gehad over de hervorming van de VN. Weliswaar is de AVVN een belangrijk gremium, maar de belangrijkste macht ligt nog altijd bij de VN Veiligheidsraad. Daarom denk ik dat de hervorming van de Veiligheidsraad voor dit jaar een belangrijk onderwerp is. De toon van de brief van de regering is dit jaar wederom optimistisch over de mogelijkheden om dit jaar daadwerkelijk tot zaken te komen. Proef ik dit optimisme er terecht uit? Ik herinner mij namelijk goed dat wij vorig jaar in de discussie vaststelden dat wij goede standpunten hadden over het afschaffen of beperken van het vetorecht, maar dat die op dat moment nog weinig realistisch waren, omdat de vijf bestaande permanente leden nog niet van zins waren om hun vetorecht op te geven. Ik hoor daarom graag van de regering hoe het daarmee staat. Hoe vordert deze discussie? Tegelijkertijd is het belangrijk om opkomende machten als India en Brazilië de ruimte te geven om hun verantwoordelijkheid sterker in te vullen op het wereldtoneel.

Ook ik heb vragen over het streven om tot één EU-zetel in de Veiligheidsraad te komen. Mijn fractie steunt dit streven. Dat hebben wij eerder ook al gezegd. De vraag is in hoeverre ons standpunt inmiddels kan rekenen op bijval binnen de EU. Zou deze ene EU-zetel wat de regering betreft onder de Raad moeten vallen of onder de Commissie? Een van de hoofdpunten van discussie als er zo’n EU-zetel komt zal zijn op welke manier deze zetel bemenst wordt. Wordt deze door een wisselend voorzitterschap ingevuld of wordt deze in de praktijk verdeeld onder de bestaande permanente leden?

Net als mijn collega van GroenLinks wil ik dat Nederland dit jaar nadrukkelijk aandacht besteedt aan Congo. Ik wil niet alleen aandacht voor het rapport waarover de heer El Fassed al sprak, maar ook voor het functioneren van de VN-vredesmacht. Het is op zich een goede stap dat de assistent-secretaris-generaal vorige week in de VN Veiligheidsraad heeft gezegd dat de VN-vredesmacht gefaald heeft in Congo. Ik denk dat dit een belangrijke stap is. Als je dit onderkent, kun je ook bekijken wat er zou moeten gebeuren om MONUSCO beter te laten functioneren in Congo. Ik vraag de regering om actief te opereren in deze discussie. Door middel van Kamervragen heb ik ook al gevraagd om in beeld te brengen in hoeverre de vredesmacht toegerust is voor zijn taak. Ik heb daar mijn eigen opvattingen over, maar die zijn niet aan de orde in dit AO.

Een ander punt is het vredesproces in het Midden-Oosten. Ik herinner mij de discussie van vorig jaar goed. In de wandelgangen zou voorzichtigjes gesproken worden over de mogelijkheid om de Palestijnse staat bij resolutie van de AVVN te definiëren. Nederland reageerde daar niet op voorhand afwijzend op. Dit gold volgens mij ook voor de VS. Ongetwijfeld gaan de gesprekken in de wandelgangen dit jaar wederom door. Er wordt nu gezegd dat er binnen een jaar een vredesverdrag zou kunnen zijn. Het is echter ook van belang dat we ons prepareren op plan b. Wat nou als de vredesonderhandelingen opnieuw niet slagen? Dan is de VN-route in mijn ogen een realistische route. Ik hoor graag van de regering of zij zich op dezelfde manier zal opstellen als voorheen, namelijk dat zij dit niet op voorhand blokkeert. Niemand wenst die route. Het is veel wenselijker dat via een vredesverdrag tot een oplossing gekomen wordt. Maar goed, een stok achter de deur is wellicht nodig. Daarnaast zou het volgens mij goed zijn als de AVVN een resolutie zou aannemen die Israël oproept om de bouwstop van nederzettingen te verlengen. We zijn het er allemaal over eens dat het bouwen van nederzettingen in bezet gebied in strijd is met het internationaal recht. Het zou daarom goed zijn als er een duidelijk signaal van de wereldgemeenschap komt dat die bouwstop verlengd moet worden.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Het is heel goed dat in dit jaar, 2010, de AVVN wordt aangegrepen voor een grondige evaluatie van de millenniumdoelstellingen. Waar staan wij nu, wat is er bereikt en hoe gaan wij verder richting 2010, waarbij AVVN-breed bekeken kan worden hoe er meer coherentie kan komen op onderwerpen als duurzame ontwikkeling, klimaat en voedselzekerheid. De CDA-fractie is dan ook zeer tevreden met de hoge vertegenwoordiging bij dit belangrijke evaluatiemoment. De eerste twee dagen is de minister-president van de Nederlandse Antillen aanwezig. Wij juichen het zeer toe dat minister-president Balkenende op woensdag zelf aanwezig zal zijn bij deze belangrijke evaluatie. Het gaat niet alleen om de top. Daar zal iedereen zijn goede wil wel tonen. Het gaat er vooral om dat landen hun politieke wil tonen om de millenniumdoelstellingen te halen. Ik roep de Nederlandse delegatie dan ook op om de andere landen wederom aan te spreken op de internationale belofte om 0,7% van het budget te besteden aan armoedebestrijding.

Niet alleen de rol van het Nederlandse bedrijfsleven is daarbij van groot belang, maar ook de rol van de wetenschap, met name van de kennisinstellingen in Nederland. Eerder is al gesproken over de landbouw. In eerdere debatten heb ik al gezegd dat het ons zeer heeft verbaasd dat Nederland vorig jaar niet aanwezig was bij de speciale bijeenkomst die Hillary Clinton en marge van de AVVN in september 2009 georganiseerd had, «Partnering for food security». Ik roep de Nederlandse regering op om hoog vertegenwoordigd te zijn als er weer zoiets wordt georganiseerd, juist als het gaat over landbouw of water, waaraan Nederland zoveel heeft bij te dragen. Ik hoor graag of dit dit jaar ook het geval zal zijn.

We moeten natuurlijk ook bekijken wat wij gaan doen na 2015. Ook dan moet er effectief beleid zijn. Wat de CDA-fractie betreft zal coherentie van beleid dan met name van groot belang zijn, willen we werkelijk kunnen inzetten op armoedebestrijding. Het gaat daarbij om veiligheid, ook ecologische veiligheid, om klimaat en om voedselzekerheid. We kunnen ons inzetten voor armoedebestrijding, we kunnen scholen en ziekenhuizen bouwen, maar we zien bijvoorbeeld dat in Pakistan op dit moment alles weer wordt weggespoeld. Een coherente aanpak is dus nodig. Ik ben het eens met de beschrijving van de aanpak die in de brief staat. Ik ben heel benieuwd wat de ideeën van de andere landen van de VN zijn over hoe verder te gaan na 2015. De CDA-fractie is het eens met de opmerking in de brief dat de kosten voor bijvoorbeeld klimaatinzet additioneel dienen te zijn.

De mensenhandel staat hoog op de agenda van de AVVN. Dit is de plek waar dat moet gebeuren, bij de internationale gemeenschap. Je bereikt echter niets als je niet uitgaat van coherentie. Je moet andere organisaties die bezig zijn met de bestrijding van mensenhandel erbij betrekken. Ik denk hierbij aan de OVSE.

Mijn fractie is heel benieuwd hoe het staat met de uitvoering en de handhaving van de resoluties 1 325 en 1820. Ik denk hierbij weer specifiek aan de situatie in conflictgebieden zoals Congo. Wat is de rol van de vredesmachten daar?

Ik heb complimenten voor het bereiken van de UN Gender Unit. Ik weet dat Nederland daar een enorm goede bijdrage aan heeft geleverd, ook wat betreft de inhoud van het werk. Ik wil graag horen wat de specifieke taak wordt van de Gender Unit en welke rol Nederland daarbij zal spelen. In dit kader heb ik ook complimenten voor de Nederlandse regering en voor de Nederlandse vertegenwoordiging bij de VN vanwege de recente benoeming van Kees Flinterman in een van de mensenrechtencomités van de VN, een hele prestatie.

Ik kom te spreken over vredesmissies en conflictpreventie. De UN Peacebuilding Commission kan volgens Nederland een heel nuttige rol spelen. Naar het idee van de CDA-fractie kan deze rol veel groter zijn. Hoe gaat het met deze commissie? Wij horen daar eigenlijk weinig over. Hoe gaat Nederland het belang van deze commissie aan de orde stellen bij de AVVN?

Ten slotte blijft de blijvende inzet op seksuele en reproductieve rechten en op gezondheid van belang. De CDA-fractie vindt het inzetten op gezondheid van belang, zeker op preventie bij de strijd tegen hiv/aids wereldwijd. Ik roep de Nederlandse delegatie op om bij andere landen erop aan te dringen om juist nu hun inzet, ook financieel, bij de bestrijding van hiv/aids niet op te geven. Juist nu het beter gaat en wij succes boeken in de strijd tegen deze verwoestende ziekte moeten we niet loslaten maar doorzetten. Anders is alles wat wij tot nu toe gedaan hebben voor niets geweest.

Minister Balkenende: Voorzitter. Ik zeg de leden van de Kamer dank voor hun inbreng. Ik heb in ander verband al meer dan eens gezegd dat ik de algemeen overleggen voorafgaand aan de Europese Raad buitengewoon nuttig acht om te weten te komen wat er leeft in het Nederlandse parlement. Ik vind het evenzeer buitengewoon nuttig om met de Kamerleden van gedachten te wisselen over zaken die hun bezighouden. Dat geeft mij een veel beter gevoel als ik volgende week in New York ben.

Dat brengt mij bij het eerste punt, de representatie van de Nederlandse regering. De eerste twee dagen, op maandag en dinsdag, zal mevrouw De Jong, minister-president van de Nederlandse Antillen, Nederland representeren. Uitgaande van het feit dat vandaag het besluit wordt genomen om geen algemene politieke beschouwingen te houden, zal ik zelf dinsdagmiddag al naar New York gaan. Ik vertrek met enige spoed, omdat ik woensdag aanwezig wil zijn bij de vergaderingen die in het teken zullen staan van de MDG’s. De Prins van Oranje houdt zich dan eveneens in New York bezig met activiteiten rond water en sanitatie en prinses Máxima met inclusive finance. Ikzelf zal het woord voeren op de MDG-top. Er zijn veel activiteiten op die dag. Ik vind het van belang om op die dag namens Nederland aanwezig te zijn.

De algemene vergadering van de VN begint op donderdag. Ik ben daar uiteraard bij aanwezig en zal er de nodige gesprekken hebben. De speech van Nederland is voorzien op zaterdagochtend. Normaal gesproken zijn de minister van Buitenlandse Zaken of de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aanwezig bij de algemene vergadering. Onder de huidige omstandigheden is dat niet mogelijk. Ik hoop de volledige Nederlandse representatie bij de genoemde activiteiten op mij te nemen.

Bij mijn beantwoording ga ik als volgt te werk. Eerst zeg ik iets over de onderwerpen die samenhangen met de MDG’s en met de MDG-top. Daarna zal ik stilstaan bij onderwerpen die gerelateerd zijn aan de algemene vergadering van de VN. Daarna zal ik nog een paar vragen over restonderwerpen beantwoorden.

Het is heel goed dat we bekijken hoe het proces van de MDG’s nu verloopt. Mevrouw Ferrier en anderen hebben gezegd dat het heel goed is om te kijken naar de ontwikkelingen rond de MDG’s en naar het perspectief tot 2015. Zelf zal ik met name aandacht vragen voor de doelen die nog niet goed lopen, namelijk de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de gezondheid van vrouwen. Ik zal tegelijkertijd spreken over de contacten met allerlei actoren. De overheid heeft namelijk ook te maken met ngo’s, met het bedrijfsleven en met wetenschappers. Deze elementen zal ik dus scherp naar voren brengen.

De doelstellingen ten aanzien van moedersterfte en vrouwenrechten blijven achter.

Dat brengt mij gelijk bij de opmerking die de heer El Fassed maakte. Hij heeft er gelijk in dat je de MDG’s in samenhang moet zien. Ik en andere leden van de huidige regering hebben steeds naar voren gebracht dat er vele vraagstukken op ons afkomen: de financieel-economische crisis, het klimaatvraagstuk, het energievraagstuk en de handel. Dit zijn geen afzonderlijke onderwerpen. Je moet ze in samenhang bekijken. Ook in de MDG’s zit deze samenhang. Nederland vraagt om versterking van de vrouwenrechten, wat effect heeft op alle MDG’s. Vrouwen zijn dragers van ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Daarom is het terugdringen van moedersterfte ook een belangrijk onderwerp.

Er moet coherentie van beleid zijn. Mondiale problemen als klimaatverandering en financiële instabiliteit hebben een groot effect op de MDG’s Daarom is het beleid ook gericht op de mondiale thema’s. Mevrouw Ferrier heeft iets gezegd over onze inspanningen voor ontwikkelingssamenwerking. Deze hangen daarmee samen.

Verder is economische ontwikkeling van belang. Landen die hard groeien, scoren in het algemeen beter op alle MDG’s. Ik zal wijzen op de verantwoordelijkheid van donoren om 0,7% van hun nationaal inkomen aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Ook zal ik spreken over thema’s als goed bestuur en corruptie. Het is goed dat we ons steeds afvragen of landen hun afspraken nakomen. De heer Pechtold sprak hier terecht over. De UNDP monitort en de Development Assistance Committee van de OESO speelt hierbij evenzeer een rol. Ik zal deze punten naar voren brengen. In ieder geval zal de UNDP de afspraken goed in de gaten moeten houden.

Nederland zet in op MDG 3 en MDG 5. We zullen ook oog hebben voor fragiele staten, voor de meerwaarde van de financiële sector, voor water, voor sanitatie en voor voedselzekerheid. Deze thema’s houden ons zeer bezig. Ik heb al gesproken over de rol die de Prins van Oranje en prinses Máxima op woensdag zullen spelen.

Terecht is gezegd dat de realisatie van de millenniumontwikkelingsdoelen niet alleen een zaak is tussen de ene en de andere overheid, maar dat je ook moet letten op de rol die de ngo’s, het bedrijfsleven en de wetenschap spelen. Daarom ben ik altijd zeer te porren voor het initiatief van Bill Clinton. Hij roept op om elkaar scherp te houden. Hij heeft een bijeenkomst gehouden waarin ook bedrijven zich hebben gecommitteerd om bepaalde zaken te gaan doen.

Wat doet de Nederlandse regering? Er zijn al 75 pps-partnerships. Minister Verhagen spant zich in om met grote ondernemingen zaken te doen. Hij wil ze bewegen om zaken aan te pakken. Het is kortom heel goed dat we spreken over een meerzijdige aanpak, waarin ook de private partners nodig zijn.

De heer El Fassed en mevrouw Ferrier hebben verder gewezen op het belang van de wetenschap en van de landbouw. Ik deel hun opvatting. Dit hangt samen met het concept van ontwikkeling dat ik heb. Ontwikkeling is niet alleen maar hulp geven, maar is bijdragen aan kennisontwikkeling, zodat landen op eigen benen kunnen gaan staan. In het Duits wordt dat genoemd «Hilfe zur Selbsthilfe». Wageningen University is buitengewoon actief. Er zijn voorbeeldboerderijen in China en projecten in Brazilië. Ook in Afrika is men actief. Ik kom bij buitenlandse bezoeken heel vaak de voorzitter van het college van bestuur van Wageningen University tegen. Ik weet dat deze universiteit aan kennisoverdracht doet, wat ontzettend belangrijk is. Bij processen van ontwikkeling moet je uit de sfeer komen waarbij je voortdurend maar hulp geeft. Hoe nodig die hulp ook kan zijn bij humanitaire nood, het gaat erom dat je bijdraagt aan versterking van processen. Dit is een meerzijdig proces. Nederland heeft altijd gezegd dat de inzet voor de MDG’s een voorbeeld zal moeten zijn van samenwerking tussen verschillende actoren. Je moet de samenhang in de gaten houden, maar je hebt ook een brede inzet van de verschillende actoren nodig. Gelukkig is die inzet er. Ik vind dat we daar onverminderd mee moeten doorgaan. Ik onderschrijf dus de opmerkingen die zijn gemaakt over de betekenis van landbouw in relatie tot ontwikkeling en de rol die wij zelf kunnen spelen op het gebied van kennisoverdracht.

Ik kom te spreken over de Gender Unit, waar mevrouw Ferrier ook aandacht voor vroeg. Ik ben er zelf buitengewoon enthousiast over dat mevrouw Bachelet dit gaat doen. Ik heb haar meegemaakt in haar hoedanigheid van president van Chili. Ze is een buitengewoon pittige persoon. Ik verwacht veel van haar. Volgens mij is zij de ideale persoon om dit allemaal te trekken. Natuurlijk heeft zo’n unit te maken met de coördinatie van activiteiten. Je moet weten welke ontwikkelingen er zijn. Ik ben zelf dus zeer ingenomen met haar rol op dit terrein.

Mevrouw Ferrier heeft verder gesproken over de strijd tegen hiv/aids. Nederland heeft daar in samenwerking met Amerikanen en anderen veel aan gedaan. Ik vind dat wij daarmee door moeten gaan. Juist als sprake is van verbeteringen moet je oppassen dat zaken niet verslappen. Het is noodzakelijk om ook met dit onderdeel door te gaan.

Tot zover mijn algemene opmerkingen over de MDG’s. Ik heb gehoord wat de Kamer naar voren heeft gebracht en zal deze punten meenemen in mijn inbreng. Ik noteer nadrukkelijk dat de Kamer spreekt over de samenhang tussen MDG’s, het betrekken van diverse partners daarbij, maar ook op de voortgang en de geloofwaardigheid ervan. Dit zijn goede signalen, die ik zal meenemen in mijn bijdrage.

Het is in zo’n week een beetje lastig om een strikt onderscheid te maken tussen MDG’s en de AVVN-top. Tussen beide bestaat een overlap. Dat zal ook wel blijken in de bijdragen van de sprekers. Ook de situatie in Sudan en Congo hangt samen met het ontwikkelingsproces.

Ik heb nog een aantal opmerkingen over de algemene vergadering van de VN. Wil je de mondiale vraagstukken aanpakken, dan heb je multilaterale samenwerking nodig. Dat is altijd de positie van Nederland geweest. De VN is daarbij onmisbaar. Dat is een vaste lijn en daar houden wij gewoon aan vast. Nederland is actief. Men weet dat wij het werk van de VN sterk ondersteunen. Iedere keer als ik de heer Ban Ki-moon spreek, heeft hij waardering voor de inzet van Nederland. De AVVN raakt meer gepolitiseerd. Dat proef je soms ook. Er is ook sprake van een normstellend aspect: wat kun je doen aan het nemen van beslissingen? Het is een echte arena geworden.

Ik bemerk bij velen dat men de VN echt nodig acht en van mening is dat de rol van de VN verstrekt moet worden waar nodig. De heer Van Bommel maakte een opmerking over de Verenigde Staten en de verhouding tussen het unilaterale en het multilaterale spoor. Volgens mijn beeld kiest de huidige administratie nadrukkelijker voor het multilaterale spoor dan de vorige administratie. Dat leid ik af uit statements van de huidige president en uit de contacten die gelegd worden. In vergelijking met vroeger, toen men steeds een appel moest doen om recht te doen aan het werk van de VN, zijn dergelijke gesprekken veel minder nodig, gewoon omdat er veel meer besef is dat men samen moet werken. Soms hebben landen inderdaad ook bilaterale contacten. Hoe effectief is de VN? Op deze vraag kom ik straks terug naar aanleiding van de hervormingsdiscussie. Over de medewerking van de VS op dit moment ben ik op zich niet ontevreden.

De heer Van Bommel (SP): Ik wil één punt naar voren halen, ook omdat anderen erover gesproken hebben, namelijk de behandeling van Iran. Bij het sanctieregime inzake Iran zien wij de Verenigde Staten een eigen koers varen. Mogelijk worden ook tijdens deze AVVN weer stappen gezet die Nederland meetrekken in de koers van de VS.

Minister Balkenende: Het is terecht dat de heer Van Bommel dit punt opbrengt. Wat doe je mondiaal? Men weet dat er soms blokkades zijn. Wij weten allemaal wat de positie van China in dit soort discussies is. Soms kan dat lastig zijn. Daarnaast hebben wij te maken met de rol van de Europese Unie. Ook wij zitten met de vraag wat op een gegeven moment verstandig beleid is. Ik neem goede nota van wat over dit punt gezegd is. Als je besluit tot sancties, moet dat geloofwaardig zijn en moet je samen optrekken. Dat is de algemene lijn. Ik zal hier rekening mee houden, mocht dit punt ter sprake komen in de gremia waar ik kom.

De heer Van Bommel heeft een opmerking gemaakt over de mensenrechten en de positie van inheemse volken. Hij wees terecht op de demonstraties die hebben plaatsgevonden. Ik heb er zelf ook kennis van genomen. Ik deel de opvatting dat deze groepen rechten hebben. Ik stel voor dat ik dit punt meeneem in mijn interventie op woensdag. Dan kan ik ook overbrengen hoe in het Nederlandse parlement over dit onderwerp wordt gedacht.

De heer Pechtold sprak terecht over de rechtsorde, de positie van het Internationaal Gerechtshof, het Internationaal Strafhof en het bezoek van de heer Al-Bashir aan Kenia. Politieke druk op Kenia is nodig; daarover geen misverstand. Mede op Nederlands aandringen is afgesproken dat de Europese ambassadeurs op korte termijn in Nairobi, in een gesprek met de autoriteiten aldaar uiting zullen geven aan ons gezamenlijke ongenoegen en Kenia zullen oproepen om zijn verplichtingen ten aanzien van het Strafhof na te komen. Ik deel de opvatting dat het onwenselijk is dat een land dat het werk van het ICC steunt, er op deze manier mee omgaat. Bovendien is afgesproken om in alle hoofdsteden de Keniaanse ambassadeurs te ontbieden om dezelfde boodschap over te brengen. Op 2 september is de Keniaanse ambassadeur in Den Haag ontboden. Zij heeft toegezegd de Nederlandse zorgen en zienswijze aan Nairobi over te brengen. In mijn interventies in New York zal ik hiervoor aandacht vragen. Het is een onderwerp dat iedereen bezig houdt. Dan is het ook terecht dat wij een dergelijk forum gebruiken om onze opvattingen hierover kenbaar te maken.

De heer Pechtold (D66): Dat doet mij uitermate veel deugd, maar het strookt niet helemaal met de tekst van de brief van de minister van Buitenlandse Zaken. Onderaan pagina 3 en bovenaan pagina 4 lees ik dat de discussie vooral zo juridisch mogelijk moet worden gehouden. Het Koninkrijk wil namelijk vermijden dat deze discussie politiseert en wordt gebruikt om de vervolging van enkele verdachten van het Internationaal Strafhof, onder wie president Omar al-Bashir, ter discussie te stellen. De minister-president zegt nu terecht – wat mij betreft verdient het Nederlandse standpunt deze aanscherping – dat hij de casus wel ter sprake zal brengen. Ik denk dat wij het moeten vermijden om daar in algemeen juridische termen te blijven praten. Juist dit soort recente aantoonbare gevallen van oorlogsmisdadigers maakt van de Raad een raad met tanden. Anders blijf je in algemeenheden praten. Ik ben dan ook erg blij met de toezegging van de minister-president om dit aan te scherpen.

Minister Balkenende: In heel veel contacten, ook met de Amerikanen, heb ik steeds gesproken over de betekenis van het ICC. Wij beschouwen Den Haag als de legal capital of the world. Wij vinden het ICC een belangwekkend instituut waaraan medewerking verleend moet worden. Wij hebben ook aanknopingspunten. Niet voor niets heb ik zo-even in mijn bijdrage gewezen op de rol van Europa. Het is een kwestie van diplomatieke contacten. Kenia wordt erop aangesproken. Het is niet meer dan logisch dat dit punt naar voren wordt gebracht.

Het volgende punt betreft vrede en veiligheid. In algemene zin wil ik hierover zeggen dat Nederland, net als Canada, Amerika en andere landen, veiligheidsactiviteiten combineert met ontwikkeling en goed bestuur. Als deze band niet wordt erkend, heb je problemen. Je kunt niet kiezen voor veiligheid alleen en de andere punten veronachtzamen. Ontwikkeling zonder veiligheidssituatie levert ook niets op. Het belang van de samenhang der dingen, het 3D-concept, is mijns inziens volstrekt helder.

Dan kom ik bij de stand van zaken inzake resoluties over Myanmar, Noord-Korea en Iran. Deze resoluties zullen alle drie worden ingediend. Wat Iran betreft, zal Canada het initiatief nemen, wat Myanmar betreft zal de EU dat doen en wat Noord-Korea betreft de Europese Unie en Japan. Nederland en de Europese Unie zetten zich vol overgave in om nog dit jaar nog bredere steun te krijgen in de AVVN. Over de kansen valt nog niets te zeggen, maar onze inzet is om deze punten naar voren te brengen. Het gaat om brandhaarden. Eerder ben ik op werkbezoek geweest in Zuid-Korea. Daar had ik te maken met een begrafenis van 46 mensen die op de Cheonan zaten, een schip dat door Noord-Korea is getorpedeerd. Dat is maar één voorbeeld. Ik heb tegen de president van Zuid-Korea gezegd dat ik dit punt ook op zou brengen bij de president van China. Deze zaken moeten worden onderzocht. Op deze manier worden verhoudingen verziekt. Het is riskant en het leidt tot onnoemelijk veel leed. Daarom is het terecht dat de internationale gemeenschap deze punten nadrukkelijk aan de orde stelt. Wij zullen moeten bezien hoe een en ander verder verloopt, maar mijns inziens is het onze verantwoordelijkheid om deze zaken aan de orde te stellen.

De heer Van Bommel (SP): Bij de resolutie aangaande Noord-Korea kunnen wij ons gemakkelijk een tekst voorstellen, maar bij Iran ligt dat iets moeilijker. In de geannoteerde agenda wordt klip-en-klaar gesteld: Nederland zal met de EU-partners de Canadese resolutie steunen. Kent de minister-president de exacte tekst hiervan?

Minister Balkenende: Van mijn adviseurs hoor ik dat de feitelijke tekst nog niet bekend is. Er zijn natuurlijke diplomatieke contacten met Canada, maar veel meer dan dat valt er niet over te zeggen. Ongetwijfeld zal de boodschap kritisch zijn. Ik vraag even aan de ambtenaren of er gesproken wordt over sancties. Dat blijkt niet het geval te zijn. De situatie wordt veroordeeld. In de resolutie zal naar verwachting worden gerefereerd aan marteling, lijfstraffen, amputaties, steniging en onderdrukking van vrouwen en minderheden, waaronder religieuze minderheden zoals christenen, joden, sunni-moslims en bahai. De intensivering in de mensenrechtenschendingen na de verkiezingen van 2009 zal in het bijzonder worden genoemd, waaronder arbitraire arrestaties, gebrek aan eerlijke rechtsgang en vrijheid van meningsuiting, alsmede een toename in doodsvonnissen en executies.

De heer Van Bommel (SP): Ik vroeg hiernaar, niet zozeer vanwege de veroordelende tekst – dat deel van de resolutie heeft vanzelfsprekend onze instemming – maar omdat ook gedacht kan worden aan de suggestie van verdergaande sancties. Als dat niet aan de orde is, heeft de minister-president wat mij betreft carte blanche.

Minister Balkenende: Ik neem daar kennis van. Dit is wat wij op dit moment weten.

Dan wil ik iets opmerken over Sudan, een punt dat ons allen bezighoudt. Het is afschuwelijk wat zich daar voltrokken heeft en voltrekt. Op vrijdag vindt er een High Level Meeting over Sudan plaats waaraan ik zal deelnemen. Er wordt ook gesproken over het referendum in het zuidelijke deel van Sudan. Wij zullen een en ander moeten afwachten. Het gaat om werken aan een vreedzame ontwikkeling, om bevordering van mensenrechten en om de rol van de VN. Ik deel de gevoelens van de Kamer en zal deze overbrengen in de meeting die ik zelf zal bijwonen.

Min of meer hetzelfde geldt voor de situatie in Oost-Congo waar de heer El Fassed over sprak. Het seksuele geweld is onaanvaardbaar. Het is goed om dat ook hier nog eens te zeggen. Men kan rekenen op een actieve opstelling van Nederland. Wij zullen ons er kritisch over uitlaten. De boodschap over ontwapening zullen wij vanzelfsprekend uitdragen.

Dan kom ik bij het blokje over de VN-hervorming. Verschillende woordvoerders hebben hierover opmerkingen gemaakt. De afgelopen jaren kwam dit onderwerp steeds weer terug op de agenda. Het is een weerbarstig onderwerp. Dat komt door de samenstelling van de Veiligheidsraad, maar ook door het «One UN»-concept. Hoe manifesteert de VN zich wereldwijd? Wij hebben te maken met een veranderde wereld. Er wordt steeds meer gekeken naar de effectiviteit van het optreden van de VN, naar de legitimiteit, de representativiteit en de hervorming. Dat is ook logisch. Wij zien dat de VN opereert in een arena waarin de machtsverhoudingen voortdurend veranderen. Soms lijkt het weleens of de VN voor westerse landen een minder aantrekkelijk forum is om zaken te doen. De uitbreiding van het werkterrein van de Wereldbank, de opkomst van interregionale organisaties en de explosieve groei internationaal van ngo’s maken de mondiale instrumenten heterogeen. Er zijn verscheidene fora ontstaan. Er is kritiek op de effectiviteit van de VN. Dat is een van de aanleidingen geweest om deze discussie te starten. Daarnaast zijn er nieuwe fora gekomen. In het verleden hadden wij de G8. Wij zien nu dat de G20 een belangrijke rol speelt. Kijk naar de financiële crisis. De G20 is het gremium waar wordt gesproken over meer transparantie en het doorbreken van perverse prikkels. Daarnaast zien wij dat landen als India, Brazilië en Indonesië soms ook kritisch zijn op de VN. Zij vragen zich af in hoeverre de VN representatief is.

Dan kom ik bij de hervormingen van de grote landen. Op korte termijn moet je een aantal belangrijke landen ruimte bieden, opdat landen als Brazilië en India mee kunnen doen, overigens zonder vetorechten, want die maken de zaak nodeloos gecompliceerd. Vervolgens ontstaat de discussie wat wij dan met Europa doen. Nederland huldigt al geruime tijd het principe dat het het beste is als de Europese Unie één zetel heeft. Tegelijkertijd zien wij dat de werkelijkheid weerbarstig is. Dat komt door de verhoudingen in Europa zelf. Er wordt gesproken over Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, landen die een bepaalde positie hebben en die ze niet zomaar zullen loslaten. Er speelt nog iets anders, wat ook speelt in de G20. Het is steeds knokken geweest wat de deelname van Nederland betreft, en dat blijft het nog steeds. Een van de punten die steeds naar voren komt, is dat Europa oververtegenwoordigd is. Ik snap deze argumenten wel. Echter, in de G20 hebben wij ook te maken met de nodige Aziatische landen: Korea, Japan, China, Indonesië, India. Wij moeten niet de situatie hebben dat Europa kiest voor een gemeenschappelijk optreden, terwijl alle andere landen afzonderlijk opereren. Wij zeggen: zorg dat je het perspectief dat Europa met één mond kan spreken, bij Europese representatie voor ogen houdt. Wie spreekt namens de Europese Unie? Naar ik begrepen heb, is er een situatie ontstaan dat men het Europa eigenlijk niet gunt dat de heer Van Rompuy spreekt. Men zegt namelijk dat het gaat om een intergouvernementele bijeenkomst. De heer Leterme, als premier van het land dat het voorzitterschap bekleedt, zou dus het woord moeten voeren. Dat vind ik teleurstellend. Wij hebben immers niet voor niets het Verdrag van Lissabon en een voorzitter van de Europese Raad. Het was mij een lief ding waard geweest als men in VN-verband Europa de ruimte had geboden om met het gezicht van Europa, in dit geval de voorzitter van de Europese Raad, het woord te voeren.

In de Veiligheidsraad speelt dus de discussie over de representatie. Zoals gezegd, speelt dit bij de G20, maar ook bij de Wereldbank en het IMF. Grote representatie brengt ook verplichtingen met zich mee: taxation. Nederland speelt een rol binnen de VN, dat is onloochenbaar. Wij zijn ook een behoorlijke contribuant. Dat zou ook moeten gelden voor andere landen. Nederland wil altijd een bruggenbouwer en een katalysator zijn, ook in deze discussie. Wij moeten doorgaan met het proces van hervorming, hoe moeilijk ook. Op korte termijn moet recht worden gedaan aan posities van landen als Brazilië en India, zonder vetorechten. Verder moet het perspectief op één zetel voor Europa overeind gehouden worden. De heer Van Dam vroeg wie Europa vertegenwoordigt: de Raad of de Commissie. Conform het Verdrag van Lissabon is de Hoge Vertegenwoordiger Ashton de eerstaangewezen externe vertegenwoordiger van de EU voor buitenlands beleid. De heer Van Rompuy vertegenwoordigt de EU op zijn niveau, dus bij toppen van staatshoofden. Voorzitter Barroso vertegenwoordigt de Europese Commissie waar de commissie competent is. De EDEO zal de EU op alle beleidsterreinen ambtelijk vertegenwoordigen, dus ook als PV New York. Als die ene EU-zetel er komt, dan is de Hoge Vertegenwoordiger de eerstverantwoordelijke voor de aansturing, zowel als voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken als in haar hoedanigheid van vicevoorzitter van de Europese Commissie.

De heer De Roon heeft gesproken over terrorisme. Het gaat om alle vormen van terrorisme. Wereldwijd is er meer dan alleen terrorisme verbonden aan de islam. Wij zullen ons altijd keren tegen welke vorm van terrorisme dan ook.

Verder is er gesproken over martelingen. Volgende week vindt de start van de Algemene Vergadering plaats. De Algemene Vergadering loopt vervolgens nog maanden door. Er zullen side events zijn tijdens de Mensenrechtenraad. Het lijkt mij goed dat Nederland dit punt daar nadrukkelijk aan de orde stelt.

De heer Van Bommel (SP): Dat er een side event komt was reeds gemeld, maar de concrete vraag is of Nederland de onderwerpen die ik heb gememoreerd, namelijk Guantánamo Bay, de behandeling van gevangenen in Afghanistan en CIA-gevangenissen aan de orde kan stellen.

Minister Balkenende: Daar kom ik straks op terug.

Het volgende punt is het Midden-Oostenvredesproces. Uiteraard zijn wij voor continuering van de huidige gesprekken. Wij zijn voor het verlengen van een bouwstop in het desbetreffende gebied. Wat de resolutie betreft, zijn wij afhankelijk van de uiteindelijke tekst. Ik heb in algemene zin een paar opmerkingen gemaakt.

Een ander punt betreft de vrijheid van meningsuiting. De vraag is gesteld of wij een positieve passage willen opnemen in onze interventies. Verder moeten wij steun geven aan resoluties en initiatieven. Veel landen menen dat godslastering zich niet verhoudt met de vrijheid van godsdienst. Nederland beschouwt de vrijheid van meningsuiting als een fundamenteel recht dat niet beperkt mag worden met een beroep op de noodzaak om de vrijheid van godsdienst te beschermen. Onze inbreng is consequent geweest, ook de afgelopen vier jaar in de Mensenrechtenraad, onder meer vorig jaar bij de Durban II-conferentie. Met sterke steun van Nederland en de EU is in 2009 een resolutie aangenomen die vrijheid van meningsuiting onderstreept en beschermt. Een nieuwe resolutie van onze kant ligt dan ook niet voor de hand, maar wij zullen initiatieven van anderen steunen, mochten deze er komen.

Verder heeft de heer El Fassed gevraagd naar het Arms Trade Treaty: wat is de Nederlandse inzet? Mijns inziens moeten in het toekomstige verdrag twee zaken geregeld worden. Ten eerste moeten er richtlijnen komen voor wapenexporttransacties, zodat in elk land pas een exportvergunning wordt afgegeven na een deugdelijk besluitvormingsproces op basis van heldere richtlijnen of criteria. Deze dienen gebaseerd te zijn op de hoogste normen en bilaterale instrumenten van internationaal recht en mensenrechten, en niet op de laagste gemene deler. Ten tweede moet er een regime voor uitwisseling van informatie in een dergelijk verdrag worden opgenomen, niet alleen om een beeld te creëren van de mondiale import- en exportstromen, maar ook om de beweegredenen van geweigerde transacties, de zogenaamde denials, te kennen. Uitsluitend op die manier kan een wapenhandelsverdrag dat landen binnenskamers toepassen, ook leiden tot een dialoog over eenieders interpretatie van de richtlijn.

Volgens mij heb ik de meeste vragen beantwoord. Ik heb geprobeerd iets te zeggen over de representatie van Nederland, over onze inzet volgende week met betrekking tot zowel de MDG’s als de AVVN-onderwerpen. Ik heb aangegeven dat de vergadering volgende week begint, maar de komende maanden nog doorloopt. Ik stel de inbreng van de Kamer zeer op prijs, mede gegeven de huidige situatie en de status van het kabinet. Het is plezier om te weten hoe de Kamer over bepaalde dingen denkt. Dat geeft ook ruggensteun aan mijn inbreng volgende week.

De voorzitter: Dank voor uw inbreng in eerste termijn. Dan beginnen wij nu aan de tweede termijn.

Het woord is aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden en voor de toezeggingen die ik daarin beluisterde.

Ik steun het kabinet als het de ambitieuze tekst over de mensenrechten ook waar gaat maken, maar ik wijs nogmaals op het gevaar van herhaling van wat er gebeurde met de oude tekst van drie jaar geleden over inheemse volken. Als er vervolgens niets mee gebeurt, devalueert een en ander sterk. Ik ben dan ook blij dat de minister-president heeft toegezegd hier nog op terug te komen.

Ten aanzien van Al-Bashir heb ik zojuist al spontaan mijn vreugde geuit. Er wordt op de casus ingegaan. Wat er intussen al gebeurt met de ambassadeurs van Kenia klinkt goed.

Het volgende punt is de hervorming. Het antwoord van het kabinet vind ik wat aarzelend: «er wordt gewerkt aan». Dat is prachtig, maar in 1979 was het India dat de kat de bel aanbond en als wij dan al 30 jaar «werken aan», constateer ik dat wij een probleem hebben. De minister-president gaf zelf al aan dat sommige landen de Verenigde Naties eigenlijk een beetje minderwaardig beginnen te vinden, terwijl andere instituties, zoals de G20, aan waarde winnen. Als je erg traag bent en er ondertussen ook een beweging van de andere kant opkomt, dan kun je wel eens ingehaald worden. Ik pleit dan ook voor een soort eindtermijn of een stappenplan waarin de Verenigde Naties zichzelf verbindt aan concrete doelen. Mijn partij is er erg voor dat Europa zich verenigt in een zetel. De wirwar aan Van Rompuy’s en andere voorzitters alleen al moet een belangrijke reden zijn om daar haast mee te maken. Wil je onder opkomende economieën draagvlak houden voor dit soort instituties, dan moet je haast maken. Ik verwacht van Nederland eigenlijk een veel actievere rol.

De minister-president spreekt snel, maar ging met betrekking tot non-proliferatie wel heel snel over de tekst heen. Als wij kernwapens in Nederland hebben – ik verwacht geen bevestiging; ik zal de minister-president niet in dat valletje laten trappen – dan moeten ze weg. Die toezegging wil ik hebben.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik wil de minister-president bedanken voor zijn toezegging om woensdag de rechten van inheemse volken aan de orde te stellen. Ik denk dat dit een belangrijk signaal is. De verklaring is drie jaar geleden aangenomen. Het doet recht aan de belangen van inheemse volkeren om hier expliciet over te spreken, omdat de klachten met betrekking tot ontbossing en het leegroven van zeeën et cetera die onder andere geuit zijn in de petitie, problemen betreffen die aan de orde van de dag zijn. Deze problemen moeten besproken worden.

Met betrekking tot de landbouw heeft de minister-president in zijn beantwoording vooral gesproken over het bevorderen van kennisoverdracht. Natuurlijk moet kennisoverdracht bevorderd worden, maar tegelijkertijd moet er een antwoord komen op de problematiek van het speculeren op de voedselmarkten. Juist het gedrag van speculanten maakt dat de voedselprijzen zijn gestegen en dat er allerlei problemen zijn. Deze worden verergerd door de wijze waarop de landbouwmarkt is georganiseerd. Als wij dat deel van de problematiek niet ook aan de orde stellen, zal er nooit een oplossing komen voor de structurele problemen op deze markt. Ik roep de minister-president op om dit onderdeel daarbij ook aan de orde te stellen. Ik heb het dan concreet over de suggesties die zijn gedaan zoals het invoeren van een belasting om speculatieve financiële operaties af te remmen en de termijnmarkten in de landbouwsector te reguleren. Ik krijg graag een reactie op dit punt.

Ik heb mijn vragen over marteling geformuleerd zoals ik ze heb geformuleerd. Als dit onderwerp aan de orde wordt gesteld door westerse landen, wordt immers vaak met het verwijtende vingertje gewezen naar niet-westerse landen, terwijl er juist ook kritiek kan worden geuit op de behandeling van gevangenen door westerse landen in die delen van de wereld waar ze actief zijn. Ik heb bijvoorbeeld verwezen naar Afghanistan. Ik ben van mening dat het hele plaatje moet worden geschetst en dat daarbij ook naar de eigen verantwoordelijkheid moet worden gekeken. Dat is de kern van mijn oproep.

Tot slot heb ik aan de orde gesteld een mogelijke resolutie van niet-gebonden landen onder leiding van Indonesië met betrekking tot munitie met verarmd uranium. Die resolutie zou betrekking hebben op blootstelling aan en het opruimen van restanten van munitie met verarmd uranium. De Kamer heeft een motie van de SP hierover aangenomen. De minister-president kan dit opvatten als een steun in de rug voor steun aan die mogelijke resolutie van de niet-gebonden landen. Ik krijg hierop graag de reactie van de minister-president.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor het antwoord op mijn vragen. Ik dank hem ook voor de verheldering en de, in mijn ogen, verbetering van het standpunt over Al-Bashir en ICC. Dit gelukje vier ik pas in de tweede termijn.

Ik ben verheugd dat de resoluties over Noord-Korea, Myanmar en Iran zullen worden ingediend en dat Nederland ze zal steunen. Ik hoop dat ze ook worden aangenomen, want het zou toch redelijk tragisch zijn als de wereld bijeenkomt en niet dit soort toestanden kan veroordelen.

De minister-president sprak een aangename tekst uit over de vrijheid van meningsuiting. Kan die tekst dan ook in de brief worden opgenomen? Want als dit het consistente standpunt van Nederland is, zou ik het op prijs stellen dat de instructie wordt afgegeven dat wij dit actief blijven uitdragen.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Ik ben zeer verheugd dat de minister-president hoge prioriteit geeft aan de MDG-top. Ik dank hem voor de toezeggingen in dit kader met betrekking tot de samenhang en het bedrijfsleven. Hetzelfde geldt voor de toezeggingen dat de inheemse volkeren de aandacht zullen krijgen waar zij recht op hebben en over de hoogte van de lat bij de onderhandelingen over het wapenhandelsverdrag.

Ik ben blij dat hij de visie over samenhang en coherentie steunt. Hoe zal Nederland, samen met andere koplopers, landen ter verantwoording roepen? De minister-president verwijst naar UNDP en de OECD die zaken bijhouden, maar het is toch aan de landen om die gegevens te gebruiken en er zodoende voor te zorgen dat iedereen zijn steentje kan bijdragen?

Ik heb de minister-president niet horen spreken over alternatieve financiering zoals de ontwikkeling van een World Currency Tax. Als de VS meegaat, mag ervan worden uitgegaan dat die er, met de steun van tientallen andere landen, kan komen. Dit zou een enorme impuls kunnen zijn in de aanloop naar 2015. Ik zou ook graag meer actie zien op het terrein van klimaatfinanciering, adaptatie en mitigatie. Wat legt de minister-president concreet op tafel in New York?

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Naar aanleiding van mijn opmerkingen over de manier waarop het terrorisme en in het bijzonder het islamitisch terrorisme aan de orde zouden moeten worden gesteld door de Nederlandse regering, heeft de minister-president gezegd dat er ook andere vormen van terrorisme zijn. Dat is natuurlijk waar. Hij heeft ook uitgesproken dat het de inzet van de Nederlandse regering is om alle vormen van terrorisme te bestrijden. Het is goed om dat te horen, maar ik betreur dat hij niet heeft uitgesproken dat het islamitisch terrorisme op wereldschaal gezien, een heel groot deel van het terrorisme op dit moment uitmaakt. Dat is geen toeval, want dit terrorisme komt voort uit een politieke ideologie die het aanzetten tot geweld in zijn vezels heeft. Dit alles wenst de minister-president niet aan de orde gesteld te zien in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Dit zou naar het oordeel van de fractie van de PVV wel moeten gebeuren en dat hij dat niet wil, is teleurstellend. Dit betekent gewoon de kop in het zand steken.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Het zal je maar gezegd worden.

Ik heb in eerste termijn naar aanleiding van de hervorming van de Veiligheidsraad niet alleen gevraagd naar de positie van Nederland, maar ook naar de voortgang. De heer Pechtold heeft ook al gevraagd of er zicht is op werkelijk stappen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het One UN-proces dat heel gestaag lijkt voort te gaan, maar wel veel langzamer dan mij lief is. Ik denk dat de heer Pechtold ware woorden sprak toen hij zei dat je moet opletten dat er voortgang wordt geboekt bij dit soort processen om het draagvlak onder de VN als belangrijkste orgaan van overleg in de wereld te kunnen handhaven.

Een ander geloofwaardigheidsprobleem voor de VN ligt voor mij bij de missies in Congo en Sudan. Ik focus mij vooral op Congo. De minister-president stapte daar naar mijn mening wel wat gemakkelijk overheen. Ik ga ervan uit dat er de komende maanden in New York echt veel meer te bespreken valt. Op het moment dat de VN op deze manier vredesoperaties uitrolt waarbij – en dat weten wij allemaal – troepen voornamelijk in het land actief zijn om geld te verdienen voor hun eigen regering en maar zelden of nooit de bereidheid hebben om actie te ondernemen op momenten dat dit nodig is, doet dat fors af aan de geloofwaardigheid van de VN. Misschien moeten wij verder op dit onderwerp ingaan met de huidige minister van Buitenlandse Zaken of met een nieuwe minister als die er binnen afzienbare tijd is, want ik maak mij hierover ernstig zorgen.

De minister-president zegt dat het afhankelijk is van de tekst of Nederland de resolutie over het Midden-Oostenvredesproces zal steunen. Wij hebben dit helaas al eerder meegemaakt en het eindresultaat was vaak dat Nederland tot het kleine rijtje landen behoorde dat een resolutie uiteindelijk niet steunde, omdat daarin een of twee woorden verkeerd stonden. Ik zou niet willen dat ons dit nog eens overkomt. Daarom houd ik de minister-president voor dat hetzij Nederland, hetzij de Europese Unie zelf het initiatief moeten nemen om ervoor te zorgen dat de resolutie over een bouwstop op de nederzettingen niet alleen aanvaardbaar is maar ook het goede uitspreekt, namelijk het standpunt dat Israël niet langer nederzettingen moet bouwen omdat dit het vredesproces bemoeilijkt.

Ik heb daarnaast nog vragen gesteld over het uitroepen van een Palestijnse staat via de AVVN. Als Israël en de Palestijnen nu zelf zeggen dat zij verwachten dat er volgend jaar een vredesverdrag kan worden getekend, zou het ook goed zijn als in de wandelgangen wordt besproken hoe dit volgend jaar via de AVVN kan worden bekrachtigd. Als men niet tot een vredesverdrag komt, is het ook een begaanbare weg dat de AVVN beslist om zelf stappen te zetten, want wij kunnen niet nog 40 jaar doormodderen.

Ik ben in eerste termijn niet toegekomen aan de MDG’s. Ik heb waardering voor alles wat daarover is gezegd, maar ik wil de minister-president toch ook nog wel een punt van zorg meegeven, namelijk over de duurzaamheid van de millenniumdoelstellingen. Met name in het kader van de fasttrack initiatives wordt op dit moment vrij veel donorgeld gepompt in een aantal MDG’s om ervoor te zorgen dat de doelen op tijd worden gehaald. De vraag is natuurlijk wat er na 2015 gebeurt. Blijven die investeringen dan nog steeds overeind? Zo wordt nu door donoren fors geïnvesteerd in het onderwijs. Zal dit een duurzame ontwikkeling blijken te zijn als de donoren zich terugtrekken? Blijft het wel overeind als de doelen in 2015 zijn bereikt? Ik hoop dat de Nederlandse regering dit punt van zorg wil inbrengen.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Ik wil deze gelegenheid gebruiken om namens de CDA-fractie veel dank uit te spreken voor de inzet van Nederland bij de top over de millenniumdoelstellingen. Het is bekend dat de minister-president vanaf zijn aantreden pal heeft gestaan voor de millenniumdoelstellingen en dat hij steeds krachtig een visie heeft uitgedragen gericht op coherentie van beleid en zelfredzaamheid van mensen in ontwikkelingslanden. Ik spreek daarvoor grote waardering uit namens mijn fractie.

Ik dank de minister voor de toezeggingen, onder andere met betrekking tot de strijd tegen hiv/aids die juist nu moet doorgaan en de oproep aan de andere landen wat dit betreft.

Het is heel goed dat mevrouw Bachelet die Gender Unit gaat trekken. Wat wordt nu het werkprogramma en welke rol zal Nederland daarbij spelen?

Hoe staat het met de handhaving en uitvoering van de resoluties 1 325 en 1820? Hoe staat het met de Peacebuilding Commission? Wij horen daarover weinig, maar het is een belangrijk instrument.

Minister Balkenende: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn en voor hun woorden van waardering. Hun inbreng was nuttig en ik zal een aantal punten ervan meenemen volgende week.

De heer Pechtold maakte een opmerking over de hervormingen. Hij zegt dat het weliswaar mooi is om over hervormingen te spreken, maar hij vraagt naar de timing, wat er wordt bereikt en wat Nederland kan doen om voortgang te bewerkstelligen. Ik herinner eraan dat er sinds 2005 het nodige is gebeurd. Ik wijs bijvoorbeeld op de instelling van een Mensenrechtenraad, een Peacebuilding Commission en het initiatief One UN. Termijnen noemen kan niet altijd, dat is ook afhankelijk van de politieke wil. Nederland zal zich hiervoor echter zeker stevig inzetten. Ik zal dit punt van timing meenemen in mijn bijdrage en in mijn gesprekken en erop wijzen dat het proces van hervorming wel geloofwaardig moet zijn.

De heer Pechtold heeft mij gevraagd te bevestigen dat als Nederland kernwapens heeft op zijn grondgebied, die moeten worden weggehaald. Zoals bekend wil ik bevestigen noch ontkennen dat er kernwapens op Nederlands grondgebied zijn. Het is staand beleid dat daarover geen mededelingen worden gedaan, dat weet hij ook. Over de toekomst van kernwapens is herhaaldelijk gesproken tussen Kamer en regering, onder andere in de aanloop naar de toetsingsconferentie van het non-proliferatieverdrag in mei. Nederland is voor de uitbanning van alle kernwapens en tegen unilaterale ontwapening. Nederland zet zich daarom in de NAVO en in de VN in voor mondiale kernontwapening. In dit licht steunen wij de initiatieven van president Obama. Volgende week is er ook een «event» met de secretaris-generaal van de VN over de vraag hoe de ontwapeningsconferentie actiever kan worden. Dit is een goed initiatief. Nederland steunt dit en wij zullen actief bijdragen aan de conferentie over ontwapening.

De heer Van Bommel heeft verschillende punten aangesneden. Hij sprak zijn waardering uit voor het feit dat ik het vraagstuk van de inheemse volkeren naar voren zal brengen.

Hij heeft gevraagd waar de aandacht voor de landbouw blijft. Het is goed om te zeggen dat de economische ontwikkeling in de landbouw een van de prioriteiten van Nederland is. Nederland heeft 2 mld. toegezegd voor de landbouw. Het geld wordt ingezet in overleg met de lokale overheden en de boerenorganisaties. Nederland ondersteunt samen met LTO Nederland tientallen boerenorganisaties in ontwikkelingslanden met 10 mln. per jaar. Nederland werkt samen met de Landbouwuniversiteit Wageningen en bedrijven als DSM en Unilever om voedselgewassen te verrijken en om de productiviteit in de landbouw te verhogen. De nationale boerenorganisaties worden hierbij betrokken.

De heer Van Bommel heeft verder gesproken over de speculatie op voedselprijzen. Nederland zet zich in om alle oorzaken van de hoge voedselprijzen aan de orde te stellen tijdens de top, dus ook de gevolgen van speculatie op voedselprijzen. Speculatie is echter niet de enige reden voor de hoge voedselprijzen, ook een gering aanbod van voedsel als gevolg van lage productiviteit, slechte oogsten en algemene verwaarlozing van de landbouwsector zijn daarbij aan de orde. Nederland kan dit inbrengen in het proces van de Algemene Vergadering volgende week dan wel in de periode daarna.

Dan heeft de heer Van Bommel nog gesproken over het oorlogsrecht en de behandeling van gevangenen. Hij stelt dat wij niet alleen moeten praten over andere delen van de wereld, maar dat wij ook naar onze eigen rol moeten kijken. Nederland heeft de laatste jaren actief een internationale dialoog over dit onderwerp geëntameerd in het zogenaamde Oud-Poelgeestproces. De Kamer is daarover geïnformeerd en is er ook informeel bij betrokken. Wij lopen dus geenszins weg voor discussie over de toepassing van de Geneefse conventies en het humanitair oorlogsrecht. Die onderwerpen worden expliciet meegenomen in de voorbereiding van dat «event» in de Mensenrechtenraad. Daar komt dit punt aan de orde en dat is ook het moment om erop terug te komen.

De heer Van Bommel (SP): Ik vrees dat het laatste belangrijke punt over de mogelijke resolutie van de niet-gebonden landen over verarmd uranium, de blootstelling aan en het opruimen van de restanten ervan, door de minister-president wordt overgeslagen.

Minister Balkenende: Dat was een volgend punt. Nederland ziet het belang van dit onderwerp en spant zich in om ervoor te zorgen dat de discussie over de gevolgen van verarmd uranium recht doet aan de feiten. In geen enkel onderzoek is sluitend bewijs geleverd voor de stelling dat het gebruik van verarmd uranium in munitie negatieve effecten op de gezondheid heeft. Omdat bepaalde metalen noodzakelijk zijn voor de effectiviteit van de munitie, is een moratorium niet wenselijk. De Nederlandse regering blijft voorstander van verder onderzoek hiernaar. Of Nederland een nieuwe ontwerpresolutie kan steunen, hangt af van de inhoud daarvan. De Nederlandse krijgsmacht beschikt niet over munitie die verarmd uranium bevat. Dat is de stand van zaken. Ik ken de gevoelens op dit punt en ik meen dat de verschillen niet al te groot zijn, maar wij laten onze beslissing afhangen van de formulering.

De heer Dijkhoff heeft gesproken over de vrijheid van meningsuiting. Wij debatteren hier niet voor niets en de uitslag van dit debat kan zijn weerslag krijgen in de opstelling van Nederland in de komende maanden als dit onderwerp in de Algemene Vergadering aan de orde komt.

De heer El Fassed is ingenomen met de inzet van de regering op het punt van de MDG’s.

Hij is verder teruggekomen op de Tobintaks, een onderwerp dat overigens al vaak in de Kamer aan de orde is geweest. Over het opleggen van een kleinere heffing op financiële transacties ten behoeve van ontwikkelingssamenwerking wordt al langer gesproken in het verband van de Europese Unie en de G20. Hierover bestaat echter nog geen overeenstemming. Zo is Nederland ook niet voor 100% enthousiast. Een aantal landen verenigd in de zogenaamde Leading Group on Innovative Finance is een studie begonnen naar de Tobintaks. De vraagpunten zijn de additionaliteit, de technische uitvoering en wie ervan moet profiteren. Ook de stabiliteit van het systeem speelt een rol. Nederland is waarnemer bij die groep. Op basis van de uitkomsten van die studie zal er opnieuw een discussie worden gevoerd. De Nederlandse regering zal zich hierover dan opnieuw buigen.

Dit over de studie die op dit moment wordt verricht, maar ik heb in het debat over de Europese Raad al gezegd dat er nog meer dingen spelen. In IMF-verband wordt hierover ook gesproken en de Europese Commissie is er ook mee bezig. Het debat is dus gaande en ik verwacht dat de Kamer hierover met de nieuwe regering van gedachten kan wisselen.

De heer De Roon heeft zijn punt van de eerste termijn nog eens hernomen.

De heer Van Dam heeft gesproken over de situatie in Congo. Congo is een fragiele staat. Ik wijs op het tekort aan gekwalificeerd personeel, de corruptie, het feit dat er geen openlijke oorlog is, maar dat de gemeenschappen zijn verscheurd, de straffeloosheid en het ontbreken van een politieke wil tot hervorming. Bovendien werkt het rechtssysteem niet goed. De Nederlandse inzet is gericht op de bestrijding van seksueel geweld. Verder wordt er humanitaire hulp gegeven die is gericht op veiligheid en stabilisatie. Daarmee is in de periode 2008–2010 een bedrag gemoeid van $64,4 mln. De VN heeft een stabilisatiestrategie voor Oost-Congo. Er is sprake van de opbouw en hervorming van het leger, een bijdrage voor luchttransport voor MONUC en MONESCO, de vernietiging van lichte wapens en munitie en de re-integratie van ontheemden. Ik zal de ontwikkelingen volgende week nauwlettend volgen, wetend hoe de gevoelens hier zijn.

Wij zijn redelijk positief over de resultaten die tot nu toe zijn geboekt in het proces van de invoering van het One UN-concept. De belangrijkste resultaten zijn de verbeterde samenwerking en coördinatie binnen de VN, de lagere overheadkosten, het versterkte ownership en een betere alignment met de nationale ontwikkelingsplannen. De sense of urgency is echter nog steeds nodig en daarop doelt de heer Van Dam. Er worden wel stappen gezet, maar er moet naar zijn mening meer gebeuren. De cultuurverschillen tussen de VN-fondsen en -programma’s maken de samenwerking ook vaak gecompliceerd. Dit is een lastig punt en de VN moet dit zelf aanpakken. Als je verschillende fondsen, stromen en activiteiten hebt, moet je ervoor zorgen dat die zaken ook binnen de organisaties worden afgestemd. Dat hoort er ook bij.

Het is daarom van belang om tijdens de komende AVVN samen met de VN-organisaties, de overheden van de pilotlanden, de selfstarters en donoren het momentum voor die hervormingen te behouden en verdere implementatie te bespoedigen. Nederland zal blijven aandringen op een tijdige uitvoering van de onafhankelijke externe evaluatie die eind 2011 moet worden afgerond. Dit heeft mij ook altijd beziggehouden, want juist als er kritiek is op de VN, moet je er alles aan doen om ervoor te zorgen dat wat je doet, ook goed gebeurt. Je moet ervoor zorgen dat je de samenhang versterkt, dat er een betere afstemming komt. Dit alles raakt aan de geloofwaardigheid van het functioneren van de VN. Het maakt de VN ook minder vatbaar voor kritiek. Dit heeft ook te maken met de manier waarop je optreedt en met het draagvlak daarvoor.

De heer Van Dam heeft nog gesproken over de duurzaamheid van de resultaten van de MDG’s na 2015. Dit is een belangrijk punt. Hij heeft gelijk als hij zegt dat wij nu in de belangrijke fase zitten waarin moet worden geprobeerd om de doelstellingen voor 2015 te behalen, maar de vraag is natuurlijk ook wat er daarna gebeurt. Wij schieten er niet veel mee op als er in 2015 een soort stop volgt en zaken weer wegvallen. Wij delen de zorgen dat niet alle MDG’s worden gehaald en wij zetten ons daar juist voor in. Daarom zal ik de MDG’s 3 en 5 nadrukkelijk stipuleren. De afspraak is dat tijdens deze top nog niet wordt gesproken over wat na 2015 moet gebeuren, omdat dit de aandacht zou kunnen afleiden van de uitdagingen die ons nog te wachten staan tot 2015. Toch wordt wel de discussie gestart over de vraag: hoe verder na 2015. Nederland zal zich daarbij inzetten voor duurzaamheid van de behaalde resultaten. Ik deel de opvatting van de heer Van Dam op dit punt. Het past ook bij Nederland om te zeggen dat het niet alleen gaat om de inzet voor de periode tot 2015, maar juist ook om de strategie voor de periode daarna.

Hij heeft gevraagd of er in de wandelgangen vooruit moet worden gelopen op het uitroepen van een Palestijnse staat. De focus zal primair moeten liggen op het succes van het lopende onderhandelingsproces. Ik ben blij dat de partijen weer met elkaar in contact zijn. Dat is hard nodig en ik hoop dat dit een succes zal opleveren. Wij moeten geen stappen zetten die de directe onderhandelingen onder druk zetten door op de uitkomst ervan vooruit te lopen. Het is bekend dat Nederland en de Europese Unie voor een zelfstandige en levensvatbare Palestijnse staat zijn en dat zou de uitkomst van het onderhandelingsproces tussen de partijen moeten zijn. Kortom, wij blijven uitdragen hoe wij hiertegen aan kijken, maar laten wij alsjeblieft ervoor zorgen dat succes kan worden geboekt in het proces dat nu gaande is.

Mevrouw Ferrier heeft nog enkele punten aan de orde gesteld die zij al eerder naar voren heeft gebracht. In de eerste plaats heeft zij gevraagd naar de stand van zaken van de resoluties 1 325 en 1820. Er is volop aandacht voor deze resoluties. Vrouwen, vrede en veiligheid hebben de aandacht van de internationale gemeenschap. Vorige week was er een UN high level event om de tiende verjaardag van resolutie 1 325 te gedenken. Er is nu sprake van beperkte concrete resultaten. Vrouwen nemen nog nauwelijks deel aan vredesonderhandelingen, wederopbouwplannen en veiligheidshervormingen. Vaak bestaat er alleen aandacht voor vrouwen als zij slachtoffer zijn van seksueel geweld en niet als actor. Mevrouw Ferrier wijst er daarom terecht op dat vrouwen ook kunnen deelnemen aan die processen.

De tekst van de resolutie was niet bindend en de doelstellingen waren nauwelijks meetbaar. Hierin is overigens wel vooruitgang geboekt. Nederland is voorstander van discussie over global indicators, dus meer concretisering, rolverdeling, en dergelijke, tijdens het open debat in de Veiligheidsraad dat zal plaatsvinden op 29 oktober aanstaande. Op dat moment kan recht worden gedaan aan hetgeen mevrouw Ferrier naar voren heeft gebracht. Nederland is hieraan gecommitteerd. Volgend jaar zal een nieuwe fase volgen van het Nederlandse nationaal actieplan.

Mevrouw Ferrier heeft nog gesproken over het werkprogramma van mevrouw Bachelet en de UN Gender Unit. Dit is gericht op meer coherentie van alle gendergerelateerde activiteiten. Zij zal met haar mensen ook het initiatief moeten nemen voor nieuwe prioriteiten, moeten bepalen wat themadoorsnijdend is in alle andere pijlers en organisaties en van de positie van de vrouw en meer coherentie moeten bevorderen. Als er meer te melden is, zal de regering daarvoor zorgen.

Mevrouw Ferrier heeft ook nog een vraag gesteld over vredesmissies en conflictpreventie. De Peacebuilding Commission kan volgens Nederland een nuttige rol spelen. Het is een jong orgaan dat is opgehangen tussen de VN Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering. De PBC moet dit potentieel waarmaken. De meerwaarde zal moeten bestaan uit het aantrekken van financiering en politieke aandacht van donoren voor vergeten landen. De PBC zou een platform kunnen vormen voor alle actoren in de vredesopbouw, consensus kunnen creëren over thema’s als civiele capaciteit en rule of law en de coherentie tussen vredeshandhaving en vredesopbouw kunnen versterken. Het is nu afwachten hoe de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad zullen reageren op de aanbevelingen in de evaluatie. Nederland is lid van het Organisatorisch Comité van de PBC en stemt dit af binnen EU-verband. Te verwachten valt dat in de Algemene Vergadering een algemene procedurele resolutie zal worden aangenomen. Het kan ook zijn dat het debat over de PBC wordt heropend. Kortom, dit zit volop in de procedure, Nederland doet mee in het Organisatorisch Comité en het is goed dat mevrouw Ferrier heeft gewezen op het werk van dit comité.

Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van de punten die in tweede termijn naar voren zijn gebracht. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik heb het als heel nuttig ervaren om hun inbreng te horen, want die geeft mij de klankkleur die ik volgende week kan gebruiken als ik in New York ben voor de MDG-bijeenkomst en de contacten in het kader van de Algemene Vergadering.

De heer Pechtold (D66): Omdat ik het van belang vind dat het parlement zich uitspreekt over de hervormingen van de Verenigde Naties en het tempo waarin die zich voltrekken, zal ik een VAO aanvragen. Misschien kunnen wij een wat scherper advies aan de regering meegeven om tot een afrekenbaar stappenplan te komen. Die toezegging heb ik niet gekregen en ik wil dit in een motie vatten. Ik heb begrepen dat de minister-president niet bij het VAO aanwezig zal kunnen zijn. Als een van de andere leden van het kabinet het VAO zal bijwonen, is dat wat mij betreft prima.

De voorzitter: De heer Pechtold kondigt een VAO aan. Hij zal daar om vragen in de regeling van werkzaamheden. Dan zal blijken hoe dit kan worden ingepast in de plenaire agenda.

Minister Balkenende: Ik stel het op prijs dat de heer Pechtold rekening houdt met mijn agenda.

De voorzitter: Ik dank de minister-president. Ik sluit de vergadering.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Çörüz (CDA), Timmermans (PvdA), Ormel (CDA), fungerend voorzitter, Ferrier (CDA, Nicolaï (VVD), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Harbers (VVD), Kortenoeven (PVV), Dikkers (PvdA), Van Veldhoven van der Meer (D66), El Fassed (GroenLinks), Dijkhoff (VVD) en Driessen (PVV).

Plv. leden: Van Raak (SP), Dijkgraaf (SGP), Bruins Slot (CDA), Samsom (PvdA), Atsma (CDA), Knops (CDA), Van Miltenburg (VVD), Recourt (PvdA), Arib (PvdA), Van Dijk (SP), Hernandez (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schouw (D66), Van Beek (VVD), Ouwehand (PvdD), Halsema (GroenLinks), Steur (VVD), Wilders (PVV), Vermeij (PvdA), Hachchi (D66), Braakhuis (GroenLinks), Schippers (VVD) en Bontes (PVV).

Naar boven