26 150
Algemene Vergadering der Verenigde Naties

nr. 83
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2010

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de herfstzitting van de 64e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN), die werd gehouden van 23 september tot eind december 2009. In dit verslag wordt aan de hand van een thematische indeling een beeld geschetst van de beraadslagingen. Dit verslag is een vervolg op de brief inzake de richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 64e AVVN (Kamerstuk 2008–2009, 26 150, nr. 77). Daarnaast gaat dit verslag in op de rol van de Verenigde Naties, en met name de rol van de AVVN, in het multilaterale bestel. Daarmee wordt een toezegging, gedaan tijdens het Algemeen Overleg inzake de AVVN van 9 september 2009, gestand gedaan. Eerder werd uw Kamer reeds separaat geïnformeerd over de ontwikkelingen in de Derde Commissie van de 64e AVVN (Kamerstuk 2009–2010, 26 150, nr. 82).

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

VERSLAG 64E ZITTING VAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES (AVVN)

In de periode september-december 2009 vond de 64e herfstzitting van de AVVN plaats. Tijdens deze zitting nam de AVVN in totaal 249 resoluties aan. De AVVN werd voorgezeten door de Libiër dr. Ali Abdussalam Treki. De onderhandelingen tijdens deze sessie werden gekenmerkt door een gepolariseerde sfeer tussen de verschillende samenwerkingsverbanden (Non-Aligned Movement/G77 vs EU/westerse landen). Desondanks werden er dit jaar meer resoluties met consensus aangenomen. Dit reflecteert voor een groot deel de meer geëngageerde en op samenwerking gerichte Amerikaanse houding. De EU speelde een rol van betekenis in de AVVN. Het verwerven van EU-steun is voor alle partijen, ook de G77, zowel een belangrijk doel op zich als ook een middel om meer landen aan boord te krijgen. Het Zweedse EU-voorzitterschap functioneerde uitstekend.

De verkiezingen voor de Veiligheidsraad op 15 oktober 2009 verliepen geruisloos, omdat er voor het eerst sinds 2004 eenclean slate was: er waren net zoveel kandidaten als beschikbare zetels. De verkozen landen voor de periode 2010–2011 zijn Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Gabon, Libanon en Nigeria. Vermeldenswaardig is dat twee van de vijf nieuwe leden van de Veiligheidsraad niet alleen zullen meebeslissen over zaken van internationale vrede en veiligheid, maar zelf ook nog op de internationale politieke agenda staan: Libanon heeft nog altijd VN-vredestroepen op zijn grondgebied en Bosnië-Herzegovina staat nog onder internationaal toezicht.

De herfstsessie van de 64e AVVN heeft voor Nederland, ook na de ministeriële week, een bevredigend verloop gehad. Alle tijdens deze zitting door Nederland gedragen resoluties (over het Internationaal Strafhof, transparency in armaments, nationale wetgeving inzake wapenhandel en geweld tegen vrouwen) werden aangenomen.

De AVVN werd bijgewoond door leden van de Eerste en Tweede Kamer, vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties en vakbonden, evenals de Vrouwenvertegenwoordiger en de Jongerenvertegenwoordiger.

Hieronder volgt per commissie een verslag op hoofdlijnen van de 64e zitting. In aanvulling hierop is een nadere analyse toegevoegd naar aanleiding van de in het Algemeen Overleg van 9 september 2009 gestelde vraag over de rol van de Verenigde Naties en in het bijzonder de Algemene Vergadering in het multilaterale systeem.

64E ZITTING AVVN

Ministeriële week

De 64e zitting ving aan met de ministeriële week (23–30 september 2009). Voorafgaand aan de opening van het Algemeen Debat organiseerde de Secretaris-generaal een Klimaattop om politiek momentum te genereren in de aanloop naar Kopenhagen. Twee thema’s kregen die week prominente aandacht: klimaatverandering en de financiële en economische crisis.

Opvallend was de zeer actieve opstelling van de Amerikaanse regering tijdens de ministeriële week. Zowel president Obama als Secretary of State Clinton namen actief deel. Eerstgenoemde zat als eerste Amerikaans staatshoofd een sessie van de VN-Veiligheidsraad voor over ontwapening, een illustratie van het hernieuwde engagement van de Amerikaanse overheid met de VN.

De Nederlandse regering was tijdens deze week vertegenwoordigd door minister-president Balkenende, minister Verhagen, minister Koenders en minister Cramer. Ook de premier van de Nederlandse Antillen, mw. de Jongh-Elhage, was aanwezig. De Nederlandse delegatieleden voerden tijdens de ministeriële week een groot aantal gesprekken met ambtgenoten en topfunctionarissen van de VN, waaronder Secretaris-generaal Ban Ki-moon. Daarnaast zat minister-president Balkenende een besloten rondetafelbijeenkomst voor tijdens de Klimaattop, en nam minister Cramer namens Nederland deel aan een rondetafel van deze top. De Prins van Oranje zat in zijn hoedanigheid van voorzitter van het United Nations Secretary General Advisory Board on Water and Sanitation tijdens deze top een discussie voor over het verband tussen klimaatverandering en water security.

Minister-president Balkenende sprak tijdens een speciale sessie van het Clinton Global Initiative over de G20. De premier en minister Koenders organiseerden samen met UNDP een side event over de financiële en economische crisis en de gevolgen voor ontwikkeling. Ook was de premier medegastheer en spreker bij een bijeenkomst over corporate culture en ondernemerschap na de financiële en economische crisis. Minister Verhagen organiseerde samen met Secretary of State Clinton en de Braziliaanse minister van Buitenlandse Zaken Amorim een bijeenkomst over geweld tegen meisjes. Daarnaast was hij medegastheer en spreker op een bijeenkomst over Responsibility to Protect, hield hij een toespraak tijdens de Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty-conferentie, en sprak hij tijdens een side eventover klimaatverandering en veiligheid. Minster Verhagen en minister Koenders namen beiden deel aan een bijeenkomst in het kader van het zestigjarig bestaan van UNRWA. Minister Koenders werd benoemd tot emeritus lid van de Stiglitz Commissie. Tevens organiseerde hij een bijeenkomst voor donoren en VN-vertegenwoordigers over hulp aan Soedan.

Prinses Máxima werd tijdens de ministeriële week door de Secretaris-generaal benoemd tot Special Advocate for Inclusive Finance for Development. Daarnaast hield ze een toespraak tijdens het finance dinner van het Clinton Global Initiative.

Ontwapening en non-proliferatie – Eerste Commissie

De Eerste Commissie nam 54 resoluties en besluiten aan op het gebied van ontwapening, non-proliferatie, wapenbeheersing en internationale veiligheid.

Er was sprake van een nieuw momentum op het terrein van non-proliferatie en nucleaire ontwapening. Dit was deels toe te schrijven aan de Praag-speech van de Amerikaanse president Obama, waarin hij de Amerikaanse visie van een kernwapenvrije wereld uiteenzette. Ook andere positieve ontwikkelingen, zoals de onderhandelingen tussen de Verenigde Staten (VS) en de Russische Federatie (RF) over een opvolger van het Start-verdrag en de speciale zitting van de Veiligheidsraad over ontwapening en de daarin aangenomen resolutie 1887, droegen bij aan een positieve sfeer. Dit momentum vertaalde zich in een voorzichtige verschuiving van de houding van de VS. Hoewel het stemgedrag van India, Pakistan, China, Israël en de RF grotendeels ongewijzigd bleef, leek er in het algemeen meer bereidheid en ruimte tot flexibiliteit. In 2008 werd nog gestemd over het merendeel van besluiten en resoluties; dit jaar werd bijna tweederde zonder stemming aangenomen.

De discussie in de Eerste Commissie spitste zich vooral toe op de resoluties over een kernsplijtstofstopverdrag (FMCT) en een wapenhandelsverdrag (ATT). De eerste werd na langdurige onderhandelingen met consensus aangenomen en de tweede kreeg een ruime meerderheid van stemmen. Met de aanname van de ATT-resolutie is besloten in 2012 een VN-conventie bijeen te roepen om over een wapenhandelsverdrag te onderhandelen. Steun van de VS was mogelijk doordat het principe van consensus-besluitvorming tijdens de conferentie in 2012 in de resolutie werd opgenomen. Strikte toepassing van de consensusregel tijdens de conferentie kan het echter moeilijker maken een sterk verdrag te realiseren. Nederland heeft zich tijdens de onderhandelingen over deze resolutie steeds uitgesproken voor een sterk en robuust verdrag en onderkent eveneens de noodzaak van de betrokkenheid van de VS bij dit proces.

De Australische resolutie over een verbod op kernproeven werd met een meerderheid van stemmen aangenomen en kon, nadat vorig jaar de VS nog tegen had gestemd, dit jaar zelfs rekenen op co-sponsorschap van alle permanente leden van de Veiligheidsraad. Alleen Noord-Korea stemde tegen.

Nederland diende in de Eerste Commissie twee resoluties in: de resolutie Transparency in Armaments (TiA) over het VN-wapenregister, waarin gegevens worden uitgewisseld over wapenexport en regelgeving, en de resolutie National Legislation on Transfer of Arms. De laatste resolutie moedigt lidstaten aan informatie met betrekking tot nationale wet- en regelgeving op het gebied van overdracht van wapens, militaire goederen, dual-use goederen en technologie aan het VN-secretariaat (UN-ODA) te verstrekken. De TiA-resolutie werd met 150 voorstemmen aangenomen en kon rekenen op een recordaantal co-sponsors (103). De tweede resolutie werd met consensus aangenomen.

Nederland was dit jaar mede-organisator van twee side-events: de presentatie van een Oxfam-rapport over het ATT en ontwikkeling, en een bijeenkomst over kindsoldaten, met als onderdeel de vertoning van de film «Silent Army» (in Nederland bekend als «Wit Licht») van regisseur Jean van de Velde.

Economische ontwikkeling – Tweede Commissie

De Tweede Commissie nam 42 resoluties aan op het terrein van onder andere duurzame ontwikkeling, macro-economie, ontwikkelingssamenwerking en armoedebestrijding. De Commissiewerkzaamheden verliepen moeizamer dan voorgaande jaren. Ontwerpresoluties die traditiegetrouw bijna allemaal van de G77 afkomstig zijn werden dit jaar laat ingediend, mede door een stroever afstemmingsproces binnen de G77. De spanningen binnen de G77 lijken deels te maken te hebben met de grotere rol van de G20 op het internationale toneel, en ten dele met de verschillende belangen van landen binnen de G77. De EU uitte in een eindverklaring haar onvrede over het verloop van deze Commissie en benadrukte dat een verbetering van werkmethoden noodzakelijk is. De EU wil hierover begin 2010 overleg voeren met de overige VN-leden.

In de debatten in de Tweede Commissie stond net als vorig jaar de financiële en economische crisis en de gevolgen daarvan voor ontwikkelingslanden centraal. De meningsverschillen hierover kwamen aan het licht in de onderhandelingen over de macro-economische onderwerpen zoals de namens de G77 door Soedan geïntroduceerde resolutie over het internationale financiële systeem. In de oorspronkelijke tekst had de G77 alle punten opgenomen die men in juni 2009 tijdens de VN-conferentie over de financiële en economische crisis niet had binnengehaald. Het matigen van deze voorstellen door de EU, de VS en andere gelijkgezinde landen kostte vervolgens veel inspanning.

De voornaamste nieuwe resolutie was een initiatief van Zwitserland en Guatemala, Legal Empowerment of the Poor (LEP). Nederland ondersteunde actief het EU-voorzitterschap in de onderhandelingen over deze resolutie. De resolutie richtte zich op vier elementen die meer aandacht zouden moeten krijgen in beleid ter bestrijding van armoede, namelijk rule of law, gender equality, toegang van het arme deel van de bevolking tot het rechtssysteem (landrechten, arbeidsrecht) en mensenrechten in het algemeen. De resolutie werd gesteund door een brede, regio-overstijgende groep waaronder een andere Latijns-Amerikaanse landen, Indonesië, Zuid-Korea en EU-landen waaronder Nederland. De resolutie ondervond veel tegenstand van o.a. China, Rusland, Cuba, Venezuela, Nicaragua en Bolivia. Deze landen stelden dat Legal Empowerment of the Poor een eenzijdige benadering opdringt en te weinig nadruk legt op het belang van het nakomen door donoren van hun financiële toezeggingen op ontwikkelingsterrein teneinde armoede te bestrijden. Uiteindelijk werd de resolutie, weliswaar in afgezwakte vorm, met consensus aangenomen.

Een ander concept dat dit jaar nadrukkelijker aan de orde kwam was «sociale bescherming». In de discussie over armoedebestrijding en globalisering werd veelvuldig benadrukt, o.a. door Brazilië, dat het belangrijk is dat landen een systeem van sociale voorzieningen opzetten. Dit is niet alleen van belang voor armoedebestrijding, maar het stimuleert tevens de binnenlandse vraag en draagt daarmee bij aan nationale economische ontwikkeling. Wel werd erkend dat het basisniveau dat moet worden gehanteerd per land verschilt.

Voorts liepen twee onderhandelingsprocessen in de Algemene Vergadering parallel aan de Tweede Commissie. Ten eerste werd onder leiding van Denemarken en Senegal onderhandeld over de resolutie inzake de opzet van de High Level Plenary Meeting in 2010 over de Millennium Development Goals (MDGs). Het behalen van de MDGs is vanwege de gevolgen van de financiële en economische crisis een extra zware opgave. De uitkomst van de onderhandelingen over de modaliteiten is een driedaagse top. Nederland had ingezet op een kortere Top, maar is tevreden met de beslissing ten aanzien van brede deelname door o.a. NGO’s, private sector en andere civil society organisaties. Daarnaast ziet Nederland mogelijkheden om Nederlandse prioriteiten als innovatieve partnerschappen en mensenrechten, met name het non-discriminatie beginsel, onder de aandacht te brengen tijdens deze top.

Ten tweede is in een kort tijdbestek overeenstemming bereikt over het outcome document van de High Level VN-conferentie over Zuid-Zuid samenwerking, die op 3 en 4 december 2009 in Nairobi werd gehouden. Belangrijke punten voor de EU en Nederland die zijn opgenomen in het uiteindelijke outcome document zijn de notie dat de primaire verantwoordelijkheid voor het eigen ontwikkelingsproces bij landen zelf ligt, de verwijzingen naar de aid effectiveness agenda en het belang van monitoring en evaluatie van Zuid-Zuid samenwerking.

Mensenrechten en humanitaire zaken – Derde Commissie

De Derde Commissie nam in totaal 61 resoluties en besluiten aan. Dit jaar werden meer resoluties met consensus aangenomen dan vorig jaar, wat vooral te danken was aan een constructievere Amerikaanse opstelling. Ondanks de soms moeilijke onderhandelingen, waren de inspanningen van Nederland en de EU over het algemeen succesvol. Namens ruim negentig landen dienden Nederland en Frankrijk met succes een resolutie in over geweld tegen vrouwen. De resolutie richt zich op de inspanningen van de VN om geweld tegen vrouwen effectiever te bestrijden. Voorts diende de EU, samen met de landen in Latijns-Amerika en uit het Caraïbisch gebied, wederom een resolutie in over de rechten van het kind. Dankzij Nederland bevatte de resolutie onder meer een oproep aan landen om per 2016 de ergste vormen van kinderarbeid af te schaffen en vooruitgang ter zake te monitoren.

De EU toonde zich dit jaar assertief in zijn pogingen zorgelijke ontwikkelingen op gebied van de mensenrechtenresoluties aan de orde te stellen of tegen te houden. Zo heeft de EU, door stemming aan te vragen en vervolgens tegen te stemmen, duidelijk stelling genomen tegen de door Cuba ingediende resolutie over «mensenrechten en culturele diversiteit.» Deze resolutie kan namelijk een aantasting van het respect voor de universaliteit van de rechten van de mens betekenen door ruimte te bieden aan cultureel relativisme. Een ander zorgpunt blijft de voortschrijdende aantasting van de onafhankelijkheid van de speciale vertegenwoordigers en rapporteurs van de VN voor thematische mensenrechten of landenspecifieke mensenrechtensituties en de Verdragscomités van de VN.

Met name door toedoen van Egypte werd in verschillende resoluties – soms met succes – een aantal impliciete verwijzingen naar LGBT-rechten aangevochten. Mede daarom was het goed dat een aantal landen, waaronder Nederland, in december 2009 een side event organiseerde, waar discriminatie verband houdende met sexuele geaardheid aan de orde werd gesteld en waar de Heilige Stoel verklaarde tegenstander te zijn van discriminatie tegen homoseksuelen.

Dit jaar zijn wederom resoluties aangenomen inzake de mensenrechtensituaties in Iran en (op EU-initiatief) Myanmar en Noord-Korea. Een opvallende, positieve ontwikkeling was dat dit jaar werd afgezien van no-action motions inzake de landenspecifieke resoluties, waardoor de praktijk dat de AVVN zich met landenspecifieke mensenrechtensituaties bezig houdt, is versterkt.

Voorts was er deze AVVN ook weer veel aandacht voor religie. De door de EU ingediende resolutie over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging werd met consensus aangenomen. Daar staat helaas tegenover dat dit jaar wederom een door Maleisië namens de landen van de Organisation of the Islamic Conference ingediende resolutie over godsdienstlastering is aangenomen, waarmee de indruk wordt versterkt dat niet alleen individuen, maar ook religies aanspraak kunnen maken op mensenrechtenbescherming. De EU stemde in met de Pakistaans-Filipijnse resolutie over interreligieuze en interculturele dialoog, maar tekende daarbij aan dat interreligieuze dialoog geen zaak van staten is maar van het maatschappelijk middenveld en individuen, en dat ze slechts een onderdeel is van een veel bredere interculturele en maatschappelijke dialoog, daar religie en geloof niet de enige bron zijn van identiteit.

De uitkomst van de resolutie over racisme was teleurstellend. De meeste EU-lidstaten onthielden zich van stemming terwijl Nederland, Denemarken, Duitsland, Tsjechië, Polen, Roemenië en Italië tegen stemden. De verwijzingen naar het slotdocument van de Durban Review Conference vormden een belangrijke overweging voor de tegenstem. Daarnaast besloot de Derde Commissie om het slotdocument van de Durban Review Conference te bekrachtigen. Nederland stemde tegen dat besluit, samen met de VS, Canada, Israël en Australië. Een aantal andere EU-lidstaten, waaronder Italië, onthield zich van stemming.

De wens van veel ontwikkelingslanden en Belarus – de indiener van de resolutie – om in de AVVN een wereldwijd actieplan tegen mensenhandel tot stand te brengen, stuitte op verzet van met name de VS en Noorwegen. Zij zagen hierin een duplicering van het bestaande VN-protocol tegen mensenhandel. De voorstanders van een mondiaal actieplan betoogden dat het er om ging aspecten mee nemen die slechts in beperkte mate in het protocol aan de orde komen. In de EU waren de posities verdeeld. Frankrijk en het VK zagen weinig toegevoegde waarde in een dergelijke tijdrovende exercitie. Portugal, Oostenrijk en Nederland toonden zich bereid de dialoog aan te gaan. Uiteindelijk werd als compromis een resolutie aangenomen die de rol van Portugal en Kaapverdië als co-facilitatoren voor een consultatieproces over de totstandkoming van een mondiaal actieplan onderstreept.

Bij de jaarlijkse resolutie over drugs was de inzet van de EU gericht op een korte, procedurele resolutie ter bevestiging van het resultaat van de 52e zitting van de Commission on Narcotic Drugs. De EU kon echter onvoldoende weerstand bieden aan landen die allerlei ontwikkelingen bij de bestrijding van de drugshandel een plaats wilden geven in de resolutie. De EU legde een verklaring af waarin teleurstelling werd uitgesproken over de onevenwichtige resolutie.

Nederland ondertekende tijdens deze AVVN het protocol inzake het individuele klachtrecht bij het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, en deponeerde de akte van bekrachtiging bij het eerste protocol bij het Kinderrechtenverdrag (betrokkenheid van kinderen bij gewapend conflict).

De Derde Commissie nam tevens vier humanitaire resoluties aan: twee over de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), een over hulp aan vluchtelingen en ontheemden in Afrika en een over vluchtelingen in het algemeen. Daarnaast werden ook in de plenaire Algemene Vergadering onderhandeld over een aantal andere humanitaire resoluties, die met consensus werden aangenomen. De belangrijkste was de zogenaamde omnibusresolutie, ingediend door Zweden, waarin werd gepleit voor verbetering van de coördinatie van humanitaire hulp door de VN. Positief was dat de resolutie dit jaar breed draagvlak kreeg, ook onder G77-landen, en nieuwe verwijzingen bevatte naar ontheemden en het genderperspectief. De EU diende daarnaast een resolutie in over veiligheid van VN-personeel en ander humanitair personeel, waarin werd gepleit voor versterking van het Department for Safety and Security en zorg werd uitgesproken over aanslagen tegen humanitair personeel.

Voor een uitgebreide beschrijving van de resultaten behaald in de Derde Commissie, zie de Kamerbrief inzake resultaten Derde Commissie van de Algemene Vergadering, Kamerstuk 2009–2010, 21 650, nr. 82.

Speciale politieke en dekolonisatiezaken – Vierde Commissie

In het brede palet van onderwerpen dat jaarlijks in de Vierde Commissie wordt behandeld, vormt het Midden-Oosten-segment het meest politieke en controversiële onderdeel. De negen Vierde Commissie-resoluties krijgen traditioneel een tegenstem van Israël, regelmatig in gezelschap van de VS en enkele kleine eilandstaten. De EU stemde afgelopen jaren als geheel voor het merendeel van de resoluties en onthield zich op Work of the Special Committee to Investigate Israeli Practices. De door de Palestijnen ingediende amendementen op de Midden-Oostenresoluties in de Vierde Commissie leidden tot stevige onderhandelingen tussen de VN-lidstaten. De Nederlandse inzet verliep via de EU en was gericht op het de-politiseren en meer in evenwicht brengen van de resolutieteksten. Behalve de eerder genoemde EU-onthouding legde de EU ook verschillende malen een stemverklaring af waarin de EU haar zorgen ten aanzien van soms onnodig politiserend en/of emotionerend taalgebruik uitte. Dat de EU, net als vorig jaar, ook deze sessie gedurende de onderhandelingen over de Midden-Oostenresoluties in de Vierde Commissie gezamenlijk bleef opereren stemt positief. Tijdens het debat werd vertrekkend Commissioner-General Karen Koning AbuZayd van UNRWA alom geprezen voor haar inzet.

Veel aandacht ging voorts uit naar de resolutie over het Goldstone-rapport die op 5 november 2009 werd aangenomen in een plenaire sessie van de AVVN. Een uitgebreide beschrijving van de onderhandelingen en de Nederlandse positiebepaling terzake is opgenomen in de Kamerbrief inzake de actuele situatie in het Midden-Oosten, Kamerstuk 2009–2010, 23 432, nr. 316. Tijdens de jaarlijks terugkerende behandeling van zeven MO-resoluties in de plenaire AVVN werd over zes resoluties gestemd. Alleen de door de EU ingediende resolutie over hulp aan de Palestijnen kon met consensus worden aangenomen. Met uitzondering van de resolutie over de Syrische Golan, waarbij Cyprus als enige EU-lidstaat voorstemde, opereerde de EU gezamenlijk. Ook de MO-resoluties in de Tweede en Derde Commissie werden, net als vorig jaar, aangenomen.

Waar de EU in 2008 verdeeld stemde op een Brits wijzigingsvoorstel inzake de resolutie over ondermeer de Falkland-eilanden, verliep het dekolonisatiesegment in de Vierde Commissie dit jaar relatief rustig. In totaal werden tien resoluties en een besluit aangenomen. Net als in 2007 en 2008 werd ook dit jaar een consensusresolutie aangenomen over de kwestie Westelijke Sahara, waarbij opviel dat de sfeer tussen de beide partijen minder gepolariseerd was dan voorgaande jaren. Naar het schijnt wilden de partijen de inspanningen van Speciale Gezant Christopher Ross niet in gevaar brengen. De EU-verklaring terzake riep onder andere de partijen op met UNHCR samen te werken.

De Vierde Commissie debatteerde ook over het New Horizon Initiative, waarin het VN Department of Peacekeeping Operations en het VN Department of Field Support voorstellen doen om VN-vredeshandhaving te moderniseren, opdat deze beter aansluit op de hedendaagse eisen. De EU ondersteunde de belangrijkste aanbevelingen van New Horizon. Gedurende het debat gingen delegaties in op onderwerpen als de noodzaak van betere communicatie met troepenleverende landen, de noodzaak van duidelijke en realistische mandaten, voldoende middelen voor vredesmissies, coördinatie en synchronisatie van peacekeeping- en peacebuilding-activiteiten, robuuste vredeshandhaving en bescherming van de burgerbevolking. In het voorjaar zal de vergadering van de speciale commissie voor vredeshandhaving (de zgn. C-34) voor een belangrijk deel in het teken staan van de onderwerpen uit New Horizon.

De tweejaarlijkse resolutie over ontmijning werd met consensus aangenomen na een onderhandelingstraject onder leiding van het EU-voorzitterschap. Nieuwe teksten in de resolutie betreffen ondermeer het belang van gender mainstreaming in het kader van ontmijningsactiviteiten. Een ander nieuw element is de verwijzing naar het verdrag inzake de rechten van gehandicapten. Ook is de expliciete vermelding van de UN Mine Action Service (UNMAS) toegevoegd.

Financieel-administratieve zaken – Vijfde Commissie

De onderhandelingen in de Vijfde Commissie verliepen wederom stroef. De reden hiervoor is dat de resoluties in de Vijfde Commissie bindend zijn en vaak aanzienlijke financiële consequenties hebben voor lidstaten. In tegenstelling tot andere Commissies wordt derhalve in de Vijfde Commissie tot het uiterste gegaan om consensus te bereiken. Hoewel de ontwikkelingslanden hun numerieke overwicht zouden kunnen aanwenden om besluiten in de Vijfde Commissie te forceren zien ze hier in de regel van af omdat dit ertoe zou kunnen leiden dat de Westerse landen, die meer dan viervijfde van de kosten op zich nemen, zich distantiëren van besluiten waar ze zelf niet achter staan. Dit zou het functioneren van de VN nagenoeg onmogelijk maken. De Vijfde Commissie kent daardoor een fragiel evenwicht tussen enerzijds de ontwikkelingslanden, die een numerieke meerderheid in de VN vormen, en anderzijds het Westen, dat het merendeel van de kosten voor zijn rekening neemt.

In deze sessie moest de Vijfde Commissie nieuwe contributieschalen vaststellen voor zowel de reguliere begroting als voor de VN-vredesmissies. De contributieschaal voor VN-vredesmissies verschilt van de reguliere schaal doordat de permanente leden van de Veiligheidsraad, indachtig hun speciale verantwoordelijkheid voor internationale vrede en veiligheid, een additionele bijdrage betalen die wordt aangewend om een korting te geven aan ontwikkelingslanden. Aangezien kleine wijzigingen in de methodologie kunnen leiden tot grote veranderingen van de bijdragen per lidstaat, waren de onderhandelingen over deze twee agendapunten zeer beladen en stonden de verschillende regionale groepen vaak lijnrecht tegenover elkaar. Aangezien enerzijds de VS een maximum van zijn bijdrage heeft afgedongen (22% voor de reguliere schaal en 25% voor de vredesmissieschaal) en anderzijds onwikkelingslanden een grote korting krijgen, wat afhankelijk is van het inkomen per hoofd van de bevolking en buitenlandse schuldenlast (in absolute termen profiteren China, India, Brazilië en Rusland verreweg het meeste van deze kortingen), betaalt de EU een disproportioneel hoog aandeel van de kosten. Hoewel het Europese aandeel van de wereldeconomie slechts 30% is betaalt de EU 40% van de kosten van de VN. Ondanks een EU-inzet op een meer evenredige verdeling van de kosten, bleek het niet mogelijk om overeenstemming te bereiken met andere spelers over aanpassingen van de methodologieën van de contributieschalen voor de reguliere begroting en voor VN-vredesmissies. Wel blijft deze kwestie op de agenda van de Vijfde Commissie. Vanwege de economische ontwikkelingen van de afgelopen jaren zal het Nederlandse aandeel in de bijdragen bij een ongewijzigde methodologie licht dalen. Vanaf 2010 zakt het Nederlandse percentage in beide schalen van 1,873% naar 1,855%.

Dit jaar nam de Vijfde Commissie eveneens een nieuwe tweejaarlijkse begroting van het VN-Secretariaat voor 2010–2011 aan. De uiteindelijke begroting komt neer op USD 5,16 miljard, een stijging van 7% ten opzichte van de vorige tweejaarlijkse begroting. Dit is vooral toe te schrijven aan de vertraagde impact van recente besluiten tot versterking van verschillende onderdelen van het VN-secretariaat en de waardedaling van de Amerikaanse dollar. Vermeldenswaard is voorts dat de Vijfde Commissie elf extra internationale staffuncties toekende aan UNRWA, de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen. Ten slotte werd ook ingestemd met een aanzienlijke versterking van het Department for Safety and Security vanwege het toegenomen dreigingsniveau waarmee de VN zich geconfronteerd ziet.

De Vijfde Commissie stemde in met een aanzienlijke versterking van enkele speciale politieke missies (SPMs), waaronder de VN-missie in Afghanistan UNAMA. Onder grote tijdsdruk bereikte men ook akkoord op de begrotingen van het Joegoslavië-tribunaal (ICTY) en het Rwanda-tribunaal (ICTR) en op de begroting van UNSOA, de logistieke ondersteuning van de Afrikaanse Unie-missie in Somalië (AMISOM). Ook bereikte de Vijfde Commissie overeenstemming inzake de voortgangsrapportage over het Capital Master Plan, de verbouwing van het VN-hoofdkwartier dat inmiddels vaart heeft gekregen.

Doordat de onderhandelingen over de begroting en beide contributieschalen samen kwamen tijdens deze sessie was de agenda van de Vijfde Commissie nog voller dan normaal. Verschillende onderwerpen, waaronder het VN-aanbestedingenbeleid, zijn daarom doorgeschoven naar de maartsessie van de Vijfde Commissie. In de meisessie zal de Vijfde Commissie zich buigen over de begrotingen van de VN-vredesmissies.

Juridische Zaken – Zesde Commissie

Het feit dat de Zesde Commissie 15 resoluties en 2 beslissingen met consensus aannam, kan niet verhullen dat op de meeste onderwerpen de meningen verdeeld waren. Tijdens de deze AVVN voortgezette onderhandelingen over een alomvattend VN-verdrag inzake internationaal terrorisme bleek bijvoorbeeld dat de standpunten van de VN-lidstaten nog immer uiteen lopen, in het bijzonder met betrekking tot de reikwijdte van het verdrag. De vraag of geweld dat door staten wordt toegepast onder het begrip terrorisme kan vallen, blijft een bron van verdeeldheid. De volgende sessie van het ad-hoc comité van de AVVN zal in april 2010 plaatsvinden.

Daarnaast behandelde de Zesde Commissie het rapport van de VN-Commissie voor Internationaal Recht. Onderwerpen die daarbij aan de orde kwamen zijn onder meer voorbehouden bij verdragen, aansprakelijkheid van internationale organisaties en de bescherming van personen bij rampen. Nederland en diverse andere landen maakten kritische opmerkingen over het functioneren van de VN-Commissie voor Internationaal Recht.

De Zesde Commissie nam gedurende deze zitting de reglementen voor de interne VN tribunalen (UN Dispute Tribunal en UN Appeals Tribunal) aan. Het bleek echter niet mogelijk om overeenstemming te bereiken over de status van niet-VN personeel in dit nieuwe interne rechtssysteem. Inzake universele jurisdictie is vermeldenswaard dat een door de AU gepolitiseerd debat, waarvoor van tevoren werd gevreesd, is uitgebleven.

Van speciaal belang voor Nederland was voorts de resolutie over het Internationaal Strafhof in de plenaire AVVN. Deze door Nederland getrokken resolutie telde dit jaar 99 co-sponsoren, waaronder enkele landen die nog geen partij zijn bij het Statuut van Rome. Ondanks het feit dat de aanklacht tegen de Soedanese president Bashir het afgelopen jaar veel stof heeft doen opwaaien, werd de resolutie met consensus aangenomen. Vermeldenswaard is dat de VS dit jaar weliswaar wederom een verklaring gaf, maar dat deze zeer mild van toon was. Dit kan worden gezien als een duidelijk signaal van de positievere houding van de VS richting het Strafhof. Nederland is tevreden met het bereikte resultaat.

 DE ROL VAN DE VERENIGDE NATIES EN IN HET BIJZONDER DE ALGEMENE VERGADERING IN HET MULTILATERALE SYSTEEM

De VN in het multilaterale systeem

De 64e zitting van de AVVN vond plaats in een tijdsgewricht waarin door verschillende internationale crises opnieuw wordt nagedacht over de architectuur van het multilaterale stelsel. Ruim 60 jaar na de oprichting is het stelsel in grote lijnen intact gebleven. Monetaire en financiële taken werden toegekend aan de Bretton Woods instellingen en handelskwesties aan de GATT (later WTO). De Verenigde Naties kregen een centrale rol op het terrein van vrede en veiligheid, internationaal recht en sociaal-economische ontwikkeling. Direct na de oprichting zorgde de Koude Oorlog voor een cultuur van confrontatie en stagnatie, maar na de implosie van het communisme bloeide de VN weer op. De resultaten waren indrukwekkend: grote VN-conferenties wisten de internationale agenda opnieuw te definiëren op tal van terreinen (milieu, sociale ontwikkeling, de positie van de vrouw, MDG’s, etc.) en ondanks een terugval midden jaren ’90 nam het aantal VN-vredesmissies en blauwhelmen stormachtig toe. Sinds de Koude Oorlog is bovendien het gebruik van het veto in de Veiligheidsraad sterk afgenomen en werd er overeenstemming bereikt over de oprichting van tribunalen en van het Internationaal Strafhof.

Toch lijkt de plaats van de VN in het multilaterale systeem aan erosie onderhevig. Doordat de VN een zo goed als universeel lidmaatschap kent en in veel organen opereert op basis van gelijkheid tussen landen (one country one vote) is besluitvorming lastig. Gedurende de afgelopen tien jaar zijn de verhoudingen in de VN sterk gepolitiseerd. Steeds nadrukkelijker tekent zich de tegenstelling af tussen het Westen, dat geacht wordt de kosten van de VN op te hoesten, en de ontwikkelingslanden, die op basis van hun numerieke meerderheid besluiten naar hun hand willen zetten. Hoe meer Westerse landen van mening waren dat ze betaalden voor andermans prioriteiten, hoe minder aantrekkelijk de VN werd voor hen als forum om zaken te doen. Vooral de VS wendde zich tot het aantreden van president Obama steeds meer af van de VN. Andere, meer besloten, fora als de G8 en de G20 boden alternatieven voor Westerse landen. De Wereldbank, die opereert op basis van het economisch gewicht in de wereld waardoor Westerse landen daar wel de overhand hebben, werd in staat gesteld om zijn activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking fors uit te breiden en in wezen te concurreren met de VN. De explosieve groei van internationale NGO’s droeg bij aan de grotere heterogeniteit van het internationale speelveld. Steeds vaker wordt er samengewerkt tussen gelijkgezinde landen en NGO’s en worden, buiten het VN-syteem om, partnerschappen afgesloten om gemeenschappelijke doelstellingen na te streven. De centrale rol van de VN staat verder onder druk door de opkomst van regionale organisaties als de EU en de AU. Bovendien kan gesteld worden dat de VN, vanwege haar stroperige onderhandelingen en trage besluitvorming, minder geschikt is om de zich snel opvolgende mondiale uitdagingen het hoofd te bieden.

Het is overigens wel van belang om onderscheid te maken tussen de VN als platform (convening power), morele autoriteit en leverancier van goederen en diensten. De functie van de VN als platform voor zijn lidstaten staat onder druk. Dit bleek tijdens de recente klimaatbijeenkomst in Kopenhagen, maar bijvoorbeeld ook op het hoogtepunt van de financieel-economische crisis. Andere fora, andere duwers zijn dan nodig. De VN kan overeenkomsten, als ze eenmaal gesloten zijn in kleiner verband, wel legitimeren door er zijn stempel op te zetten. De functie van de VN als morele autoriteit en normsteller in de wereld staat derhalve nog volop overeind. Dit geldt ook voor de functie die de VN heeft als leverancier van diensten (zoals de VN fondsen en programma’s, noodhulp).

Ook is de plaats van de VN binnen het multilaterale stelstel anders naar gelang het beleidsterrein. Op het gebied van vrede en veiligheid neemt de VN, middels de VN-Veiligheidsraad, nog altijd een centrale positie in. De Raad heeft bijvoorbeeld een unieke rol als orgaan dat vredesmissies kan mandateren en sancties kan instellen. Het feit dat de Veiligheidsraad soms niet in staat blijkt om besluiten te nemen is overigens niet zozeer te wijten aan de VN maar veel meer een gevolg van de machtsverhoudingen tussen (met name de permanente) leden van de Veiligheidsraad. Terecht is er veel kritiek op de samenstelling van de Raad, die de mondiale verhoudingen van na de Tweede Wereldoorlog weerspiegelt en aangepast dient te worden aan de moderne tijd. Hervorming van de Veiligheidsraad blijft echter een moeizame zaak vanwege een wirwar van conflicterende belangen. Indien hervormingen van de Veiligheidsraad uitblijven is het niet ondenkbaar dat de rol van de Veiligheidsraad als centrale speler op het terrein van vrede en veiligheid steeds meer onder druk komt te staan.

Ten aanzien van vredeshandhaving is de vraag naar diensten van de VN groter dan ooit. Meer dan 110 000 man militair, politieel en civiel personeel is momenteel betrokken bij 17 VN-operaties. Dit zijn aanzienlijk hogere aantallen dan tien jaar geleden. Tegelijkertijd is de heterogeniteit in vredeshandhaving toegenomen. Naast de traditionele VN-operaties is er steeds meer sprake van VN-gemandateerde operaties uitgevoerd door regionale organisaties (zoals de AU, NAVO en ECOWAS) en afzonderlijke landen die als lead nation optreden. Ook is steeds meer sprake van vredesopbouw, hetgeen ook blijkt uit het rapport van de SGVN over dit thema en het werk van de Peacebuilding Commission.

De bevordering van de mensenrechten behoort tot de grootste successen van de VN. Met als basis de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten is de centrale, normstellende, rol van de VN in de mondiale architectuur onbetwist. De opkomst van regionale instellingen doet hier niets aan af. Deze indrukwekkende mijlpalen ten aanzien van het formuleren van normen en de instelling van instrumenten als een Hoge Commissaris voor mensenrechten in 1993 laten onverlet dat het afdwingen van de gestelde normen in VN-verband moeizaam verloopt. Het vervangen van de sterk gepolitiseerde Mensenrechtencommissie door een Mensenrechtenraad (MRR) onder de Algemene Vergadering lijkt minder opgeleverd te hebben dan gehoopt. Zo besteedt ook de MRR onevenredig veel aandacht aan het Midden-Oosten en Israel bashing, terwijl in andere gevallen nationale soevereiniteit en vrees om andere landen te bruuskeren leidend lijken te zijn. De evaluatie van de MRR, die in 2010 van start gaat, zal een gelegenheid geven om te streven naar vergroting van de effectiviteit.

De ontwikkelingen op het terrein van het internationaal strafrecht zijn indrukwekkend. De VN heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. De onderhandelingen over de oprichting van een Internationaal Strafhof vonden onder auspiciën van de VN plaats. Opmerkelijk hierbij was ten eerste de stuwende kracht van buiten het intergouvernementele domein van de internationale civil society en ten tweede de politieke steun van landen door de traditionele blokken heen. Dit laatste blijkt ook het geval te zijn bij de bevordering van het beginsel Responsibility to Protect. De intensiteit van de herinnering aan de genocide in Rwanda en de misdaden begaan door militaire dictaturen in Latijns-Amerika blijken voor sommige landen in dit geval zwaarder te wegen dan de traditionele groepssolidariteit.

Op sociaaleconomisch terrein is de rol van VN-organisaties nog steeds aanzienlijk. Op het terrein van ontwikkelingssamenwerking bezitten organisaties als UNDP, UNICEF, UNFPA/UNFPA, UNHCR en WFP veel kennis en ontplooien zij activiteiten, ook in landen waar vrijwel geen bilaterale donoren actief zijn. Voorts is op het gebied van normstelling en kennisvergaring de VN niet weg te denken, zoals blijkt uit de centrale rol die MDG’s hebben en het aanzien van bijv. UNDP’s Human Development Report. Ook op andere sociaal-economische terreinen behalve ontwikkelingssamenwerking is de VN prominent. De WHO is ’s werelds hoogste autoriteit op gezondheidsgebied en dankzij de International Health Regulations kan in geval van een epidemie onmiddellijk worden ingegrepen. Even gezaghebbend zijn bijvoorbeeld ook de ICAO (burgerluchtvaart), IMO (scheepvaart) en WIPO (intellectueel eigendom).

Desondanks is de afgelopen decennia het zwaartepunt voor wat betreft ontwikkeling steeds meer komen te liggen bij de Bretton Woods-instellingen. Hoewel door maar weinigen voorspeld kon met name de Wereldbank, door zijn systeem van gewogen stemmen waardoor Westerse landen de overhand hebben, uitgroeien van een meer traditionele bank tot verreweg de grootste speler op ontwikkelingsterrein met een brede kennisbasis. Behalve Westerse dominantie in de beheersstructuren leveren ook de werkmethoden de Bretton Woods-instellingen een reputatie van doeltreffendheid op in relatie tot de VN. De beslissing van enkele jaren geleden om IDA, het zachte leningenloket van de Bank, ook giften te laten verstrekken heeft een einde gemaakt aan het onderscheid leningen-giften voor wat betreft de Wereldbank en de VN. De niche van de VN lijkt te liggen bij de minst ontwikkelde landen en fragiele staten, die vooral behoefte hebben aan een hulpinstrumentarium op het snijvlak van ontwikkelingssamenwerking, vredesopbouw en versterking van de institutionele capaciteit.

Ook de rol van de VN op macro-economisch terrein buiten het ontwikkelingsdomein is verminderd. Op handelsgebied is het WTO bijvoorbeeld de centrale organisatie en speelt UNCTAD slechts een beperkte rol. Ook bleek tijdens de financieel-economische crisis duidelijk dat andere instanties en fora het initiatief hadden en de rol van de VN bescheiden was.

Afsluitend kan gesteld worden dat de relatie met de VS van groot belang zal zijn voor de toekomst van de VN. Met de verkiezing van president Obama kiest de VS voor een nieuwe meer engagerende benadering van de VN. Deze in potentie majeure beleidswijziging is zichtbaar in o.a. de betaling van veel achterstallige VN-contributies en de omarming van de MDGs. Het nieuwe Amerikaanse beleid legt nadruk op de voordelen van multilateralisme, coalitievorming en het investeren in relaties (ook met VN-lidstaten waarmee het van inzicht verschilt). De nieuwe houding betekent niet dat de VS de kritiekpunten uit het verleden bagatelliseert, maar dat het deze op een constructieve manier tegemoet treedt. Desalniettemin zal de VS ook in de toekomst blijven zoeken naar het meest effectieve forum voor het behartigen van zijn belangen. En dit zal niet automatisch de VN zijn.

AVVN

De AVVN is een van de hoofdorganen van de VN. In de AVVN kan alles aan de orde worden gesteld: van klimaat tot ontwapening, van Zuid-Zuid-samenwerking tot de bezette Palestijnse gebieden, van mensenhandel tot de rechten van het kind. Ieder land, ongeacht omvang of rijkdom is gelijk. Hoewel kritiek op deze alomvattende opzet begrijpelijk is moet het wel in samenhang gezien worden met de Veiligheidsraad. De ontwerpers van het VN-handvest hebben namelijk nadrukkelijk getracht een systeem te creëren waarin enerzijds een klein en efficiënt orgaan is opgenomen waarin de grootmachten op relatief daadkrachtige wijze bindende besluiten kunnen nemen en anderzijds de grote, heterogene Algemene Vergadering waarin iedere lidstaat de kans krijgt zijn mening te ventileren. Dat dit evenwicht al ruim 60 jaar stand houdt geeft aan hoe ingenieus het Handvest in elkaar zit.

De AVVN is het meest zichtbaar tijdens de ministeriële week. Afgelopen september kwamen er meer dan honderd staatshoofden, vicepresidenten en regeringsleiders op dit evenement af. Juist de brede agenda van de AVVN en het feit dat de VN van alle landen samen is bezorgen de VN deze unieke convening power. Gedurende deze week vinden in de marge van de formele vergaderingen talloze bijeenkomsten en bilaterale gesprekken plaats.

Hoewel de resoluties van de AVVN – in tegenstelling tot de resoluties van VNVR – juridisch niet bindend zijn, gaat er wel gezag van uit. Standpunten die in deze resoluties zijn vastgelegd, worden vaak als wereldwijd geldende normen gezien. Dergelijke resoluties leiden soms tot de totstandkoming van wereldwijde verdragen, zoals de VN Conventie tegen Corruptie, de VN Conventie tegen Georganiseerde Criminaliteit en het VN Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap. Andere resoluties leidden tot de oprichting van nieuwe organen zoals de Peacebuilding Commission en de Mensenrechtenraad. Resoluties vergroten voorts (morele) druk op regeringen om maatregelen te nemen om beleid, wetgeving en praktijk in lijn te brengen met normen die wereldwijd zijn aanvaard. De resoluties kunnen in dit kader een belangrijke steun in de rug vormen voor bijvoorbeeld lokale maatschappelijke organisaties.

Hoewel van een resolutie de meeste kracht uitgaat indien deze met consensus is aangenomen kunnen ook resoluties waarover gestemd wordt waardevol zijn. De stemverhoudingen geven dan de temperatuur aan en een groeiend aantal voorstemmen kan een bepaald politiek proces versnellen. Zo ontmoette de Nederlandse resolutie tegen eerwraak aanvankelijk veel weerstand, maar bleek deze bij een volgende AVVN alsnog consensus haalbaar. Daardoor kunnen acties tegen deze praktijk op een breder draagvlak rekenen. Hopelijk krijgt de EU-resolutie tegen de doodstraf, die in de 62e en 63e AVVN in stemming werd gebracht, hetzelfde verloop.

Vanwege de brede agenda die uitwaaiert over zes commissies en per onderwerp meestal pas na wekenlang onderhandelen tot resultaat leidt, onttrekken veel zaken zich aan het oog van het publiek. Waar elders internationale NGO’s steeds meer invloed krijgen, is de AVVN het domein van regeringsdelegaties en in de praktijk van de permanente vertegenwoordigingen in New York. Lang niet alle resoluties zijn even relevant, gemeten in de mate waarin al of niet een verandering in praktische situaties wordt teweeggebracht. Veel resoluties keren jaar in jaar uit terug op de agenda van de AVVN, met als belangrijkste verdienste dat hiermee over soms gevoelige onderwerpen een internationale dialoog gaande wordt gehouden. De afgelopen jaren is het aantal resoluties in de AVVN sterk verminderd: van 512 resoluties tijdens de 56e AVVN tot 311 resoluties tijdens de vorige AVVN.

In 2007 is een werkgroep ingesteld ter revitalisering van de AVVN. De werkgroep wil dat de lidstaten de agenda inkorten, het aantal resoluties beperken, de resoluties actiegerichter maken en meer aandacht besteden aan de uitvoering van aangenomen resoluties. Veel tastbare resultaten heeft deze werkgroep nog niet opgeleverd. Er is weerstand bij zowel ontwikkelingslanden als bij de permanente leden van de VNVR. De ontwikkelingslanden beschouwen de AVVN vanwege het universele lidmaatschap en hun getalsmatige meerderheid als het belangrijkste orgaan van de VN en zijn bezorgd dat achter het streven naar revitalisering van de AVVN door Westerse landen een andere agenda schuilgaat die louter erop gericht is om de kosten te drukken en de rol van de AVVN uit te kleden. De P5-landen op hun beurt willen voorkomen dat de ontwikkelingslanden de AVVN in toenemende mate gaat gebruiken voor onderwerpen op het gebied van internationale vrede en veiligheid.

Hoewel de VN en de AVVN kritiek ontmoeten – waar de lidstaten als actoren zelf grotendeels debet aan zijn – kan toch worden geconstateerd dat in VN-kader de afgelopen decennia het nodige is bereikt. Als enige internationale organisatie met universeel lidmaatschap heeft de VN een unieke mondiale legitimiteit. In toenemende mate wordt erkend dat mondiale problemen alleen gezamenlijk effectief kunnen worden aangepakt. Op voorwaarde dat zowel lidstaten als de organisatie zelf zich blijven committeren aan het daadkrachtiger en besluitvaardiger maken van de VN en de daarbij behorende organen en organisaties zal Nederland hierin blijven investeren.

Naar boven