26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties

Nr. 147 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2015

Op 27 mei jl. hebben de vier landen van het Koninkrijk zich in Genève ten overstaan van het Kinderrechtencomité van de Verenigde Naties (VN) verantwoord over het gevoerde beleid rond kinderrechten in de afgelopen jaren. In dialoog met het Comité zijn in Genève alle onderdelen van het Kinderrechtenverdrag indringend besproken.1 Bijgevoegd ontvangt uw Kamer de aanbevelingen van het Comité naar aanleiding van de vierde periodieke rapportage en de verantwoording daarover in Genève.2 Met deze brief informeer ik u, namens het kabinet, hoe we in Nederland invulling gaan geven aan de aanbevelingen.3

Aanbevelingen

De discussie met het Comité – onder het toeziend oog van de Kinderombudsman en een afvaardiging van kinderrechtenorganisaties, jongeren en studenten kinderrechten – was bijzonder intensief en constructief. Verschillende maatregelen in de verslagperiode, zoals het instellen van een Kinderombudsman, konden op adhesie van het Comité rekenen. Volgens het Comité heeft Nederland een voorbeeldfunctie voor andere landen, gezien de rijke traditie die Nederland heeft op het gebied van kinder- en mensenrechten. Dit blijkt ook uit de op 19 oktober gepubliceerde Kidsright Index 2015, de wereldwijde Index die meet hoe de rechten van kinderen worden nageleefd door landen, waar Nederland op een 2de plek staat. Om die reden legt het Comité de lat voor Nederland hoog bij het naleven van het Verdrag.

De meer dan 60 aanbevelingen van het Comité betreffen de volle breedte van het Verdrag en daarmee het beleid en uitvoering van diverse departementen. De aanbevelingen gaan onder andere over:

  • het opnieuw bezien van bestaande voorbehouden bij het Verdrag

  • verbetering van de kinderrechten in Caribisch Nederland, de rol van de Interlandelijke Task force Kinderrechten en het tegengaan van lijfstraffen

  • verbetering van de data verzameling rond kinderrechten en uitbreiding van de Jeugdmonitor naar Caribisch Nederland

  • de wijze waarop Nederlandse bedrijven in het buitenland omgaan met kinderrechten

  • armoede onder kinderen

  • kinderarbeid

  • de toegang tot jeugdhulp in het gedecentraliseerde jeugdstelsel

  • de wijze waarop de stem van kinderen doorklinkt in het beleid dat hen raakt

  • het vraagstuk rond euthanasie op jonge leeftijd

  • stimuleren van inhuisplaatsingen in plaats van opvang in een residentiële voorziening en het bestaan van zogenoemde «baby-luikjes»

  • aanpak kindermishandeling en loverboys

  • problematiek van kinderen met beperkingen, de toegang tot de gezondheidszorg en de diagnose bij kinderen met ADHD

  • kinderrechteneducatie, terugdringen van pesten op school, verminderen van het aantal voortijdig schoolverlaters en uitvoering van het passend onderwijs

  • het belang van het kind centraal stellen in asielprocedures

  • de positie van jeugdigen in het strafrecht

  • de aanbevelingen met betrekking tot het facultatief protocol rond betrokkenheid minderjarigen aan gevechtshandelingen

Het kabinet heeft afgesproken dat de aanbevelingen van het Comité invulling krijgen in het reguliere beleid van de departementen en dat uw Kamer over de voortgang van de afzonderlijke aanbevelingen wordt geïnformeerd via de reguliere rapportages en kamerbrieven van de departementen. In het vervolg van deze brief gaan wij daarom in op een aantal capita selecta.

Belang van het kind, participatie en bekendheid met kinderrechten

Net als het Comité, vindt het kabinet het van groot belang dat kinderen en jongeren meedenken en meepraten over het beleid dat hen raakt. In de nieuwe Jeugdwet is daarom vastgelegd dat gemeenten jeugdigen en gezinnen actief betrekken bij de vormgeving van het jeugdbeleid en is jeugdparticipatie een speerpunt van de Vernieuwingsagenda Jeugd. Ook op landelijk niveau vinden we het van belang dat de stem van kinderen en jongeren doorklinkt in het beleid. In overleg met verschillende organisaties gaan we bespreken hoe dit het beste kan en welke vernieuwende vormen van participatie mogelijk zijn. Een goed voorbeeld van jeugdparticipatie is de Jongerentaskforce Kindermishandeling. Deze taskforce is in 2013 opgericht met als doel kinderen en jongvolwassenen te laten meepraten over een effectieve aanpak van kindermishandeling. In het najaar willen we in overleg met betrokken organisaties nagaan hoe we de bekendheid met kinderrechten bij leerlingen op scholen, bij gemeenten en bij bedrijven en professionals kunnen vergroten.

Kindermishandeling

De landelijke kaders zijn een basisvoorwaarde voor een stevige aanpak om kindermishandeling te bestrijden. Net als het Comité, vindt het kabinet het nu tijd om de focus te verleggen naar de daadwerkelijke uitvoering van de aanpak van kindermishandeling in de praktijk. De gemeenten hebben met de Jeugdwet een belangrijke taak gekregen als het gaat om veiligheid van kinderen. In dit kader is onder andere het Collectief tegen Kindermishandeling gestart, dat gericht is op het verbeteren van de lokale integrale aanpak van kindermishandeling. Het is een gezamenlijk project van zes gemeenten, onder leiding van de VNG en in samenwerking met de Ministeries van VWS, VenJ en OCW. De gemeenten hebben samen met alle betrokken lokale en regionale partners (o.a. Veilig Thuis, wijkteams, hulpverleners, onderwijs, politie en Raad voor de Kinderbescherming) verbeteragenda’s opgesteld. Deze agenda’s gaan over verschillende uitvoeringsaspecten, bijvoorbeeld het verbeteren van de ketensamenwerking tussen partners, het versterken van de informatiepositie, het bevorderen van deskundigheid en het doorbreken van handelingsverlegenheid.

Kinderrechten Caribisch Nederland

Het Comité heeft zijn zorgen geuit over de situatie van kinderen in het Caribisch deel van Nederland. Unicef heeft met haar rapportages kinderrechten hoog op de politieke en maatschappelijke agenda van Caribisch Nederland (CN) geplaatst. Ook hebben de eilanden met ondersteuning van Unicef het afgelopen jaar rondetafelsessies met maatschappelijke groeperingen georganiseerd. Verbetering van kinderrechten stond ook hoog op de agenda tijdens de Koninkrijksconferentie op 16 juni jl. te Curaçao. Tijdens de conferentie is het plan van aanpak van de Interlandelijke Task Force Kinderrechten vastgesteld. De landen hebben nadere afspraken gemaakt over onder andere het instellen van een week van de opvoeding, het organiseren van een SafetyNet conferentie te Aruba en het instellen van een Commissie van wijzen die een visie ontwikkelen over positief opvoeden. Kortheidshalve verwijs ik u naar de brief van de Minister van BZK van 23 juni jl. (Kamerstuk 33 845, nr. 11). Bij voornoemde brief zijn ook gevoegd de nieuwe actieplannen van de drie eilanden van Caribisch Nederland die in de CN-week van begin juni jl. met de eilandbesturen zijn besproken.

Om een impuls te geven aan het verbeteren van de kinderrechten in CN is per amendement van de Kamer op de begroting van BZK een bedrag van 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de jaren 2015 – 2017. Specifiek voor de aanpak van huiselijk geweld zijn daarnaast door de Ministeries van VWS en VenJ structureel middelen begroot. Verder ben ik voornemens met het CBS te bezien hoe de Jeugdmonitor kan worden uitgebreid naar Caribisch Nederland om daarmee invulling te geven aan de aanbeveling van het Comité de dataverzameling rond kinderrechten in Caribisch Nederland te verbeteren.

Positie van minderjarige vreemdelingen zonder verblijfsstatus

Bij iedere vreemdeling speelt in eerste instantie de vraag of de vreemdeling wel of geen rechtmatig verblijf heeft. Voorzieningen die in Nederland ter beschikking worden gesteld zijn voor een belangrijk deel afhankelijk van het antwoord op die vraag. Indien er sprake is van een asielaanvraag dan wordt deze door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) behandeld in de algemene asielprocedure van acht dagen. Daar waar meer onderzoek nodig is vindt behandeling plaats in de verlengde asielprocedure. Zorgvuldigheid staat hierbij voorop. In de asielprocedure is bijzondere aandacht voor minderjarige vreemdelingen en het belang van het kind.

Voor iedere vreemdeling die geen recht op verblijf (meer) heeft, geldt echter dat deze vreemdeling Nederland dient te verlaten. Het uitgangspunt van het kabinet is dat dit vertrek zo veel als mogelijk vrijwillig plaats vindt maar indien nodig kan ook gedwongen vertrek aan de orde zijn. Niet iedere vreemdeling wil Nederland verlaten en een gedwongen uitzetting is niet altijd mogelijk. Voor (alleenstaande) minderjarige vreemdelingen geldt dat de Nederlandse overheid zorgt voor opvang en onderdak van deze minderjarigen en indien van toepassing hun gezin. Hierbij voorziet de Nederlandse overheid ook in medische zorg, onderwijs en dagbesteding zodat de minderjarigen zich zo goed mogelijk kunnen blijven ontwikkelen. Ook heeft de Nederlandse overheid diverse maatregelen getroffen om het verblijf van kinderen in detentie terug te dringen en te voorkomen. Verder verandert in 2016 het opvangmodel voor alleenstaande minderjarigen, waarbij de campussen worden afgeschaft en meer gebruik wordt gemaakt van kleinschaligere opvang en pleeggezinnen.

Positie jeugdigen in het strafrecht

Het kabinet acht het, evenals het Comité, van belang dat jeugdigen die in contact komen met politie en justitie bijstand ontvangen, op de juiste wijze worden bejegend en een straf krijgen opgelegd die passend is bij het delict, de persoon en de situatie van minderjarigen. Het Nederlandse jeugdstrafrecht heeft een pedagogisch karakter. Dat betekent dat beslissingen en handelingen richting de jeugdige verdachte, waaronder de toepassing van sancties en maatregelen, erop gericht zijn de ontwikkeling van deze jongere te stimuleren, de jongere te heropvoeden, te resocialiseren en te weerhouden van een verdere criminele carrière. Het uitgangspunt van de Nederlandse regering is dat vrijheidsbeneming (vooral bij kinderen) alleen wordt gehanteerd als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke passende duur. Bij zorgen omtrent de opvoeding van de jeugdige kunnen tevens civielrechtelijke maatregelen worden overwogen. In de afdoening van strafbare feiten is het streven om kinderen buiten de strafrechtelijke procedures te houden en met respect voor de mensenrechten van het kind naar andere mogelijkheden te zoeken. Concrete voorbeelden hiervan zijn mogelijkheden van de officier van justitie om van vervolging af te zien, jeugdhulpverlening in te schakelen en de Halt-afdoening.

Voorts zijn aanbevelingen door het Comité gedaan die de Nederlandse regering niet zal opvolgen. Zo acht het kabinet het van belang dat in uitzonderlijke gevallen het volwassenenstrafrecht toegepast kan worden op 16- en 17-jarigen, celmateriaal van minderjarigen kan worden opgeslagen en de PIJ-maatregel omgezet kan worden in TBS in die gevallen dat de veiligheid van de samenleving daarom vraagt. Graag verwijs ik u ook naar de beantwoording van de Kamervragen over minderjarigen in voorlopige hechtenis.4

Kinderen in armoede

Het kabinet is van mening dat werk de beste weg uit armoede is en dat werken dus moet lonen. Specifiek van eenoudergezinnen, waarin relatief de meeste arme kinderen opgroeien, wil het kabinet de financiële positie verbeteren door werken meer lonend te maken. Per 1 januari 2015 is de Wet hervorming kindregelingen in werking getreden. Met deze hervorming wordt de armoedeval voor alleenstaande ouders die vanuit een bijstandsuitkering gaan werken aangepakt. De financiële prikkel voor deze groep om te gaan werken wordt sterker. Daarnaast worden er diverse maatregelen genomen om werk te stimuleren, zoals de verhoging van de arbeidskorting.

Het kabinet vindt het van groot belang dat kinderen zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen in de samenleving, ook wanneer zij opgroeien in een huishouden met een laag inkomen of problematische schulden. Het kabinet heeft extra financiële middelen voor armoede- en schuldenbeleid ter beschikking gesteld. Het merendeel van deze structurele € 100 miljoen gaat naar gemeenten, waarvan € 600.000 naar Caribisch Nederland. Gemeenten hebben, samen met maatschappelijke organisaties, een belangrijke rol bij het tegengaan van kinderen in armoede. Leergeld Nederland, het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en andere maatschappelijke organisaties ontvangen derhalve ook financiële ondersteuning. Het kabinet roept gemeenten op speciale aandacht te hebben voor kinderen bij de intensivering van hun beleid en hierin samen te werken met maatschappelijke organisaties. Uit onderzoek naar het gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid in 2014 blijkt dat veel gemeenten deze oproep ook onderschrijven.5

Een belangrijke partij in dezen is de Kinderombudsman die gemeenten heeft opgeroepen om een kindpakket samen te stellen. Een kindpakket bevat tenminste de meest noodzakelijke behoeften, aangevuld met zaken om te kunnen participeren, zoals sport- of muzieklessen. Het kindpakket krijgt veel belangstelling: bijna één op de acht gemeenten werkt hier al mee.

Het kabinet steunt deze ontwikkelingen en is daarom mede op verzoek van de Tweede Kamer6 een onderzoek gestart om de ervaringen van gemeenten met een kindpakket (of een bundeling van kindvoorzieningen in natura met een soortgelijke strekking) in beeld te brengen. De Kinderombudsman, vertegenwoordigers van gemeenten en maatschappelijke organisaties zijn uitgenodigd om zitting te nemen in de klankbordgroep.

Met de beschikbare uitkomsten van het onderzoek in het najaar van 2015, hoopt het kabinet gemeenten en andere partijen te inspireren en ondersteunen bij het (verder) ontwikkelen en implementeren van een (vorm van een) kindpakket ter bevordering van de participatie en sociale insluiting van kinderen.

Kinderrechteneducatie

Het Comité heeft het opnemen van kinderrechteneducatie als verplicht onderdeel van het curriculum op scholen aanbevolen. Het onderwijs heeft de belangrijke taak om kennis over te brengen over het functioneren van onze democratische rechtsstaat en over de kernwaarden die daaraan ten grondslag liggen. Scholen hebben de opdracht om bij te dragen aan de burgerschapsvorming van hun leerlingen. Het formele gemeenschappelijke curriculum, vastgelegd in de kerndoelen, geeft aandacht aan mensenrechten. Kerndoel 47 voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs luidt: «De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.»

In opdracht van het Ministerie van OCW ontwikkelt het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling SLO een ondersteuningsaanbod voor scholen om hun burgerschapsonderwijs, waaronder aandacht voor mensenrechten, verder vorm te geven. Daarnaast wordt momenteel in opdracht van OCW een maatschappelijk debat gevoerd over de koersbepaling voor toekomstgericht funderend onderwijs, onder regie van het Platform Onderwijs2032. Uiteindelijk moet de koersbepaling leiden tot een herziening van het curriculum. Burgerschap is één van de kernelementen in deze discussie. Ook mensenrechtenorganisaties en NGO’s hebben de mogelijkheid benut om aan de discussies deel te nemen en hun wensen en ideeën kenbaar te maken. Het advies van het platform wordt eind 2015 verwacht. In de beleidsreactie wordt onder meer ingaan op de positie van burgerschap in het curriculum.

Jaarbericht Kinderrechten Defence for Children en Unicef

Op 20 mei jl. brachten Defence for Children en Unicef het Jaarbericht Kinderrechten 2015 uit. De aanbevelingen die door beide organisaties in dit jaarbericht zijn gedaan komen voor een groot deel overeen met de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité. Deze brief is daarmee tevens een reactie van het kabinet op dit jaarbericht. Hiermee wordt voldaan aan het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie d.d. 18 juni 2015 om te reageren op het jaarbericht.

Tot slot

Het kabinet beschouwt de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité als een sterke stimulans om de positie van al onze kinderen in het Koninkrijk verder te verbeteren. Het kabinet is daarom voornemens om met relevante organisaties in gesprek te treden over hoe we de aanbevelingen gezamenlijk kunnen aanvliegen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

«The committee expresses appreciation for the constructive dialogue held with the high-level and multisectoral delegation of the State party.» zie blz. 1 van de aanbevelingen (bijlage 1). Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Afzonderlijk bijgevoegd de aanbevelingen van het Comité over het naleven van het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten (bijlage 2). Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Elk land van het Koninkrijk is zelf verantwoordelijk voor de follow-up die aan de aanbevelingen wordt gegeven.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2626.

X Noot
5

Kamerstuk 24 515, nr. 294

X Noot
6

Kamerstuk 24 515, nr. 304

Naar boven