26 122 Srebrenica

Nr. 49 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2020

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de civielrechtelijke schaderegeling aan voor de nabestaanden van de omgekomen vluchtelingen in Srebrenica1. Deze regeling wordt binnenkort gepubliceerd in de Staatscourant.

Met deze regeling geeft de Staat uitvoering aan de uitspraak van de Hoge Raad van 19 juli 2019 waarin zij oordeelde dat de Nederlandse staat is tekortgeschoten in het bieden van bescherming, tegen door Bosnische Serviërs toegebracht leed, aan een groep mannelijke vluchtelingen, die op 13 juli 1995 op de compound van Dutchbat in Potočari verbleven. De Hoge Raad verklaarde de Staat voor 10% aansprakelijk voor de schade van de nabestaanden van deze omgekomen vluchtelingen.

Nederland betreurt het verloop van deze tragische gebeurtenissen. De val van Srebrenica en de genocide die vervolgens plaatsvond markeert een zwarte periode in de geschiedenis van zowel Bosnië als Nederland. Met deze regeling hoopt de Staat tegemoet te komen aan de nabestaanden die nog dagelijks met de gevolgen geconfronteerd worden.

De schaderegeling zal worden uitgevoerd door een onafhankelijke commissie, zoals aan uw Kamer aangekondigd middels een kamerbrief op 2 juli jl (Kamerstuk 26 122, nr. 47). De commissie streeft ernaar nabestaanden vanaf 1 maart 2021 in de gelegenheid te stellen een verzoek in te dienen. De commissie zal daartoe ook een loket openen in Sarajevo.

Met deze regeling heeft de Staat tot doel op een laagdrempelige wijze een instrument te bieden aan de nabestaanden van de slachtoffers. De val van Srebrenica is en blijft een ramp voor alle nabestaanden die hun geliefden missen en de Staat is zich er terdege van bewust dat geen enkele tegemoetkoming voldoende recht doet aan het verdriet dat is geleden.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven