26 049 Indonesië

Nr. 75 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2013

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft verzocht om een nadere reactie op de brief d.d. 14 augustus 2012 (kamerstuk 26 049, nr. 74) inzake de reactie op het verzoek van de leden Van Bommel, Peters en Timmermans over onderzoek naar het gebruik van geweld in de periode van dekolonisatie van Indonesië. Hierbij werd verzocht om de Kamer te informeren of bij de Rijksoverheid financiering kan worden gevonden voor het volgens de betrokken onderzoeksinstituten ontbrekende bedrag van 1,8 miljoen euro voor uitvoering van het onderzoek. Naar aanleiding van dit verzoek informeren wij u, mede namens de minister-president, de staatssecretaris van VWS en de staatssecretaris van OCW, als volgt.

Het kabinet heeft met belangstelling kennis genomen van het onderzoeksvoorstel dat het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) op 26 september heeft toegezonden aan de Tweede Kamer. In het voorstel worden doelstelling, belang, vraagstelling en de beoogde organisatie en financiering van het onderzoek toegelicht. Met het beschikbaar stellen van een eigen bijdrage van € 1,2 miljoen onderstrepen de instituten de relevantie die zij toekennen aan een onderzoek. Om de plannen te kunnen verwezenlijken, wordt een verzoek gedaan om cofinanciering door de ministeries van AZ, VWS en OCW.

In de brief van 14 augustus hebben de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken te kennen gegeven ten principale geen inhoudelijke, sturende of begeleidende rol voor het kabinet te zien bij het onderzoek.

Het ontvangen onderzoeksvoorstel geeft geen aanleiding tot een andere opstelling van het kabinet.

De drie onderzoeksinstituten stellen dat het voorgestelde onderzoek naar militair geweld tijdens de dekolonisatie van Indonesië kan bijdragen aan de herinnering en verwerking van deze periode van ons verleden en daarmee kan voorzien in een maatschappelijke behoefte. De regering constateert dat er al veel publicaties bestaan over deze periode. In de brief van 14 augustus werd hiernaar verwezen.

In het onderzoeksvoorstel wordt niet ingegaan op de vraag of er in Indonesië draagvlak is voor een dergelijk onderzoek. Uit contacten met de Indonesische overheid is het kabinet gebleken dat dit onvoldoende het geval is. Het kabinet vindt dit een wezenlijk gegeven in een periode waarin Nederland en Indonesië gezamenlijk werken aan een toekomstgerichte agenda.

Alles overwegende, acht het kabinet cofinanciering van een onderzoek niet opportuun. Mochten de onderzoeksinstituten de eigen plannen voor een onderzoek willen doorzetten, dan staat het hen vrij om dit met de hen beschikbare budgetten uit te voeren.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

De minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven