26 049
Indonesië

nr. 58
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 augustus 2007

Met verwijzing naar het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, zoals vervat in de brief van de griffier van de commissie van 24 mei jl. (referte 07-BuZa-B-028), bieden wij hierbij de gevraagde informatie over de actuele situatie in Indonesië en de stand van de bilaterale betrekkingen, inclusief de ontwikkelingsrelatie en de wederopbouwhulp aan Atjeh, aan.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

Actuele situatie in Indonesië

Onder leiding van de in 2004 gekozen president Susilo Bambang Yudhoyono is er in Indonesië een belangrijk momentum ontstaan voor verdere democratisering en stabilisering van de samenleving. De president kondigde bij zijn aantreden fundamentele hervormingen aan gericht op de bestrijding van corruptie, terugdringen van de armoede en verbetering van het investeringsklimaat. Andere speerpunten waren beëindiging van de conflicten in Atjeh en Papoea en hervorming en modernisering van de juridische- en veiligheidssector. Tevens is onder president Yudhoyono de aandacht voor verbetering van de mensenrechten vergroot. De afgelopen jaren is op al deze terreinen door Indonesië gestaag vooruitgang geboekt. De ingezette hervormingen hebben geleid tot een stabieler en veiliger klimaat, maar tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat er op diverse terreinen nog een lange weg te gaan is.

Hervormingsproces

De Indonesische regering heeft in de afgelopen periode met name vertrouwen gegenereerd door op een aantal specifieke, politiek gevoelige, terreinen belangrijke vooruitgang te boeken. Eén van deze successen is de ondertekening van een vredesakkoord met de onafhankelijkheidsbeweging van Atjeh, GAM (Gerakan Aceh Merdeka – Beweging voor Vrij Atjeh) op 15 augustus 2005, gevolgd door een positief verlopen ontwapeningsproces, terugtrekking van militairen en politie en vreedzame verkiezingen in Atjeh op 11 december 2006. Een andere belangrijke ontwikkeling is de hervorming van het politieapparaat. De president stelde een capabele politieleiding aan die steeds effectiever het terrorisme en de drugshandel bestrijdt en hervormingen binnen het eigen politieapparaat doorvoert. De bestrijding van corruptie krijgt in toenemende mate aandacht, waarbij steeds meer corruptiegevallen worden onderzocht en vervolgd. Belangrijke instituten zijn de onafhankelijke commissie voor de uitroeiing van corruptie (KPK) en de zogenaamde anti-corruptie rechtbank. Genoemde instituten hebben de afgelopen jaren een flink aantal (voormalige) hoogwaardigheidsbekleders en topmensen uit het bedrijfsleven voor de rechter gebracht, in verband met vermeende corruptie. Tegelijkertijd is duidelijk dat nog veel werk dient te worden verzet om de corruptie in Indonesië substantieel terug te dringen. Daartoe dient meer vaart te worden gezet achter de implementatie van institutionele hervormingen. De omvang van de armoede is in Indonesië nog steeds zeer significant. Volgens het in december 2006 uitgekomen Wereldbank rapport «Making the new Indonesia work for the poor» leeft 49% van de bevolking onder de 2 dollar per persoon per dag.

Ook met een aantal andere noodzakelijke hervormingen is een proces van langere adem gemoeid. President Yudhoyono en leden van zijn kabinet, bestaande uit een brede coalitie van zeven politieke partijen, gaan de confrontatie met de oppositie meer dan hun voorgangers aan en proberen in het land voldoende draagvlak te creëren voor het hervormingsbeleid. Een complicerende factor daarbij is dat de hervormingsagenda steevast leidt tot discussies, voortkomend uit gevestigde belangen, die een stagnerende uitwerking hebben op het gehele hervormingsproces.

Veiligheid en stabiliteit

Ter bevordering van de stabiliteit en veiligheid werkt de Indonesische regering aan verdere implementatie van institutionele en juridische hervormingen en het versterken van de rechtsstaat. De ingezette hervorming van de veiligheidssector en een effectief juridisch kader voor de strijdkrachten en voor defensiebeleid liggen hieraan ten grondslag. Modernisering en herstructurering van het militaire apparaat (TNI), een effectieve functiescheiding tussen TNI en het politieapparaat (POLRI) en een gekwalificeerd politieapparaat zijn daarbij instrumenteel. De in 2006 aangekondigde wetgevingsinitiatieven moeten de civiele controle op de strijdkrachten verbeteren waarbij de TNI Law 34/2004 de strijdkrachten in 2009 verplicht om de eigen commerciële activiteiten te hebben ontmanteld. Wetsvoorstellen als de National Security Bill en de National Intelligence Bill beogen de positie, structuur en aansturing van de strijdkrachten te verduidelijken en zijn een blijk van hervormingsgezindheid. Zoals toegezegd aan de Kamer tijdens het Algemeen Overleg inzake de levering van korvetten aan Indonesië (25 oktober 2006), blijft de Nederlandse regering bij de Indonesische autoriteiten aandacht vragen voor voortgang van hervormingen van de veiligheidssector alsmede de rol van de strijdkrachten. Dit vormt een regulier onderwerp van dialoog, zowel op ministerieel als op hoog ambtelijk niveau. Belangrijke punten daarbij zijn de rol van de krijgsmacht op lokaal niveau en transparantie van defensiebegroting.

Terrorismebestrijding

In oktober 2002 vond de eerste grote terroristische aanslag plaats in Indonesië (Bali, 201 doden). In 2003 volgde een aanslag op het Marriott Hotel in Jakarta en in 2004 was de Australische ambassade in Jakarta het doelwit van een terroristische aanslag. In 2005 had een tweede aanslag op Bali plaats. Sindsdien hebben geen grote terreuraanslagen meer plaatsgevonden. Dit valt mede terug te voeren op de versterking van de veiligheids- en inlichtingendiensten sinds de eerste grote terroristische aanslag in 2002. Bestrijding van terrorisme heeft sindsdien hoge prioriteit voor de Indonesische regering. De politie beschikt over een speciale anti-terrorisme eenheid. Deze eenheidis goed getraind, beschikt over voldoende middelen en heeft inmiddels menige aanslag weten te verijdelen. De oprichting van een analyse-eenheid bij de inlichtingendienst BIN zorgt voor verdere professionalisering van het veiligheidsapparaat en past in het beeld van een voortvarend contra-terrorismebeleid. Sinds 2002 is in Indonesië een groot aantal vermeende terroristen gearresteerd. Toch blijft de terroristische dreiging hoog, waarbij westerse instanties en de Indonesische overheid de voornaamste doelwitten vormen.

Mensenrechten

De Indonesische regering besteedt in toenemende mate aandacht aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in het land en heeft laten blijken serieus werk te willen maken van hervormingen en internationale betrokkenheid op dit vlak. Indonesië heeft de verdragen voor Burgerlijke en Politieke rechten (BuPo) en voor Economische, Sociale en Culturele rechten (ESOCUL) geratificeerd. Daarmee is een belangrijke stap voorwaarts gezet in definiëring van een juridisch kader voor het terugdringen en berechten van mensenrechtenschendingen. In EU-kader wordt gewerkt aan het opzetten van een EU-Indonesië mensenrechtendialoog gericht op verdere ontwikkeling en versterking van democratie en rechtsstaat in Indonesië, versterking van samenwerking tussen EU en Indonesië op het terrein van mensenrechten in multilaterale fora, verdere bilaterale samenwerking tussen EU en Indonesië en steun aan Indonesische overheid om een sterke actor te worden ten aanzien van de bescherming en bevordering van mensenrechten. Tegelijkertijd blijven er zorgen bestaan die door Nederland bilateraal of in EU-kader worden besproken met de Indonesische autoriteiten. Zo is Indonesië er nog niet in geslaagd alle schenders van mensenrechten uit het verleden te berechten. Verder blijft Indonesië vooralsnog vasthouden aan de ten uitvoerlegging van de doodstraf. Nederland zal bilateraal en in EU-kader blijven vragen om herstel van het de facto moratorium en de uiteindelijke afschaffing van de doodstraf.

Buitenlands beleid

Het buitenlands beleid richt zich op het uitdragen van Indonesië als democratisch en modern land en op het bijdragen aan oplossingen voor internationale problemen. President Yudhoyono ambieert een actievere rol voor Indonesië op het wereldtoneel en beoogt dat Indonesië meer dan voorheen concrete bijdragen gaat leveren aan de oplossing van internationale problemen. De mogelijkheden daartoe zijn vergroot doordat Indonesië momenteel als niet-permanent lid zitting heeft in de VN Veiligheidsraad. Indonesië toont tevens zijn betrokkenheid bij de problemen in het Midden-Oosten door met bijna 1000 man deel te nemen aan UNIFIL.

De relaties tussen de EU en Indonesië hebben zich de afgelopen jaren verbreed. Een belangrijke stimulans vormde de substantiële bijdrage die de EU leverde aan de Monitoring Mission in Atjeh. Andere prioriteiten voor onderlinge samenwerking zijn ondermeer ondersteuning aan het hervormingsproces, versterking van rechtshandhaving en humanitaire hulp.

De Commissie heeft namens de Europese Unie en lidstaten met Indonesië onderhandeld over een Partnership and Cooperation Agreement (PCA). Het PCA bestrijkt een breed terrein aan onderwerpen, waaronder samenwerking in internationale organisaties, economische samenwerking, en energie en milieu. Ook zijn de politieke clausules opgenomen (mensenrechten, non-proliferatie, ICC, readmissie en anti-terrorisme).

ASEAN is voor Indonesië het belangrijkste buitenlands politieke beleidsinstrument. Als grootste land in ASEAN bekleedt Indonesië een vooraanstaande positie in deze groep. Op 4 december 2006 is in de VN een resolutie aangenomen waarmee ASEAN waarnemerstatus heeft verkregen bij de VN, hetgeen bijdraagt aan verdergaande integratie en mondiale dynamiek en daarmee aansluit bij de Indonesische internationale ambities.

Atjeh

Het vredesproces dat in gang werd gezet met de ondertekening van een MoU tussen de Indonesische overheid en de GAM, verloopt goed. Het is echter belangrijk te blijven beseffen dat het een proces betreft en dat duurzame vrede niet als vanzelfsprekendheid mag worden gezien; immers, een 30 jaar durend conflict is diepgeworteld. Het MoU moet ook daadwerkelijk worden geïmplementeerd. De eerste directe verkiezingen voor gouverneur en districtshoofden hebben op 11 december 2006 plaatsgevonden en hebben tot een grote overwinning van aan GAM gelieerde kandidaten geleid. Ook de nieuw gekozen gouverneur, Irwandi Yusuf, behoort tot de voormalige GAM. Als redenen voor deze overwinning worden het uitgebreide lokale netwerk van de GAM, een inhoudelijke boodschap van vrede en verandering en een beroep op de Atjehnese identiteit genoemd. Grote uitdagingen voor de gouverneur zijn het vasthouden aan zijn belofte van goed bestuur, tegemoet komen aan de hoge verwachtingen op het gebied van verandering en (economische) vooruitgang en het re-integratieproces van voormalig GAM-strijders. Nauwlettende aandacht en steun van de internationale gemeenschap zijn hierbij dan ook van groot belang.

Papoea

President Yudhoyono heeft aangekondigd dat hij na Atjeh zijn aandacht zal vestigen op Papoea. Indonesië heeft aangegeven zijn beleid te baseren op drie elementen; een vreedzame politieke oplossing door dialoog, verbetering van de rechtszekerheid en de mensenrechtensituatie en een verbetering van het welzijn van de bevolking in Papoea. De situatie in Papoea blijft de internationale gemeenschap echter zorgen baren. Ondanks dat Papoea zeer rijk is aan natuurlijke hulpbronnen, is het gebied het minst ontwikkeld en is de bevolking het armst binnen geheel Indonesië. De situatie op het gebied van mensenrechten is aan het verbeteren, maar het proces biedt tegelijkertijd reden voor alertheid op de noodzaak van verdere voortgang van deze verbeteringen als ook de bestrijding van straffeloosheid. Ook is de Speciale Autonomiewet (SAL)– in 2001 tot stand gekomen als geschikt raamwerk voor sociaaleconomische verbetering – tot op heden niet volledig geïmplementeerd. Een belangrijke stagnerende factor bij de SAL-implementatie schuilt in het omvangrijke gebrek aan capaciteit op lokaal overheids- en institutioneel niveau. Met het aantreden van gouverneur Suebu in de provincie Papoea en Ataruri in West Papoea en de ondertekening van de Presidentiële Instructie (INPRES) op 16 mei 2007 is echter een nieuw moment aangebroken voor het doorvoeren van verdere vooruitgang. President Yudhoyono zet hiermee in op versnelde sociaaleconomische ontwikkeling met primaire verantwoordelijkheid bij de gouverneurs. Een centraal coördinerende rol is weggelegd voor de Coördinerend minister voor Economie, Boediono, als logische stap om vooral de economische ontwikkeling van deze regio een extra impuls te geven. Met deze ontwikkeling is een duidelijke stap voorwaarts gemaakt bij het bieden van een kader waarbinnen de gouverneurs en de internationale gemeenschap kunnen werken aan de sociaaleconomische ontwikkeling van Papoea.

Noord-Molukken en Molukken

Na de ondertekening van het Malino II akkoord is de politieke en veiligheidssituatie op de Noord-Molukken en Molukken (met name Ambon) verder gestabiliseerd. Het verzoeningsproces tussen de christen- en moslimgemeenschappen verloopt, zij het stap voor stap, positief. Lokaal bestuur, politie en leger zijn nauw betrokken bij deze dialoog. Het dagelijkse, normale leven is zichtbaar weer op gang gekomen. Wel is verdere economische ontwikkeling op lange termijn noodzakelijk ter ondersteuning van het stabilisatieproces en de armoedesituatie.

Centraal-Sulawesi

De politieke en veiligheidssituatie in Centraal-Sulawesi, met name in Poso blijft van tijd tot tijd instabiel. De afgelopen jaren vonden regelmatig bomexplosies en (dodelijke) schietincidenten plaats. Er is echter geen sprake van grootschalig nieuw geweld. De regering heeft herhaaldelijk het geweld in Poso scherp veroordeeld en het grote belang van religieuze tolerantie en verdraagzaamheid onderstreept. Onduidelijk is wie verantwoordelijk is voor het terugkerende geweld van de afgelopen jaren. De Indonesische politie heeft met een aantal succesvolle anti-terreuracties nieuwe aanslagen kunnen voorkomen. Ondanks de periode van relatieve rust is het moeilijk voorspelbaar hoe de situatie zich in de toekomst zal ontwikkelen.

Economie

In financieel-economisch opzicht stonden de afgelopen jaren in het teken van herstel en aanpassing na de scherpe verhoging van de brandstofprijzen in oktober 2005. Deze verhoging leidde gedurende 2006 tot een veel hogere inflatie (17%) dan was voorzien. Inmiddels is de inflatie weer terug op een beheersbaar niveau van rond de 6%. De regering voert een prudent financieel beleid, hetgeen heeft geleid tot sterke afname van het percentage van overheidsschuld t.o.v. het BNP (afgenomen van bijna 100% van het BNP in 1999 tot 41% van het BNP in 2006). Door de gedeeltelijke afschaffing van de brandstofsubsidies in 2005 en de teruggedrongen overheidsschuld is aanzienlijke fiscale ruimte ontstaan ($ 15 miljard in 2007 volgens de Wereldbank), die aangewend wordt voor armoedebestrijding en verbetering van de infrastructuur. Investeringen in infrastructuur zijn sterk achtergebleven bij de behoefte en hebben geleid tot aanzienlijke knelpunten (o.a. wegen en elektriciteitsvoorziening) die nieuwe belemmeringen vormen in het investeringsklimaat. De verwachting is dat het prudente financieel-economische beleid en de inspanningen gericht op een beter investeringsklimaat hun vruchten nu af gaan werpen en de komende jaren zullen leiden tot een hogere economische groei van 6–7%.

Het economisch beleid van de regering is er op gericht voorwaarden te scheppen voor het aantrekken van de economische groei teneinde de werkloosheid en de armoede terug te dringen. Het uitgangspunt is daarbij dat de Indonesische economie meer dan 6% per jaar moet groeien om de werkloosheid en armoede daadwerkelijk terug te dringen. In 2006 kwam de economische groei uit op 5,6%. In 2007 wordt voor het eerst sinds de financieel-economische crisis in 1997/98 weer een groei van boven de 6% verwacht. Een complicatie is dat de groei tot nog vooral consumptie-gedreven is en te weinig op verhoogde investeringen en verhoogde industriële productie is gebaseerd, welke meer effect hebben op het terugdringen van de werkloosheid. De regering zet daarom sterk in op het verbeteren van het investeringsklimaat via minder en helderder regelgeving teneinde de bedrijvigheid te stimuleren. In maart 2007 is de nieuwe investeringswet goedgekeurd door het parlement. Deze krijgt thans invulling door flankerend beleid. Ook is in juni 2007 een nieuwe belastingwet aangenomen in het parlement, die bedrijfsvriendelijker is. Eveneens is in juni 2007 een nieuw pakket hervormingsmaatregelen gepubliceerd, gericht op verdere hervormingen in het investeringsklimaat, de infrastructuur, de financiële sector en het MKB. Daarmee komt er verdere voortgang in de hervormingen, die tot nu toe veelal als te traag worden beoordeeld, vooral ook omdat andere landen in de regio sneller hervormen en daarmee meer buitenlandse investeerders aantrekken. Mede door parlementaire procedures kost herziening van de wetgeving in Indonesië meer tijd.

Armoedesituatie

Indonesië heeft zich duidelijk gecommitteerd aan de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG’s) en wil deze behalen via een strategie van «pro-groei», «pro-werkgelegenheid» en «pro-poor». Het armoedebeleid van de regering is daarbij nadrukkelijk gericht op het koppelen van de economische groei aan het bestrijden van armoede. Naast de inzet op het creëren van werkgelegenheid, treft men eveneens subsidiemaatregelen om nadelige effecten van macro-economische hervormingen voor de armen op te vangen. De in 2006 uitbetaalde compensatie aan het arme deel van de bevolking voor de sterk verhoogde brandstofkosten (de benzine- en kerosineprijzen werden in 2005 met meer dan 100% verhoogd door het gedeeltelijk afschaffen van de subsidies) en het inzetten van de vrijgekomen middelen voor onderwijs en gezondheid, zijn een duidelijk teken dat de regering bescherming van de armen en verbetering van hun situatie hoog in het vaandel heeft. Van de compensatieregeling profiteerden 16 miljoen gezinnen (ongeveer 60 miljoen mensen), waarmee het mogelijk het grootste compensatieprogramma in de wereld is.

Van de Indonesische bevolking leeft 7,4 procent van minder dan 1 dollar per dag. Een aanzienlijk deel van de bevolking, 42 procent, leeft echter van 1 tot 2 dollar per dag. Bijna de helft van de bevolking moet dus van minder dan $ 2 (PPP) per dag rondkomen. Indonesië hanteert een eigen armoedegrens, die tussen de $1 en $2 in ligt. Volgens deze norm leefde in 2006 17,7% van de bevolking in armoede (tijdens de crisis was het percentage opgelopen tot 23,4%), maar volgens de laatste peilingen (maart 2007) zou dit recentelijk – mede dankzij genoemd compensatieprogramma – zijn afgenomen tot 16,6% van de bevolking ofwel 37 miljoen mensen.

Naast deze inkomens-armoede vormt toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, voeding, water en sanitatie een ernstig probleem. Zo is een kwart van de kinderen onder de 5 jaar ondervoed, maakt slechts 55 procent van de laagste inkomensklasse de eerste drie jaar van de middelbare school af, is de toegang tot schoon water laag en is slechts 1 procent van de bevolking aangesloten op het riool. De Indonesische regering heeft in de laatste jaren extra middelen ingezet op armoedebestrijding, onderwijs en gezondheidszorg via gerichte subsidieregelingen. Daarbij heeft de president onlangs een nationaal programma voor armoedebestrijding gelanceerd (PNPM) met de doelstelling de armoede in Indonesië in het jaar 2015 aanzienlijk gereduceerd te hebben. Het programma richt zich op het stimuleren van gemeenschapsgedreven ontwikkeling op subdistrictsniveau.

Stand van de bilaterale betrekkingen inclusief ontwikkelingsrelatie

Nederlands beleidskader

Nederland steunt het politieke en economische hervormingsproces in Indonesië waarbij de betrekkingen en samenwerking in de afgelopen periode zijn geïntensiveerd. Daarnaast bestaat met Indonesië een brede ontwikkelingsrelatie. Indonesië en Nederland hebben een bijzondere band met elkaar door de sterke verwevenheid en belangen op een groot aantal terreinen: politiek, economisch, sociaal/cultureel en wetenschappelijk; niet alleen van overheid tot overheid, maar ook via het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen. De Nederlandse regering heeft zich de afgelopen jaren ingespannen om de betrekkingen met Indonesië naar een hoger niveau te tillen. Sinds 2005 vinden over en weer frequent ministeriële en hoge ambtelijke bezoeken plaats. Dit heeft in sterke mate bijgedragen aan open diplomatieke en communicatiekanalen en politieke dialoog tussen beide landen.

In de beleidsnotitie Indonesië (Vormgeving van een bilaterale samenwerkingsrelatie met Indonesië voor de periode 2006–2010), die de Kamer 13 juni 2006 is toegegaan (TK 2005–2006, 30 300 III, nr. 15) is de toenadering en intensivering van de samenwerking nader ingevuld. Om deze toenadering en de goede betrekkingen te bezegelen hebben voormalig minister Bot en zijn collega Wirajuda van Buitenlandse Zaken in december 2006 in Yogyakarta een intentieverklaring ondertekend, waarin beide landen hun voornemen uitspreken voor een brede samenwerkingsovereenkomst in de vorm van een Comprehensive Partnership. In het Mechanism of Dialogue and Cooperation (CP) zullen de vele onderwerpen van de huidige dialoog en brede samenwerking op gestructureerde wijze gestalte krijgen; buitenlandse politiek, stabiliteit en veiligheid, mensenrechten, duurzame ontwikkeling en economische samenwerking en samenwerking op sociaal-, cultureel- en onderwijsgebied. Hiermee is sprake van een nieuwe fase in de relatie tussen beide landen, die verder ingevuld zal worden tijdens een voorgenomen bezoek van president Yudhoyono aan Nederland.

Indonesië speelt een belangrijke rol op het internationale toneel, als overwegend islamitisch, democratisch land en is een aanjager van verdere regionale integratie, voornamelijk in ASEAN-verband. Indonesië is zich de afgelopen jaren ook op internationaal toneel steeds meer gaan profileren als bruggenbouwer. Op dit moment is Indonesië lid van de VN Veiligheidsraad. Onder president Yudhoyono wil Indonesië een bemiddelende rol spelen tussen het westen en islamitische landen. Tevens is Yudhoyono voornemens Indonesië een actieve bijdrage te laten leveren aan internationale vredes- en veiligheidsvraagstukken, vooral met betrekking tot Irak, Iran, het Palestijns – Israëlisch conflict, Libanon en Noord-Korea. Indonesië neemt op dit moment deel aan de vredesmissie in Libanon (UNIFIL).

Binnen ASEAN speelt Indonesië een belangrijke rol ten aanzien van Myanmar (Birma).

Nederland ondersteunt een actieve rol van Indonesië op internationaal toneel en als aanjager van verdere regionale integratie.

Het Nederlandse programma voor ontwikkelingssamenwerking in Indonesië is omvangrijk. Zo bedroeg de omvang van het programma in 2006 86,6 miljoen euro. Het programma richt zich op drie sectoren: onderwijs, water en sanitatie en met ingang van 2007 behoud van milieu en biodiversiteit en klimaat. Tevens worden activiteiten ondersteund op het terrein van goed bestuur, democratisering, versterking van de rechtsstaat (juridische hervormingen, decentralisatie en hervormingen in de veiligheidssector) en het investeringsklimaat. De voortgang van de corruptiebestrijding in Indonesië blijft een punt van zorg en vraagt de nodige aandacht.

De Nederlandse inzet is voorts sterk gericht op de ontwikkeling van regio’s in Oost Indonesië zoals de Molukken en Papoea. Nederland is één van de belangrijkste donoren bij de wederopbouw van Atjeh na de tsunami in december 2004 en van Yogyakarta na de aardbeving in juni 2006.

De inzet van het Nederlandse ontwikkelingsprogramma in Indonesië sluit nauw aan bij de politieke, bestuurlijke en sociaaleconomische beleidsdoelstellingen van de Indonesische regering. De Indonesische president Yudhoyono wil de MDG’s in 2015 halen via een strategie van «pro-groei», «pro-werkgelegenheid» en «pro-poor». Ook zet de Indonesische regering in op verbetering van de publieke dienstverlening op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en voedselvoorziening. Ten slotte wil de regering een slagvaardiger en efficiënter overheidsapparaat, sterkere democratische instituties, een prominentere rol van het maatschappelijk middenveld, bestrijding van corruptie, alsmede een versterking van de invloed en de rol van de lagere bestuursorganen (lokale en regionale overheid). De Indonesische regering legt met haar armoedebeleid een duidelijke focus op de sociale dimensie. Dit komt mede tot uiting in de aandacht voor onderwijs en gezondheid, en steun aan de zwaksten in de samenleving via van overheidswege ondersteunde subsidieprogramma’s.

Het Nederlandse programma ondersteunt deze hervormings- en duurzame ontwikkelingsagenda van de Indonesische regering, waarbij aan de volgende doelstellingen concreet wordt bijgedragen:

• een stabiel en veilig Indonesië, waarin democratie, de rechtsstaat en respect voor mensenrechten de basis vormen van de Indonesische samenleving;

• een gunstig investeringsklimaat, waarbij op duurzame wijze geïnvesteerd kan worden in de Indonesische economie.

Dwarsdoorsnijdende thema’s hierbij zijn aandacht voor een actieve dialoog met het islamitische discours, waarbij begrip voor levensovertuiging en -wijze voorop staat; alsmede bescherming van het milieu en de biodiversiteit. Daarnaast worden programma’s in de sectoren onderwijs en water uitgevoerd.

Het Nederlandse ontwikkelingsprogramma in Indonesië heeft een aantal specifieke kenmerken. De kanalisering van de hulp verloopt uit oogpunt van effectiviteit, capaciteit en coördinatie grotendeels via multilaterale kanalen zoals de Wereldbank, Asian Development Bank, UNDP, UNICEF, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Daarnaast is een aantal publiek private partnerschappen ontwikkeld die bijdragen aan een beter ondernemingsklimaat, bestrijding van de vogelgriep en betere drinkwatervoorzieningen. Sinds 2005 wordt uitvoering gegeven aan het WSSD-partnerschap Market Access Palm Oil. Binnen dit partnerschap zijn in november 2005 door de International Round Table on Sustainable Palm Oil internationale principes en criteria voor duurzame palmolie overeengekomen. Binnen het partnerschap voor garnalen levert capaciteitsopbouw voor duurzame garnalenteelt een belangrijke bijdrage aan duurzame produktiemethoden en duurzamere ketens.

Onderwijs en cultuur

In vergelijking met voorgaande jaren is de Nederlandse inzet voor steun aan onderwijs in 2006 aanzienlijk toegenomen en verbreed in termen van middelen en aandachtsgebieden. De intensivering en verbreding van de Nederlandse steun zijn een direct antwoord op het strategisch beleidsplan 2006–2011 voor de onderwijssector van de Indonesische regering. Door financiering van beleidsontwikkeling en -vernieuwing op centraal niveau worden programma’s voor ontwikkeling van peuter- en kleuteronderwijs, voor bijscholing en training van leerkrachten, voor het bouwen en renoveren van scholen en voor het gebruik van computers en verbetering van het schoolmanagement uitgevoerd. Daarnaast wordt een belangrijk deel van de Nederlandse middelen ingezet op lokaal niveau. Hiermee wordt een directe bijdrage geleverd aan verbetering van toegang, kwaliteit en beheer van de verschillende vormen en niveaus van openbaar en religieus/particulier onderwijs, met name op de Molukken, Papoea en West Timor. Ter versterking van het beroepsonderwijs ondersteunt Nederland de ILO en de overheid in het ontwikkelen van trainingen in ondernemerschap en technische vakken in Atjeh, Molukken, Papoea, Sulawesi en West-Timor. Nadrukkelijke aandacht wordt geschonken aan HIV/AIDS en gender (met name in Papoea via UNICEF en de ILO).

Ook de Nederlandse steun aan het Indonesische hoger onderwijs is sinds vorig jaar toegenomen door middel van de door Nuffic beheerde NPT/NFP1 programma’s voor capaciteitsopbouw. Het Indonesische ministerie van Nationaal Onderwijs en de Nederlandse Ambassade in Jakarta zijn nauw betrokken bij deze uitbreiding van het NPT/NFP programma. Via het in 2001 voor Indonesië ontwikkelde beurzenprogramma StuNed worden jaarlijks 150 post-doc opleidingen en trainingen gegeven. Hierbij is een groeiende vraag vanuit de sectoren water, handel en milieu.

Indonesische studenten nemen ook deel aan het Huygens Scholarship Programme (HSP) waarbij excellente buitenlandse studenten de mogelijkheid hebben om in Nederland te studeren. Het programma is een uitwerking van het beleid van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zoals in de Internationaliseringsbrief «Koers op Kwaliteit» van november 2004 is beschreven. Jaarlijks stelt het ministerie van Buitenlandse Zaken € 5 000 000 beschikbaar.

In het kader van de beleidsdoelstellingen voor Indonesië én een meer strategische invulling van het Internationaal Cultuurbeleid (ICB), conform de Kamerbrief «Koers Kiezen», zijn van Nederlandse kant diverse programma’s ingezet om de bilaterale culturele samenwerking verder vorm te geven. Er wordt daarbij bijzondere aandacht besteed aan het bij elkaar brengen van personen en instanties in Nederland die zich bezighouden met erfgoed of met andere vormen van culturele samenwerking, met als doel een effectieve samenwerking met Indonesië te bevorderen. Zo is door het Centrum voor Internationale Erfgoedactiviteiten een inventarisatie en database opgezet gericht op verbeterde coördinatie en synergie van erfgoedprojecten en -actoren. Hierdoor ontstaat een actief netwerk, in staat tot een meer strategische aanpak van gemeenschappelijk erfgoed activiteiten. Voorts is op het terrein van gemeenschappelijk erfgoed onder andere een substantieel samenwerkingsproject gestart gericht op het beschrijven van alle forten in Indonesië. Dat het formaliseren van de bilaterale relatie in nadere afspraken nog niet kon worden afgerond bleek in de praktijk gelukkig geen hinderpaal voor de samenwerking. Ook op artistiek terrein is de Nederlandse aanwezigheid goed zichtbaar. Ten aanzien van het Erasmushuis kunnen activiteiten binnen de disciplines muziek (klassiek, jazz), fotografie en design als voorbeeld worden genoemd. In het Erasmushuis bestaat ook ruimte voor Indonesische kunstuitingen. In sommige gevallen kunnen ook andere beleidsdoelstellingen zoals bevordering van milieubewustzijn en de vrijheid van meningsuiting bij projecten worden betrokken. In het kader van het programma Cultuur & Ontwikkeling wordt actief bijgedragen aan de ondersteuning en ontwikkeling van de Indonesische culturele sector. Waar relevant geschiedt dit met behulp van Nederlandse culturele instellingen zoals de samenwerking tussen het Tropenmuseum en een tiental musea in Jakarta ten behoeve van kennisoverdracht. Nederland ondersteunt daarnaast het herstel van het na de aardbeving van mei 2006 beschadigde Kraton Museum in Yogyakarta. Ook wordt bijgedragen aan de versterking van Indonesisch theater en beeldende kunst door middel van uitwisselingsprogramma’s tussen Nederlandse en Indonesische beeldend kunstenaars. De door de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA) in Nederland georganiseerde landendag kon zich verheugen in een brede belangstelling van het Nederlandse culturele veld. Duurzaamheid en effecten naar andere terreinen worden bij gezamenlijke activiteiten in acht genomen.

Water en sanitaire voorzieningen

De Nederlandse regering heeft het in het kader van de MDG’s op zich genomen om wereldwijd 50 miljoen mensen duurzaam toegang te verlenen tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen. Ook in Indonesië wordt hier aan bijgedragen. Sinds 2001 is Nederland actief in de watersector via programma’s gericht op integraal waterbeheer, irrigatie en het verbeteren van duurzame toegang tot veilig drinkwater en sanitatie (mede in Atjeh). Belangrijke aspecten van deze samenwerking zijn het ondersteunen van beleidsontwikkelingen, capaciteitsopbouw en institutionele ontwikkeling en de gevolgen van klimaatveranderingen voor de watersector. Het vier partijen MoU (tussen de Nederlandse ministeries van VenW en VROM en de Indonesische ministeries van Openbare Werken en Milieu) stimuleert de samenwerking in de watersector door uitwisseling van informatie en het uitvoeren van voorbeeld projecten via het Partners voor Water programma. Deze voorbeeldprojecten betreffen polderbeheer, voorkomen van overstromingen en aanpassen aan klimaatverandering.

De Nederlandse drinkwaterbedrijven ontvangen financiering voor samenwerking met lokale drinkwaterbedrijven op Sulawesi, de Molukken, Sumatra en Papoea. Via technische ondersteuning en training wordt geprobeerd om deze bedrijven te ontwikkelen tot solide organisaties die in staat zijn om goed en betrouwbaar drinkwater te leveren.

Milieu, biodiversiteit en klimaat

De Indonesische regering geeft in toenemende mate aandacht aan de bescherming van het milieu en de aanpak van illegale houtkap. In 2007 zal de ambassade een start maken met samenwerking op het gebied van milieu en biodiversiteit. Een belangrijk deel van de activiteiten is gericht op de ondersteuning van het behoud van het tropisch regenwoud, duurzaam bosbeheer en het tegengaan van illegale houtkap in Kalimantan. Op initiatief van de Tweede Kamer heeft Nederland bijgedragen aan het beheer van veenbossen in specifieke gebieden van Kalimantan (Central Kalimantan Peatlands Project). In lijn met eerder met de Tweede Kamer gewisselde informatie ondersteunt Nederland eveneens het in 2007 gelanceerde actieplan van de Indonesische regering voor het behoud en herstel van de veenbossen in Centraal-Kalimantan. In dit kader financiert Nederland de ontwikkeling van een Masterplan voor duurzaam herstel en ontwikkeling van het zogeheten «ex-mega rijst project» dat desastreuze gevolgen had voor de biodiversiteit van dit gebied. Met het Asia Forest Partnership wordt samengewerkt om de handel in illegaal hout en het kappen van het regenwoud om plaats te maken voor palmolieplantages tegen te gaan. In 2007 worden in het kader van de extra middelen van het kabinet voor duurzame energie additionele middelen beschikbaar gesteld voor samenwerking op duurzame productie van biomassa en klimaatbeleid in Indonesië. Er worden pilots opgezet voor toetsing van criteria, certificering en monitoring. Nederland wil mede in Indonesië invulling geven aan de doelstelling van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking om in 2015 wereldwijd tenminste 10 miljoen armen toegang tot moderne energiediensten aan te bieden. Hiertoe zal Nederland het programma steunen dat de Indonesische overheid samen met de Wereldbank voorbereidt om toegang tot energie in rurale gebieden uit te breiden. Indonesië is gastland van de UNFCCC Klimaat Conferentie in Bali van 3 – 14 december 2007 waarbij de impact van ontbossing op klimaatverandering als een centraal onderwerp door Indonesië is geagendeerd.

Investeringsklimaat

Ondersteuning van de Indonesische inspanningen om het investeringsklimaat te verbeteren loopt hoofdzakelijk via twee trustfunds, die beide door de Wereldbank worden beheerd. Eén programma richt zich op ondersteuning van de ministeries bij de verbetering van het investeringsklimaat en het handelsbeleid (ondersteuning van het coördinerend ministerie van Economische Zaken bij de herziening van regelgeving, de uitvoering van enquêtes over voortgang bij de oplossing van knelpunten onder bedrijven en steun aan capaciteitsopbouw van het ministerie van Handel). Het andere in 2007 gestarte programma richt zich op het verbeteren van het begrotingsbeleid, uitgavenbeheer alsmede de belasting- en douanediensten. Verbeterde dienstverlening door de belasting- en douanedienst (en terugdringen van corruptie) is cruciaal voor het verbeteren van het investeringsklimaat. Aan deze programma’s wordt ook door de Europese Commissie bijgedragen. Daarnaast wordt steun verleend aan de Indonesische-Benelux Kamer van Koophandel (INA) die zich richt op verbetering van het investeringsklimaat en bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen en die partnerschappen steunt tussen boerengroepen en bedrijven voor de productie en vermarkting van groente en fruit. De partnerschappen op groente en fruit worden mede ondersteund door Cordaid, Agriterra en de Rabobank. Nederland is het belangrijkste exportland voor Indonesië binnen de EU met een totale waarde van 1,7 miljard euro (waarvan veel doorvoer). De gerealiseerde Nederlandse investeringen bedragen 810 miljoen euro waarmee Nederland binnen de EU een derde plaats bezet.

Goed bestuur, bestrijding van corruptie, versterking rechtsstaat en veiligheidssector

Het Nederlandse goed bestuursprogramma in Indonesië is met name gericht op corruptiebestrijding, versterking van de rechtsstaat, het bevorderen van juridische hervormingen alsmede het stimuleren van hervormingen binnen de veiligheidssector, vooral via de Indonesische politie.

Nederland draagt ondermeer met het Partnership for Governance Reform programma bij aan corruptiebestrijding in Indonesie. Het partnerschap is een forum waar verschillende Indonesische spelers (overheid, maatschappelijk middenveld, private sector en academici) samen met de donorgemeenschap werken aan het bevorderen van goed bestuur. In het partnerschap wordt nauw samengewerkt met de Indonesische anti-corruptiecommissie (KPK). In de afgelopen vijf jaar heeft het partnerschap onder andere met Nederlandse steun programma’s gefinancierd op het gebied van corruptiebestrijding, hervorming van de publieke sector, decentralisatie, hervormingen van kieswetten en van het kiesstelsel en juridische hervormingen. Nederland is in 2007 een tweede fase gestart in de samenwerking met het partnerschap, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de verbetering van het openbaar bestuur in Indonesië via financiële en technische ondersteuning van de hervormingen van het ambtelijk apparaat, het bestrijden van corruptie (directe steun aan KPK), de juridische hervormingen (lokale ombudsman en anti-corruptie rechtbanken) en het realiseren van de MDG’s. Het partnerschap en de UNDP werken in dit programma nauw samen met de centrale- en lokale overheid, de speciale VN-ambassadeur voor de realisering van de MDG’s in Azië, het Indonesische maatschappelijke middenveld en de universiteiten. In dit verband is ook de Nederlandse steun aan de algemene en regionale rekenkamers van belang. Samen met de aziatische ontwikkelingsbank wordt een programma ondersteund dat moet leiden tot een beter geëquipeerde rekenkamer, een betere rapportage en opvolging van de rapportage door regering en parlement.

In 2007 is er door Nederland ingezet op een aantal nieuwe activiteiten ter ondersteuning van de juridische hervormingen en de rechtsstaat. Multilateraal zal er met Indonesië, de Wereldbank, UNDP en het Van Vollenhoven Instituut worden samengewerkt op het gebied van de Access to Justice and Justice for the Poor . Daarenboven is Nederland door het Indonesische ministerie van Planning (Bappenas) gevraagd om met het IMF actief te worden bij ondermeer het uitvoeren van een National Legal Survey en een Legislative Drafting programma voor het Indonesische parlement.Tevens is een verzoek aan Nederland gedaan om ondersteuning te verlenen bij de versterking van de wetgevende capaciteit van het Indonesische parlement.

Hervorming binnen de veiligheidssector alsmede bestrijding van het terrorisme heeft vooral plaats in het kader van de samenwerking met het Jakarta Center for Law Enforcement Cooperation (JCLEC). In dit kader ondersteunt Nederland vanaf 2007 een capaciteitsopbouwprogramma op het gebied van aviation/airport security voor de Indonesische politie en andere Indonesische betrokkenen. De Nederlandse Politieacademie zal de uitvoerder zijn van dit programma. De Politieacademie zal hier samenwerken met andere betrokken actoren, zoals de Koninklijke Marechaussee (KMAR), Rijksluchtvaartdienst, alsmede de autoriteiten op Schiphol.

Hiernaast draagt Nederland bij aan de verdere hervormingen van de politie via de IOM. Er wordt bijgedragen aan mensenrechtentrainingen van Indonesische politieagenten en aan het implementeren van het nieuwe politieconcept community policing. Trainingen vinden plaats op zowel landelijk als provinciaal niveau, met daarbij speciale aandacht voor Atjeh.

Religieuze dialoog

Indonesië en Nederland hechten groot belang aan interreligieuze dialoog met als doel het wederzijds begrip tussen religies en culturen te bevorderen. In samenwerking met het Indonesische ministerie voor Religieuze Zaken, Muhammadiyah universiteiten en de Universiteit Leiden (IIAS) draagt Nederland bij aan een meerjarig onderwijsprogramma voor jonge Indonesische moslimintellectuelen op doctoraal, MA- en PhD-niveau.

Noord-Molukken en Molukken

Nederland levert sinds het conflict een actieve bijdrage aan de wederopbouw en het vredesproces op de Noord-Molukken en Molukken. Sinds januari 2007 financiert Nederland het nieuwe UNDP-programma Peace Through Development gericht op de bevordering van sociale cohesie, de capaciteitsopbouw van het lokale bestuur en het maatschappelijke middenveld en tot slot de economische ontwikkeling van de twee provincies. Ook is de Waterleiding Maatschappij Drenthe actief in de stedelijke drinkwatervoorziening in Ambon. Op onderwijsgebied zijn in 2006 en 2007 programma’s op de Molukken gestart gericht op kleuteronderwijs (Wereldbank) en verbetering van het hoger onderwijs (ILO).

Papoea

Het aantreden van de nieuwe gouverneurs in Papoea en West-Papoea en het ondertekenen van de Presidentiële Instructie (INPRES) op 16 mei 2007 heeft geleid tot een nieuwe impuls ten aanzien van verdere sociaaleconomische ontwikkeling. Ter ondersteuning en uitvoering hiervan heeft de gouverneur van Papoea, Barnabas Suebu, hiervoor ook de steun gevraagd van de internationale donorgemeenschap, waaronder Nederland, vooral voor zijn kampongontwikkelingsplan (RESPEK).

De donorgemeenschap heeft aangegeven hier graag opvolging aan te geven en is op uitnodiging van de gouverneur bezig met een coördinatie- en harmonisatieproces om de diverse ontwikkelingsprogramma’s beter aan te laten sluiten op de behoeften en beleidsplannen van de gouverneur ter ondersteuning van de MDG’s, onder andere via een gezamenlijk multidonorkantoor. Nederland speelt een belangrijke rol in dit proces. De sociaaleconomische ontwikkeling van Papoea neemt dan ook een belangrijke plaats in binnen het Nederlandse ontwikkelingsbeleid ten aanzien van Indonesië. Sinds 2006 ondersteunt Nederland via UNDP het People Centered Development Program, gericht op de versterking van de capaciteit van zowel de lokale overheden als van maatschappelijke organisaties. Daarnaast draagt Nederland via Unicef bij aan preventie- en zorgprogramma’s ter bestrijding van HIV/AIDS in Papoea. Hierbij wordt HIV/AIDS-voorlichting in het onderwijsprogramma geïntegreerd. De activiteiten zullen gericht zijn op zowel de schoolgaande jeugd als de buitenschoolse jongeren. Ook wordt via UNICEF bijgedragen aan verbeterde toegang tot water en sanitatie en wordt via de ILO bijgedragen aan het bieden van vakopleidingen voor jongeren in Oost Indonesië, waaronder Papoea.

Tegelijkertijd is er zorg omtrent de mensenrechtensituatie in deze regio. Nederland volgt nauwgezet de ontwikkelingen in Papoea. Vermeende schendingen worden in EU-verband aangekaart bij de Indonesische overheid. In EU-kader wordt op dit moment tevens gewerkt aan de implementatie van de EU Guidelines for the protection of human rights defenders. Nederland zal de situatie in Papoea nauwlettend blijven volgen en in EU-kader een aanjagende rol hierop blijven spelen en zorgdragen dat de EU binnen haar bredere beleidsdiscussies met de Indonesische overheid ook de situatie in Papoea bespreekt.

De situatie in Papoea wordt tevens stelselmatig besproken met de Indonesische autoriteiten tijdens zowel ambtelijke als ministeriële bijeenkomsten.

Wederopbouw Atjeh

Ruim twee en een half jaar na de tsunami kan worden geconstateerd dat het wederopbouwproces goed verloopt met participatie van lokale overheden en getroffen bevolking (community driven approach) om duurzame inbedding van activiteiten in de maatschappij te waarborgen. Duidelijke tekenen van wederopbouw en bedrijvigheid zijn overal goed zichtbaar. Het Indonesische overheidsorgaan BRR vestigt nu extra aandacht op voorheen achtergebleven gebieden, onder andere via het mede door Nederland ondersteunde Multi Donor Trust Fund (MDTF). Andere uitdagingen zijn op dit moment met name volledig herstel van de infrastructuur, de beperkte lokale capaciteit en de noodzaak voor verdere economische ontwikkeling. Nederland hanteert, als één van de grootste donoren voor de wederopbouw, binnen het gehele Atjeh-proces een geïntegreerde aanpak waarbij aandacht en middelen zowel uitgaan naar gebieden die direct door de tsunami zijn getroffen als naar degenen die met name door conflict geteisterd zijn. Sinds de tsunami heeft Nederland een bedrag van meer dan 170 miljoen euro over een periode van 5 jaar beschikbaar gesteld voor wederopbouw. Nederland kanaliseert de hulp grotendeels via het MDTF voor Indonesië hetgeen bijdraagt aan het vergroten van efficiëntie en effectiviteit, het verlagen van transactiekosten, het voorkomen van duplicatie, het verkleinen van de administratieve lasten op de ontvangende overheid en het bevorderen van coördinatie. Nederland ondersteunt ook een aantal projecten die specifiek gericht zijn op post-conflict problematiek, zoals de bijdrage aan de hervorming van de Atjehnese politie via een focus op gemeenschapsgerichte politiediensten en mensenrechten via de IOM.


XNoot
1

Netherlands Programme for Institutional Strengthening of Post-secondary Education and Training Capacity or Netherlands Fellowship Programmes.

Naar boven