Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 augustus 2018
Op 26 juni 2018 heeft u mijn ambtsgenoot van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (hierna: VWS) een brief doorgestuurd over de toepassing van de Regeling met
betrekking tot de gehandicaptenparkeerkaart (hierna: de Regeling)1 en gevraagd om een reactie op deze brief. Mede namens de Minister van VWS stuur ik
u hierbij de gevraagde reactie.
De gehandicaptenparkeerkaart (GPK) draagt er toe bij dat mensen met een handicap zelfstandig
mobiel kunnen zijn, zodat zij kunnen deelnemen aan het sociaal en economisch verkeer.
Dat vind ik belangrijk; daarom moet het uitgangspunt natuurlijk zijn dat de aanvraag
voor een GPK niet onnodig wordt bemoeilijkt. Tegelijk is het belangrijk dat een GPK
wordt verstrekt aan diegenen die hier daadwerkelijk recht op hebben. Vandaar de noodzaak
van een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag door een arts om vast te stellen of
iemand aan de criteria van deze Regeling voldoet. Laat ik voorop stellen dat ik als
Minister niet in individuele afwegingen kan en wil treden. De beoordeling of een GPK
in een individuele zaak kan worden afgegeven, komt toe aan de gemeente. Dat neemt
evenwel niet weg dat ik in algemene zin de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart nader
kan toelichten, in het bijzonder het belang van het geneeskundig onderzoek.
Zoals ik heb geschreven in reactie op Kamervragen2 van het lid Hijink (SP) over parkeerregels- en kosten voor mensen met een beperking,
ligt het niet voor de hand op voorhand te voorzien in een uitzondering voor personen
die reeds in een ander kader zijn gekeurd omdat elk medisch onderzoek gericht is op
het beoordelen van specifieke criteria. Aanpassing van de Regeling in die zin ligt
dan ook niet voor de hand. Wel is het zo dat als eerder een medische keuring heeft
plaatsgevonden specifiek met het oog op de afgifte van de GPK, en de situatie van
betrokkene sindsdien niet is gewijzigd, de gemeente kan besluiten om in dit geval
een nieuw medisch onderzoek achterwege te laten bij de beoordeling van de verlengingsaanvraag.
Niettemin kunnen er soms ook situaties zijn waarin het kan voorkomen dat informatie
uit een eerder geneeskundig onderzoek in een ander kader, eveneens relevant is voor
de eerste beoordeling of iemand voldoet aan de criteria voor een GPK, bijvoorbeeld
medische gegevens waarover de gemeente beschikt in het kader van de Wet Maatschappelijke
Ondersteuning. Het blijft in dit geval primair aan een arts om deze medische gegevens
te beoordelen in het licht van de specifieke criteria van de Regeling. Evenwel kan
ik me voorstellen dat dit wel invloed heeft op de vorm van het geneeskundig onderzoek
in dit kader, bijvoorbeeld de noodzaak om al dan niet in persoon te verschijnen, en
de kosten die daar vervolgens mee gepaard gaan. Het is aan gemeenten om te beoordelen
of, en op welke wijze dat vorm kan krijgen, waar nodig in samenspraak met de keurende
instantie. Dit is een punt dat mijn ambtsgenoot van VWS onder de aandacht heeft gebracht
van de VNG, aanvullend op de andere punten (kosten GPK en verschil in beleid) die
al eerder zijn aangekaart bij de VNG, met de vraag om te kijken hoe hier op een pragmatische
manier mee om kan worden gegaan.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga