Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2015
Met deze brief wil ik u op de hoogte stellen van een onderzoek naar de toegang tot
het Valysvervoer dat ik, in goed overleg met cliëntorganisaties, heb gestart.
Dit kabinet streeft naar een inclusieve samenleving, waaraan iedereen ongeacht zijn
of haar beperking kan deelnemen. Op het terrein van mobiliteit is het uitgangspunt
van dit en van vorige kabinetten, dat mensen zoveel mogelijk gebruik maken van algemene
voorzieningen. Daar waar en voor zo lang dat niet mogelijk is vanwege de beperkingen
van de burger en/of de mate van toegankelijkheid van de algemene (OV) voorzieningen,
worden specifieke voorzieningen aangeboden. Dit is tevens het uitgangspunt van het
Valysvervoer.
In het Algemeen Overleg van 14 november 2013 (Kamerstuk 25 847, nr. 124) heb ik met uw Kamer gesproken over de toegang tot het Valysvervoer. Ik heb daarbij
aangegeven de verkenning naar een scherpere indicatie op een later moment voort te
zetten zodat de doelgroep van Valys nog beter kan worden bediend.
Op dit moment is de toegang tot het Valysvervoer op indirecte wijze geregeld. Een
persoon komt in aanmerking voor een Valys-pas wanneer deze beschikt over:
-
(i) een verklaring met betrekking tot een door of vanwege de gemeente verstrekte vervoersvoorziening;
-
(ii) of een OV-begeleiderskaart, als bedoeld in artikel 45 Besluit personenvervoer 2000,
sub b en de Regeling van 18 december 1987 (Staatscourant 248) (Aanwijzing instanties
afgifte legitimatiebewijs voor gehandicapten);
-
(iii) of een Gehandicaptenparkeerkaart.
Ik constateer dat deze wijze van organisatie huidige toegang niet op alle fronten
optimaal is, hetgeen mij er toe heeft bewogen om tot dit onderzoek over te gaan. Allereerst
bestaat het beeld dat een deel van de gebruikers van Valys ook gebruik zou kunnen
maken van het toegankelijk openbare vervoer. Daarnaast is het denkbaar dat de invoering
van de Wmo 2015 in zijn doorwerking gevolgen heeft voor de toegang tot het Valysvervoer.
De nieuwe Wmo, die 1 januari 2015 is in werking is getreden, legt meer nadruk op eigen
kracht en het netwerk; daarna wordt gekeken wat gemeenten als algemene voorzieningen
kunnen aanbieden, zo nodig daarna komen maatwerkvoorzieningen (zoals Wmo-vervoer)
aan de orde. Dit kan ertoe leiden dat voor meer mensen in de lokale vervoersbehoefte
wordt voorzien door middel van het eigen netwerk en een algemene voorziening en minder
mensen een vervoersindicatie via een maatwerkvoorziening krijgen. Dit zou de toegang
tot Valys ongewild kunnen beperken. Tot slot zijn de «bijzondere indicaties» een aandachtspunt.
Zoals in de commissiebrief van 24 juni 2014 aan uw Kamer gemeld, zijn er voorheen
door de toenmalige uitvoerder in grotere aantallen bijzondere indicaties zoals «solo-vervoer»
en «voorin zitten» afgegeven aan de pashouders. Alhoewel deze indicaties niet officieel
een onderdeel uitmaken van het Valys vervoer, heb ik met cliëntorganisaties besproken
te zullen verkennen wat de mogelijkheden en de implicaties van bijzondere indicaties
voor het Valysvervoer zijn.
Ik vind het van belang dat het Valysvervoer aansluit bij de behoeften van de doelgroep
zodat deze voorziening kan worden ingezet voor de mensen die het echt nodig hebben.
Het onderzoek naar de toegang tot Valys heeft derhalve tot doel om enerzijds inzicht
te geven in de vervoersbehoeften van de doelgroep en anderzijds de verschillende mogelijkheden
die er zijn om de toegang tot het Valys vervoer te organiseren evenals de gevolgen
en praktische uitwerkingen van deze opties in kaart te brengen. De uitkomst van dit
onderzoek stelt VWS in staat om een onderbouwde afweging te kunnen maken over een
toekomstbestendige toegang tot het Valysvervoer dat aansluit bij de vervoersbehoeften
van de doelgroep. Ik zal uw Kamer op de hoogte stellen van de resultaten van het onderzoek,
die ik begin 2016 verwacht.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn