25 839 Tegoeden Tweede Wereldoorlog

Nr. 49 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2021

De afgelopen twintig jaar heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingezet op het mogelijk maken van restitutie van cultuurgoederen, die zijn geroofd, verkocht onder dwang of anderszins onvrijwillig zijn verloren in de aanloop naar en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toch zijn er nog altijd cultuurgoederen in Nederland, waarvan de herkomstgeschiedenis in de periode 1933 tot en met 1945 verdacht is en die mogelijk zijn geroofd. Het is wrang dat 76 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog dit nog het geval is. Ik beschouw het als een belangrijke morele verantwoordelijkheid van de Staat om ons nog een keer met dubbele kracht in te spannen om zoveel mogelijk roofkunst aan de rechtmatige eigenaren terug te geven.

Op 17 december 2019 heb ik de Raad voor Cultuur gevraagd om het restitutiebeleid te evalueren. Op 7 december 2020 ontving ik van hen en de commissie evaluatie restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog (commissie-Kohnstamm) het advies Streven naar rechtvaardigheid.1 Met mijn brief van 12 maart 2021 heb ik gereageerd op de adviezen van de commissie-Kohnstamm over de aanpassing van het beoordelingskader bij restitutieverzoeken en de werkwijze van de Restitutiecommissie.2 Het daartoe herziene instellingsbesluit van de Restitutiecommissie is inmiddels gepubliceerd.3

In deze brief reageer ik op de overige aanbevelingen van de commissie-Kohnstamm. Het betreft de volgende aanbevelingen:

  • het doen van structureel onderzoek naar de herkomst van mogelijke roofkunst;

  • het opsporen en benaderen van mogelijke rechthebbenden;

  • het actualiseren van de databases over mogelijke roofkunst;

  • het oprichten van een centraal punt voor de informatievoorziening over het restitutiebeleid.

Ik neem deze aanbevelingen over. Daarom investeer ik de komende vier jaar € 1,5 miljoen per jaar extra om de uitvoering van het restitutiebeleid te versterken. Mijn uitgangspunten zijn daarbij, ten eerste, de historische en morele opdracht die de Staat heeft om zo veel mogelijk roofkunst te restitueren en, ten tweede, een laagdrempelige procedure die eigenaren uitnodigt een verzoek tot restitutie te doen.

In deze brief ga ik in op de verschillende aanbevelingen en mijn motivatie deze over te nemen. Tot slot zal ik stilstaan bij de toekomst van het restitutiebeleid.

Reactie op de aanbevelingen

Structureel herkomstonderzoek

Een van de belangrijkste pijlers van het restitutiebeleid is het herkomstonderzoek naar mogelijke roofkunst. Van 1998 tot 2004 is in opdracht van de regering door het bureau Herkomst Gezocht systematisch onderzoek gedaan naar de herkomstgeschiedenis van de Nederlands Kunstbezit collectie (de NK-collectie). Dit is de collectie van cultuurgoederen die na de Tweede Wereldoorlog zijn gerecupereerd en die de Staat in beheer heeft genomen met het oog op restitutie. In 2007 werd dit onderzoek als voltooid beschouwd en zijn de onderzoeksbevindingen gepubliceerd in het eindrapport van Bureau Herkomst Gezocht.4 Met de projecten Museale Verwervingen 1940–1948 en vervolgens Museale Verwervingen vanaf 1933 hebben de Nederlandse musea, gecoördineerd door de Museumvereniging, onderzoek gedaan naar de mogelijk verdachte herkomstgeschiedenis van objecten die musea vanaf 1933 hebben verworven. Dit onderzoek is afgerond in 2013.5

Herkomstonderzoek in de huidige situatie

Momenteel wordt in verschillende situaties herkomstonderzoek gedaan. Wanneer een verzoek tot restitutie is ingediend, verricht het Expertisecentrum Restitutie Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog bij het NIOD, dat is opgericht in 20186, onderzoek naar de herkomst van de verzochte objecten. Daarnaast hebben een mogelijk rechthebbende en een huidige bezitter de mogelijkheid om gezamenlijk een verzoek tot onderzoek te doen, zonder dat dit leidt tot een (bindend) advies. De mogelijke rechthebbende en huidige bezitter kunnen met behulp van een opgesteld feitenrapport onderzoeken of zij tot een voor hen beiden bevredigende oplossing kunnen komen. Tot slot hebben de onderzoekers van het Expertisecentrum de ruimte om onderzoek op eigen initiatief te verrichten om op die manier bij te dragen aan het wetenschappelijk debat over de restitutie van roofkunst.

Structureel herkomstonderzoek hervatten

De commissie-Kohnstamm adviseert mij om naast bovenstaande activiteiten het structurele onderzoek naar de herkomst van de NK-collectie, zoals dat eerder door Bureau Herkomst Gezocht is uitgevoerd, te hervatten. Ik neem deze aanbeveling over. Daarmee doe ik recht aan de morele opdracht, zoals verwoord in de Washington Principles, om roofkunst te identificeren en daarmee restitutie mogelijk te maken. In dit onderzoek zullen alle objecten in de huidige NK-collectie opnieuw worden bekeken en zal worden bepaald of er lacunes zijn in de herkomstgeschiedenis. De informatie uit nieuwe studies, de voortschrijdende digitalisering van archieven in binnen- en buitenland en de ontsluiting van tot nu toe onbekende of ontoegankelijke archieven maken het mogelijk het herkomstonderzoek een nieuwe impuls te geven. Een voorbeeld is de database van de Universiteit Heidelberg waarin duizenden veilingcatalogi uit Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland in de periode 1901–1945 zijn gedigitaliseerd en voor iedereen makkelijk te doorzoeken zijn.

Het doel van dit onderzoek is dat er meer kennis en inzicht komt voor mogelijke eigenaren om hen te helpen hun werken terug te krijgen. De commissie-Kohnstamm merkt in dit kader terecht op dat hernieuwd onderzoek naar de herkomst van objecten zonder individuele herkenningswaarde, zoals de meeste prenten, tegels, tapijten en meubilair, meestal niet tot een identificatie van de oorspronkelijk eigenaar leidt. Er is echter gerede kans op nieuwe inzichten ten aanzien van objecten met individuele herkenningswaarde, voornamelijk schilderijen.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) zal, als beheerder van de NK-collectie, dit onderzoek uitvoeren. Dit onderzoek naar de NK-collectie vindt gescheiden plaats van het onderzoek dat het Expertisecentrum doet bij een specifiek verzoek tot restitutie. Zo heeft het Expertisecentrum alle ruimte voor zorgvuldig en onafhankelijk (vervolg)onderzoek ten behoeve van restitutieverzoeken.

In aanvulling op het onderzoek naar de NK-collectie, roep ik ook andere beheerders en -eigenaren van publieke collecties op kritisch te kijken naar de herkomstgeschiedenis van objecten in hun beheer. Herkomstonderzoek is en blijft een belangrijke taak van collectiebeheerders, ook na afronding van het project Museale Verwervingen, en verdient continue aandacht. Mocht er aanleiding zijn om aanvullend onderzoek te doen naar objecten die zijn geïdentificeerd in het project Museale Verwervingen, dan zal de RCE collectiebeheerders hierbij ondersteunen met advies.

Ik realiseer me dat het belangrijk is het onderzoek naar de huidige NK-collectie zorgvuldig en voortvarend uit te voeren, gezien de gevorderde leeftijd van mogelijke verzoekers. Daarom start dit onderzoek zo snel mogelijk en wordt gestreefd dit binnen vier jaar af te ronden. Een onafhankelijke commissie begeleidt het onderzoek. Ook worden nieuwe onderzoeksresultaten online gepubliceerd in de hoop dat dit tot nieuwe restitutieverzoeken leidt.

Het zoeken naar rechthebbenden

Het aanvullend herkomstonderzoek staat in dienst van het vinden van oorspronkelijke eigenaren van mogelijke roofkunst. De commissie-Kohnstamm adviseert dat op basis van dit onderzoek wordt geprobeerd (erfgenamen van) de oorspronkelijke eigenaar op te sporen en te benaderen. Hiermee wordt de kans op restitutie van een object vergroot.

Ik neem deze aanbeveling over. Ik vind de opsporing van rechthebbenden een essentieel onderdeel van het restitutiebeleid. Daartoe zal in voorkomende gevallen ook genealogisch onderzoek nodig zijn. De RCE zal op basis van het herkomstonderzoek mogelijke rechthebbenden actief benaderen. Om zoveel mogelijk potentiele rechthebbenden te bereiken, kan de RCE onder andere ook inzetten op het aanspreken van relevante netwerken, het plaatsen van advertenties of het organiseren van een tentoonstelling zoals «Geroofd, maar van wie?». Met deze actieve houding neemt de Staat verantwoordelijkheid voor een bijdrage aan het herstel van het onrecht uit de Tweede Wereldoorlog en wordt de drempel voor rechthebbenden om een restitutieverzoek in te dienen, verlaagd. Vanzelfsprekend zal dit zorgvuldig gebeuren en met respect voor het leed van mogelijke rechthebbenden. Ik realiseer me dat sommigen dit pijnlijke verleden wellicht willen laten rusten. Dat zal ik respecteren.

Actualiseren van de databases

De commissie-Kohnstamm constateert dat de online beschikbare informatie over de NK-collectie op een aantal vlakken geactualiseerd moet worden. Deze constatering deel ik. Er is op dit moment informatie beschikbaar over de NK-collectie op de websites van de Restitutiecommissie, van Bureau Herkomst Gezocht en van de RCE over de digitale Collectie Nederland. Ook zijn de gegevens over de herkomst van sommige cultuurgoederen niet geactualiseerd met de laatste inzichten. Volledige, goed toegankelijke en duurzaam bewaarde informatie is belangrijk voor het kunnen doen van een verzoek tot restitutie.

Daarom wil ik alle beschikbare informatie over roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog op één plek ontsluiten. Ik ben daar vorig jaar al mee gestart. Ik heb de databases over de NK-collectie laten samenvoegen. Vanaf heden is er een nieuw portaal beschikbaar, waar mogelijk rechthebbenden of andere geïnteresseerden informatie kunnen vinden over de NK-collectie. Dit portaal, een onderdeel van de digitale collectie Nederland en in beheer bij de RCE, bevat informatie over de fysieke kenmerken van een object, de herkomstgeschiedenis en de restitutiestatus. Deze informatie is te doorzoeken en te filteren op relevante kenmerken.

Dit portaal zal ik de komende jaren verder actualiseren en uitbreiden. Ten eerste is het belangrijk de beschikbare informatie verder te verbeteren: bevindingen uit het herkomstonderzoek zullen worden verwerkt. Waar nodig zullen afbeeldingen van objecten worden toegevoegd of verbeterd. Ook zullen gegevens in het Engels worden vertaald, omdat veel mogelijke rechthebbenden niet het Nederlands machtig zijn. Ten tweede zal ik dit portaal verder uitbreiden: ik streef ernaar ook de mogelijk geroofde objecten uit andere publieke collecties aan dit portaal toe te voegen, zodat een verzoeker op één plek alle informatie over roofkunst kan vinden. Ook streef ik ernaar andere relevante data te koppelen aan het portaal. Zo zal ik onder andere verkennen of een koppeling met databases zoals het Joods monument of internationale databases wenselijk en haalbaar is. Hiertoe zal ik in ieder geval overleggen met de beheerders van Joods monument: het Joods Cultureel Kwartier en Herinneringscentrum Kamp Westerbork.

Communicatie over restitutiebeleid, restitutiezaken en herkomstgeschiedenis

Een centrale informatievoorziening

Tot slot adviseert de commissie-Kohnstamm over de informatievoorziening met betrekking tot het restitutiebeleid. Op dit moment voorzien de RCE en de Restitutiecommissie op hun websites in informatie over het restitutiebeleid en specifiek over de procedure voor het indienen van een restitutieverzoek. Daarnaast heeft het Expertisecentrum de taak mogelijke rechthebbenden, collectiebeheerders en geïnteresseerden te informeren over herkomstonderzoek en hen hierbij op weg te helpen. De commissie adviseert om een centraal punt onder ministeriële verantwoordelijkheid in te richten dat de passieve en actieve informatievoorziening over het restitutiebeleid in binnen- en buitenland voor haar rekening neemt. Hierdoor zou de bekendheid en effectiviteit van het restitutiebeleid kunnen worden verbeterd.

Deze aanbeveling neem ik over. Een helpdesk draagt bij aan het verlagen van de drempels bij het indienen van een restitutieverzoek. De RCE zal haar helpdeskfunctie voor het erfgoed uitbreiden met het verstrekken van informatie en advies over restitutie. Dat ondersteunt het herkomstonderzoek en het opsporen van mogelijke rechthebbenden. Ook beheert de RCE het digitale portaal. Deze helpdesk zal actief kennis verspreiden en daarmee mogelijke rechthebbenden zo goed mogelijk ondersteunen. De helpdesk is beschikbaar voor het beantwoorden van vragen aan mogelijke rechthebbenden en collectiebeheerders over het restitutiebeleid, de te volgen procedure en het herkomstonderzoek. De helpdesk wordt een structureel onderdeel van de RCE.

Voor het Expertisecentrum vervalt daarmee de huidige voorlichtingstaak. Naast haar andere taken blijft het Expertisecentrum beschikbaar voor wetenschappelijke ondersteuning van de RCE. Voor lopende restitutiezaken, inclusief bijbehorende onderzoeken door het Expertisecentrum, ligt de communicatie bij de Restitutiecommissie.

Overige aanbevelingen over communicatie

De commissie-Kohnstamm doet ook enkele andere suggesties om de communicatie over de restitutieprocedure en over de herkomstgeschiedenis van objecten te verbeteren. In mijn brief van 12 maart 2021 ben ik ingegaan op de aanpassingen in de werkwijze van de Restitutiecommissie. In aanvulling daarop zal ik zorgen voor de financiële ondersteuning om een versterking van het secretariaat van de Restitutiecommissie mogelijk te maken. In 2018 heb ik musea die NK-objecten tentoonstellen gevraagd om aandacht te besteden aan de herkomstgeschiedenis van deze objecten. Veel musea hebben hier gehoor aan gegeven door aanvullende tekstborden bij relevante objecten te plaatsen. Ik roep – in lijn met het advies van de commissie – musea op om blijvend aandacht te besteden aan de communicatie over de herkomstgeschiedenis van de objecten in de collectie die ten tijde van het naziregime onvrijwillig zijn verloren.

De toekomst van het restitutiebeleid

Met bovenstaande aanpassingen versterk ik de komende jaren het restitutiebeleid. Tot slot merk ik op dat het restitutiebeleid in principe tijdelijk van aard is. Het doel is immers om alle roofkunst te restitueren aan (erfgenamen van) oorspronkelijke eigenaren. Eerder gestelde einddata van het beleid bleken echter voorbarig, aangezien meer rechthebbenden dan verwacht nog een verzoek tot restitutie deden. Van de afronding van het restitutiebeleid is daarom pas sprake als daar in Nederland consensus over bestaat, mede in het licht van het internationale debat hierover.

Dat neemt niet weg dat ik het nodig vind om – in lijn met het advies van de commissie-Kohnstamm – een beeld te vormen over de toekomst van het restitutiebeleid. Ondanks de extra inspanning in de komende jaren om meer roofkunst te restitueren, is de kans helaas groot dat van een aanzienlijke groep objecten uit de NK-collectie nooit de oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen zullen worden gevonden. Ik wil daarom alvast richting geven voor de omgang met deze verweesde roofkunst. Mijn uitgangspunt is hierbij dat de Joodse gemeenschap op morele gronden aanspraak maakt op roofkunst in bezit van de Staat die oorspronkelijk van Joodse eigenaren was en waarvan vaststaat dat geen rechthebbenden kunnen worden gevonden. Ik zie daarom de volgende stappen voor me:

  • Maximaal inzetten op herkomstonderzoek

    Restitutie aan (de erfgenamen van) de oorspronkelijke eigenaren is op dit moment leidend. Daarom wil ik nog een uiterste poging doen om zoveel mogelijk restituties te realiseren.

  • Overdracht van beheer

    Na de extra inzet op het herkomst- en erfgenamenonderzoek wil ik de Joodse roofkunst, die dan nog in bezit van de Staat is, in beheer overdragen aan een Joodse (erfgoed)instelling, voor zover de Joodse gemeenschap dit wenst. Ik zal uiteraard de huidige bruikleennemers tijdig betrekken bij de voorgenomen overdracht. Met deze overdracht van het beheer is optimaal ruimte voor het vertellen en onderwijzen over de gruwelijke geschiedenis achter deze objecten. Tegelijkertijd blijft de Staat verantwoordelijkheid dragen voor het mogelijk maken van restitutie aan rechthebbenden.

  • Overdracht van eigendom

    Wanneer er sprake is van een afronding van het restitutiebeleid wil ik, indien de Joodse gemeenschap die wens heeft, het eigendom van verweesde Joodse roofkunst overdragen aan de Joodse gemeenschap. Samen met het Centraal Joodse Overleg zal ik hierover de dialoog binnen de Joodse gemeenschap faciliteren. Ook wil ik hierbij toezeggen dat de Staat tot die tijd geen roofkunst uit de NK-collectie vervreemdt zonder overleg met de Joodse gemeenschap, tenzij het restitutie betreft aan een particulier na een positief advies van de Restitutiecommissie.

Nederland staat volledig achter de uitgangspunten van de Washington Principles. Artikel 9 stelt dat een eerlijke en rechtvaardige oplossing moet worden gevonden voor verweesde roofkunst.7 In nauwe samenwerking met de Joodse gemeenschap gaan we de komende jaren inhoud geven aan dat artikel op de manier zoals ik hierboven geschetst heb.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstuk 25 839, nr. 47.

X Noot
2

Kamerstuk 25 839, nr. 48.

X Noot
4

Herkomst gezocht / Origins Unknown. Eindrapportage Commissie Ekkart (Zwolle, 2006).

X Noot
5

Het onderzoek is te raadplegen op www.musealeverwervingen.nl.

X Noot
7

«If the pre-War owners of art that is found to have been confiscated by the Nazis, or their heirs, cannot be identified, steps should be taken expeditiously to achieve a just and fair solution.»

Naar boven