Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 augustus 2018
Op 30 mei jl. heeft een Tweede Kamerdebat plaatsgevonden over de registratie door
bedrijven van de blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende stoffen op het
werk (Handelingen II 2017/18, nr. 87, item 6). Daarbij kwam aan de orde of de bedrijfsarts recht heeft op inzage van de risico
inventarisatie en -evaluatie (RI&E) waar elke bedrijf over moet beschikken. Sommige
werkgevers zouden bedrijfsartsen de toegang onthouden. D66 lid Raemakers diende een
voorstel voor een motie in waarbij de regering werd verzocht te onderzoeken hoe het
recht op inzage in de RI&E in het basiscontract kan worden vastgelegd (Kamerstuk 25 834, nr. 144). Ik heb u toen geïnformeerd dat het recht op inzage al besloten ligt in de huidige
regelgeving. Na deze toelichting werd deze motie ingetrokken. Daarbij heb ik toegezegd te bevorderen dat de bedrijfsartsen daadwerkelijk
toegang hebben tot de RI&E, en met de betrokken partijen hierover te spreken.
Uit mijn contacten met vertegenwoordigers van arbodiensten, bedrijfsartsen en de andere
kerndeskundigen blijkt dat zij het vanzelfsprekend vinden dat zij inzage hebben in
de RI&E van bedrijven. Voor veel van de taken die zij uitvoeren (bijvoorbeeld verzuimadvisering,
periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek, het preventieadvies, de samenwerking
met de preventiemedewerker en de medezeggenschap) geldt dat deze alleen goed kunnen
worden verricht als men geïnformeerd is over de risico’s.
Deze vertegenwoordigers geven ook aan dat het incidenteel voorkomt dat een werkgever
geen inzage geeft in de RI&E. De reden hiervoor is vaak gelegen in een gebrek aan
kennis van de werkgever over het belang van inzage door de kerndeskundige. Het is
daarom belangrijk de regelgeving goed uit te leggen. Inmiddels is informatie opgenomen
op het arboportaal over het recht op inzage van de RI&E door kerndeskundigen. De vertegenwoordigende
organisaties zijn hierover geïnformeerd. Er zijn ook werkgevers die inzage in de RI&E niet toestaan omdat de RI&E «bedrijfsgeheimen» zou bevatten.
Dat is echter geen grond voor het niet toestaan van inzage. Kerndeskundigen zijn gehouden
informatie vertrouwelijk te behandelen. Als er een risico bestaat kan de werkgever
de kerndeskundige ook een geheimhoudingsverklaring laten tekenen. Ook hierover is
informatie opgenomen op het arboportaal.
De vertegenwoordigers geven verder aan dat het weliswaar niet vaak voorkomt dat een
werkgever geen inzage geeft, maar dat zij het wel wenselijk vinden dat het «inzage
recht» nadrukkelijker in de wet wordt opgenomen. Verder is aangegeven dat het recht
op inzage niet alleen van toepassing zou moeten zijn op de RI&E, maar ook bijvoorbeeld
op het ongevallenregister, het verzuimbeleid en (beschikbare) verzuimgegevens.
Door de Organisatie Voor Activering en Loopbaan (OVAL) is aangegeven dat enkele bij
hen aangesloten arbodiensten de toegang tot de RI&E als voorwaarde stellen om een
basiscontract af te sluiten. Dat lijkt mij een goede werkwijze. Arbodiensten en kerndeskundigen
moeten duidelijk maken dat zij professionele standaarden hanteren. In het uiterste
geval is het ook een optie om geen contract te sluiten met een bedrijf. In mijn contacten
met andere vertegenwoordigende organisaties zal ik wijzen op het belang van het vasthouden
aan de professionele standaard, en daarbij ook wijzen op het hiervoor genoemde voorbeeld.
Afsluitend concludeer ik dat er zich incidenteel problemen voordoen bij de inzage
in de RI&E door kerndeskundigen, maar dat extra regelgeving op dit moment te ver gaat.
De kerndeskundigen kunnen zich immers beroepen op hun professionaliteit en in het
kader van hun taakuitoefening de werkgever dringend verzoeken deze informatie beschikbaar
te stellen. Ik vind het wel belangrijk om de situatie te volgen en daarbij ook te
kijken naar andere onderwerpen dan alleen de RI&E. In mijn gesprekken en contacten
met de kerndeskundigen zal ik dit punt aan de orde stellen. Ik neem dit punt ook mee
bij nog uit te voeren evaluatieonderzoek en verwacht u over de uitkomsten in 2020
nader te kunnen informeren.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark