25 657 Persoonsgebonden Budgetten

Nr. 218 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2015

Met deze brief geef ik, op uw verzoek, een reactie op het bericht «Schadevergoeding voor pgb-zorgverlener in rook op» (Telegraaf.nl, 6 oktober 2015). Daarnaast geef ik zoals door uw Kamer verzocht een toelichting op de stand van zaken van de compensatieregeling.

Uitspraak gerechtshof Amsterdam

Op 6 oktober 2015 heeft het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep de claim van een zorgverlener tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) wegens te late betaling van declaraties uit het pgb alsnog afgewezen. Volgens het hof is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst of een daarmee vergelijkbare rechtsbetrekking tussen de zorgverlener en de SVB. Daardoor kan de in artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek geregelde wettelijke verhoging van maximaal 50% van het verschuldigde loon niet aan de orde zijn. Eerder dit jaar oordeelde de kantonrechter in kort geding wel dat SVB bij wijze van schadevergoeding een wettelijke verhoging van 25% moest betalen aan de zorgverlener. Het hof heeft met zijn uitspraak van 6 oktober 2015 het vonnis van de kantonrechter van 19 juni 2015 vernietigd.

Naar aanleiding van deze uitspraak heeft het lid Keizer (CDA) gevraagd of er sprake is van een hiaat in de wetgeving. Mevrouw Keizer geeft daarbij aan dat de zorgverlener dan blijkbaar de budgethouder moet aanspreken op de verplichting op grond van artikel 7:625 BW terwijl de budgethouder geen invloed heeft op de betalingen die de SVB moet doen.

Het hof heeft oog voor de gevolgen van deze constructie en wijst ook op andere wettelijke mogelijkheden voor de betreffende zorgverlener bij een te laat betaalde geldsom door de SVB, dat wil zeggen indien de SVB de in wet- en regelgeving neergelegde termijn van 30 dagen na ontvangst van de declaratie overschrijdt. Zo bevat de Algemene wet bestuursrecht regels (Awb) over vergoeding van schade die het gevolg is van een niet-tijdige betaling door een bestuursorgaan. Wanneer een bestuursorgaan te laat betaalt dan is het bestuursorgaan wettelijke rente verschuldigd (artikel 4:98 Awb in combinatie met 6:119 BW). Dat is een vaste, gefixeerde schademaatstaf die is bedoeld om rechtsgeschillen over de hoogte van vertragingsschade zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals ieder bestuursorgaan hanteert de SVB hiervoor beleidsregels die gebaseerd zijn op de Awb.1 Deze zijn breed op de SVB van toepassing en daarmee ook op het Trekkingsrecht.

Er is geen sprake van een hiaat in de wetgeving. Artikel 7:625 BW geeft aan dat een werknemer een werkgever kan aanspreken op een wettelijke verhoging bij te late betaling van het loon. Zoals het hof in zijn uitspraak aangeeft is het duidelijk wie in deze verhouding de werkgever is, namelijk de budgethouder. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling geweest van de wetgever om de SVB tot werkgever te maken van zorgverleners die een arbeidsovereenkomst hebben met een budgethouder. De SVB heeft slechts een faciliterende rol bij het werkgeverschap.2 Reeds bij het pgb in zijn vorm voorafgaand aan de invoering van het trekkingsrecht was er oog voor de arbeidsrechtelijke consequenties van het sluiten van een arbeidsovereenkomst tussen een budgethouder en een zorgverlener, maar heeft de wetgever niet gekozen voor een uitzondering op het volledige werkgeverschap.3

Dat betekent overigens niet automatisch dat een budgethouder gehouden is een wettelijke verhoging te betalen indien de betaling aan een zorgverlener te laat is voldaan. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat de bijzondere aard van de arbeidsovereenkomst – tevens zorgovereenkomst – tussen budgethouders en zorgverleners, waarbij de werkgever juist de zwakkere, te beschermen partij is, van invloed is op de toewijsbaarheid van vorderingen van zorgverleners die gebaseerd zijn op het arbeidsrecht. Zo bepaalde het Gerechtshof Leeuwarden in 20064 in een zaak, waarbij ook de SVB optrad als betaalinstantie voor de budgethouder, dat de door de budgethouder te betalen wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW op nihil werd gesteld. De rechtbank Haarlem besloot in 20095 een zorgverlener geen ontslagvergoeding toe te kennen en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden besloot in 20136 om de wettelijke verhoging over de afkoop van niet opgenomen vakantiedagen te matigen tot nihil.

Stand van zaken compensatieregeling

Op 11 september jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 203) heb ik u geïnformeerd over de compensatieregeling en heb ik u de contouren van de regeling toegestuurd. Op dit moment werk ik aan de uitwerking van de regeling. Daarbij zal ik, zoals door uw Kamer verzocht, ook opnieuw kijken naar de hoogte van de drempelbedragen in samenhang met de vergoedingsbedragen en de afbakening van de uitzonderingscategorie.

Zoals toegezegd in het algemeen overleg op 14 september 2015 (Kamerstuk 25 657, nr. 205) over de voortgang trekkingsrechten pgb zal ik uw Kamer in november informeren over de uitwerking van de compensatieregeling, waaronder ook de drempelbedragen, vergoedingsbedragen en uitzonderingscategorie.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
2

Zie i.c. de artikelen 1.1.1 en 2.6.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning & Kamerstuk 33 841, nr. 3, blz. 161.

X Noot
3

Zie bijvoorbeeld Kamerstukken 25 657 en 26 631, nr. 27

X Noot
4

ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ5052

X Noot
5

ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ9919

X Noot
6

ECLI:NL:GHARL:2013:6871

Naar boven