Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij verzocht om een
reactie te geven op de brief van een grote groep verpleegkundig specialisten d.d.
2 september 2020 met betrekking tot een conceptversie van de Generieke Module Indiceren
en coördineren van zorg in de ggz. In deze brief zal ik ingaan op het lopende proces
rondom deze generieke module.
Op 18 mei 2015 bracht de commissie Meurs haar advies over het hoofdbehandelaarschap
in de GGZ uit. De commissie Meurs adviseerde om het begrip hoofdbehandelaar te vervangen
door regiebehandelaar. De regiebehandelaar zorgt er onder andere voor dat het zorgplan
wordt opgesteld en vastgesteld en dat voldoende deskundigheid wordt betrokken bij
de zorg. Zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en deskundigheidsvereisten
zijn per 1 januari 2017 vastgelegd in het model-Kwaliteitsstatuut ggz (het Kwaliteitsstatuut).
Het Kwaliteitsstatuut beschrijft wat het regie- en medebehandelaarschap inhoudt en
welke behandelaar als regiebehandelaar kan optreden. Daarnaast beschrijft het Kwaliteitsstatuut
wat de patiënt in elke stap van zijn behandelproces kan verwachten en aan welke kwaliteitsvoorwaarden
aanbieders dienen te voldoen.
Het Kwaliteitsstatuut is opgesteld als veldnorm voor de geestelijke gezondheidszorg
(ggz). De doorontwikkeling en de invulling van het Kwaliteitsstatuut is de verantwoordelijkheid
van partijen in de ggz. In het hoofdlijnenakkoord ggz is opgenomen dat partijen zich
inzetten voor de verruiming van de capaciteit van regiebehandelaren binnen de kaders
van het Kwaliteitsstatuut. Ook staat in het hoofdlijnenakkoord dat Zorginstituut Nederland
(het Zorginstituut) zijn wettelijke doorzettingsmacht zal inzetten op het Kwaliteitsstatuut,
mochten partijen samen niet verder komen bij het terugdringen van de wachttijden en
administratieve lasten voortvloeiend uit het Kwaliteitsstatuut.
In het najaar van 2019 heeft de Raad van Bestuur van het Zorginstituut mij laten weten
deze doorzettingsmacht in te gaan zetten op (onderdelen van) het Kwaliteitsstatuut.
Reden hiervoor was dat ondanks alle inspanningen van partijen er voor de afgesproken
opleverdatum van 1 juli 2019 geen vernieuwde versie van het Kwaliteitsstatuut voor
opname in het openbaar Register was ingediend. De aan het Zorginstituut verbonden
Kwaliteitsraad heeft op verzoek van de Raad van Bestuur van het Zorginstituut een
nieuwe omschrijving van het regiebehandelaarschap ggz opgesteld en deze in de Generieke
Module Indiceren en coördineren van zorg in de ggz verwerkt. Om te komen tot deze
module heeft de Kwaliteitsraad een werkgroep ingesteld die verschillende externe deskundigen
heeft geraadpleegd op het gebied van de ggz. Op meerdere momenten tijdens het proces
heeft deze werkgroep met de relevante partijen gesproken en halverwege het traject
een conceptversie van de Generieke Module Indiceren en coördineren van zorg in de
ggz aan deze partijen voorgelegd voor feedback. Op basis van de consultatie kan de
werkgroep het concept nog aanpassen, voordat de definitieve generieke module wordt
aangeboden voor opname in het openbaar Register.
De wettelijke verantwoordelijkheid voor het lopende proces en het komen tot een uitkomst
ligt bij het Zorginstituut en de Kwaliteitsraad. Het is niet aan mij om nu inhoudelijk
dan wel procesmatig op dit proces te reageren. Het streven van de Kwaliteitsraad is
om voor het einde van dit jaar een definitieve Generieke Module Indiceren en coördineren
van zorg in de ggz af te ronden en dat het Zorginstituut vervolgens deze generieke
module als norm voor goede zorg zal opnemen in het openbaar Register. Vanzelfsprekend
zal ik uw Kamer hiervan op de hoogte brengen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis