25 424 Geestelijke gezondheidszorg

Nr. 192 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2012

Hierbij informeer ik u, conform artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG), over de zakelijke inhoud van de aanwijzing die ik van plan ben op grond van artikel 7 van die wet aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te geven. Ik ga niet eerder over tot het geven van de aanwijzing dan dertig dagen na verzending van deze brief. Indien van de zijde van de Kamers der Staten-Generaal geen vragen zijn gesteld, verzend ik de aanwijzing aan de NZa zo spoedig mogelijk na die periode. Indien van de zijde van de Kamers wel vragen zijn gesteld zal ik die beantwoorden en daarna – afhankelijk van de vragen – zo spoedig mogelijk de aanwijzing aan de NZa verzenden. Van de aanwijzing wordt mededeling gedaan door publicatie in de Staatscourant.

Zoals toegelicht in de voorhangbrief «Integrale tarieven langdurige zorg en de gehele ggz» van 1 juli 20111 en de voorhangbrief «Invoering prestatiebekostiging tweedelijns curatieve ggz» van 21 februari 20122 zullen per 2013 de kapitaallasten in de hele geestelijke gezondheidszorg (ggz) worden bekostigd op basis van zogenaamde normatieve huisvestingscomponenten (nhc’s). Een normatieve huisvestingscomponent (nhc) is een normatieve vergoeding voor (vervangende) nieuwbouw en instandhouding per dbc-verblijfsdag. Binnen de AWBZ-gefinancierde ggz zijn de nhc’s al per 2012 geïntroduceerd. Per 2013 volgt nu ook de introductie van de nhc in de tweedelijns curatieve (Zvw-gefinancierde) ggz.

De introductie van de nhc als basis voor de bekostiging van kapitaallasten in de gehele ggz betekent dat vanaf dan de huidige gebudgetteerde ggz-instellingen ook risico gaan lopen over hun totale ggz-vastgoed. Instellingen worden dan namelijk – ook voor wat betreft hun curatieve ggz gerelateerde kapitaallasten – niet meer (geheel) nagecalculeerd op hun werkelijke kapitaallasten. In plaats daarvan wordt de vergoeding die zij ter dekking van hun kapitaallasten ontvangen (aanvankelijk deels en uiteindelijk geheel) productieafhankelijk.

Om dit proces verantwoord te laten verlopen is door de NZa – in lijn met de al genoemde voorhangbrief van 1 juli 2011 en de daarop volgende aanwijzing aan de NZa3 – een overgangsregeling vastgesteld.4 Deze overgangsregeling voorziet erin dat instellingen voor een steeds kleiner percentage worden nagecalculeerd op hun werkelijke kapitaallasten en dat de gerealiseerde nhc-productie van instellingen (waarover tussen aanbieder en verzekeraar overeenstemming is) voor een steeds groter percentage bepalend wordt voor de vergoeding die instellingen per saldo ontvangen ter dekking van hun kapitaallasten. Deze overgangsregeling loopt tot en met 31 december 2017. Dat betekent dat instellingen met ingang van 1 januari 2018 niet meer (ook niet voor een deel) worden nagecalculeerd op hun werkelijke kapitaallasten, maar uitsluitend nog normatieve huisvestingscomponenten ontvangen ter dekking van hun kapitaallasten.

In de beleidsregels van de NZa is nog niet vastgesteld hoe de financiële verrekening van de overgangsregeling plaatsvindt. Ik zal de NZa een aanwijzing geven om deze verrekening via het Zorgverzekeringsfonds te laten verlopen. Dit betekent dat, voor zover de nhc-omzet van een instelling5 afwijkt van waar die instelling op grond van de overgangsregeling recht op heeft, het verschil wordt verrekend met het Zorgverzekeringsfonds. Als de nhc-omzet hoger is dan waar de instelling op basis van de overgangsregeling recht op heeft, moet de instelling het meerdere afdragen aan het Zorgverzekeringsfonds. Als de nhc-omzet kleiner is dan waar de instelling op basis van de overgangsregeling recht op heeft, ontvangt de instelling het verschil uit het Zorgverzekeringsfonds door middel van het instrument «beschikbaarheidbijdrage». In verband met de inzet van het instrument «beschikbaarheidbijdrage» is een aanwijzing aan de NZa op grond van artikel 59 van de WMG noodzakelijk.

Ik hoop u op deze wijze voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 30 597, nr. 187.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 25 424, nr. 160.

X Noot
3

Staatscourant 2011 nr. 13319, 21 juli 2011, Aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 juli 2011, nr. MC-U-3072372, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, inzake normatieve huisvestingscomponenten in tarieven intramurale AWBZ.

X Noot
4

Beleidsregel BR/CU-5064 van de Nederlandse Zorgautoriteit.

X Noot
5

Het gaat hier om een instelling die onder de overgangsregeling valt.

Naar boven