Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 25422 nr. 286 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 25422 nr. 286 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2022
Hierbij stuur ik uw Kamer zoals gebruikelijk de toegezegde halfjaarlijkse informatie over verschillende onderwerpen op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. De nucleaire veiligheid bij de inzet van nieuwe kerncentrale en andere ambities van het kabinet op het gebied van kernenergie komen aan bod in de Beleidsbrief IenW Nucleaire Veiligheid die op 9 december jl. naar uw Kamer is verstuurd (Kamerstuk 32 645, nr. 102).
Uitkomsten Joint Convention
Van 27 juni tot en met 8 juli 2022 heeft in Wenen de zevende toetsingsconferentie van het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval (verder: Joint Convention) plaatsgevonden1. Het zevende nationale rapport van Nederland ter voorbereiding van deze conferentie van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) heb ik u op 26 oktober 2020 per brief aangeboden2. Hieronder treft u een weergave van de resultaten van de toetsingsconferentie voor Nederland. Tevens bied ik u ter kennisneming het officiële conferentieverslag van het IAEA aan, dat als bijlage bij deze brief is gevoegd.
De maatregelen die Nederland heeft genomen ter nakoming van verplichtingen van de Joint Convention zijn door andere lidstaten tegen het licht gehouden aan de hand van het nationale rapport en een presentatie daarover in een landengroep samengesteld uit 11 lidstaten.
Op 30 juni 2022 werd het nationale rapport van Nederland in de landengroep gepresenteerd. In het (verslag van de discussie zijn voor Nederland zogenaamde Areas of Good Performance3 vastgesteld. Het betreft:
1. Het in kaart brengen van alle stromen van radioactief afval in Nederland, van de producent naar de eindbestemming. Dit onderzoek is afgerond (zie verder in deze brief).
2. Vraagstukken gerelateerd aan het historisch afval kunnen worden opgelost door samenwerking tussen de afvalproducent (NRG) en de afvalbeheersorganisatie (COVRA) in nauw contact met de autoriteit (Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, ANVS). Het betreft hier met name de ketenoptimalisatie die zorgt voor een gezamenlijke uitwerking van afvoerroutes resulterend in een betere planning, constantere afvoer en realisatie van een ontwerp van een nieuw gebouw bij COVRA.
Er zijn ook nog drie zogenaamde Good Practices4 voor Nederland vastgesteld, te weten:
1. Proactieve internationale communicatie en samenwerking op verschillende niveaus bij het detecteren en veilig afvoeren van hoogactieve weesbronnen (High Activity Sealed Sources), van detectie tot preventie. Dit betreft de acties die door de ANVS zijn genomen op aangetroffen hoogactieve weesbronnen en waarbij het land van oorsprong (nog steeds) ondersteund wordt om aanbevelingen te implementeren;
2. Samenwerkingsinitiatieven ontplooien voor internationale oplossingen voor geologische eindberging, iets dat voor landen met geringe hoeveelheden radioactief afval een veilige lange termijn oplossing kan bieden. Nederland is medeoprichter en voorzitter van de ERDO Association5; en
3. De uitbreiding van het opslaggebouw voor hoogradioactief afval en de combinatie van kunst en technologie daarbij, en hoe dit bijdraagt aan de communicatie over de veiligheid van het afvalbeheer richting het publiek.
Naast deze positieve punten heeft Nederland ook de volgende uitdagingen meegekregen:
1. Onderhouden en verder ontwikkelen van een kennisinfrastructuur voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming; en
2. Toewerken naar een lange termijn oplossing voor radioactief afval, met daarbij aandacht voor publieksparticipatie.
Er is al een eerste stap gezet in de uitvoering van de eerste uitdaging door de oprichting van de interdepartementale werkgroep «Kennisbasis nucleaire technologie en stralingstoepassingen». Deze werkgroep buigt zich over het in stand houden van een adequate kennisbasis en bijbehorende kennisinfrastructuur ten aanzien van nucleaire technologie en stralingsbescherming op de langere termijn. In zijn brief van 18 november 2022 gaat de Minister voor Klimaat en Energie hier uitgebreider op in.6
Zoals ook is opgenomen in het coalitieakkoord wordt toegewerkt naar een lange termijn oplossing voor radioactief afval met aandacht voor publieksparticipatie De uitwerking van de tweede uitdaging wordt vormgegeven in de update van het Nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen dat uiterlijk in 2025 gereed moet zijn (zie verder in deze brief). Het advies van het Rathenau Instituut over de inrichting van een participatietraject rond eindberging wordt daarin verwerkt.
Overige uitdagingen genoemd tijdens de vorige toetsingsconferentie zijn afgesloten.
Ten slotte heeft Nederland een suggestie meegekregen: implementeer de informatie die is opgeleverd door het onderzoeksprogramma voor de eindberging7 in de acceptatiecriteria voor radioactief afval die door COVRA worden opgesteld. Dit betekent dat COVRA wordt geadviseerd om in de huidige acceptatiecriteria rekening te houden met de fase van de eindberging. COVRA was bij de conferentie aanwezig en heeft met belangstelling kennisgenomen van deze suggestie.
Over de voortgang op de meegekregen uitdagingen en suggestie zal Nederland op de volgende toetsingsconferentie in 2025 in het nationale rapport en de presentatie verantwoording afleggen.
Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid (CNS)
Op grond van artikel 5 van het Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid (Convention on Nuclear Safety, CNS) behoort iedere verdragspartij elke drie jaar een rapport in te dienen. Het Verdrag heeft als doel het wereldwijd bereiken en handhaven van een hoog niveau van nucleaire veiligheid en een doeltreffende bescherming tegen mogelijke stralingsrisico’s in kerninstallaties. In dit rapport beschrijven de verdragslanden op welke wijze zij hun verdragsverplichtingen nakomen. De rapportages dienen ter voorbereiding van de CNS toetsingsconferentie.
De toetsingsvergaderingen, die één keer in de drie jaar plaatsvinden, hebben het karakter van een zogeheten peer review. Op grond van de door de verdragspartijen ingediende rapporten en de ter plekke gehouden presentaties in landengroepen wordt de nucleaire veiligheid van ieder land tegen het licht gehouden. In verband met de COVID-19 pandemie is de achtste toetsingsconferentie uitgesteld en is uiteindelijk besloten de achtste en negende conferentie samen te voegen8. Van 20 t/m 31 maart 2023 staat deze negende toetsingsconferentie gepland waarin de nationale rapporten in landengroepen worden besproken.
Het negende Nederlandse rapport dat ten behoeve van deze conferentie is ingediend, beschrijft de huidige stand van zaken van de nucleaire veiligheid van de reactoren van Borssele en Petten en bevat een overzicht van het stelsel van Nederlandse wet- en regelgeving op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Het rapport is als bijlage bij deze brief gevoegd. Tijdens de vorige toetsingsconferentie zijn vier zogenoemde uitdagingen voor Nederland geformuleerd. Het rapport beschrijft hoe Nederland deze heeft opgepakt. Na de negende toetsingsconferentie in maart 2023 zal ik uw Kamer over de uitkomsten informeren.
Internationale missies in 2023
In 2023 zullen drie internationale missies op het gebied van nucleaire veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming in Nederland worden uitgevoerd onder coördinatie van het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA).
IRRS-missie (4-16 juni 2023)
In juni 2023 vindt de tweede Integrated Regulatory Review Service (IRRS-missie) in Nederland plaats. Volgens de EU-richtlijn 2014/87/Euratom9 zijn lidstaten verplicht om minstens één keer per tien jaar een zelfevaluatie uit te voeren en deze te laten toetsen door een internationale expertgroep. De EU-landen hebben afgesproken dat alle lidstaten hiervoor het instrument IRRS van het IAEA gebruiken. Bij deze missie worden wet- en regelgeving, de organisatie en de taakuitvoering van de overheid getoetst aan IAEA-veiligheidsnormen op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Bij de voorbereiding, en tijdens de missie zelf, zijn IenW, ANVS, VWS en SZW betrokken. De eerste IRRS-missie is in 2014 uitgevoerd, gevolgd door een follow-up missie in 201810. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomst van de missie.
IPPAS-missie (2-13 oktober 2023)
In oktober 2023 vindt de International Physical Protection Advisory Service Mission (IPPAS-missie) plaats. Dit is een peer review missie die over nucleaire beveiliging gaat. Deze missie is op eigen initiatief aangevraagd, er zijn geen internationale verplichtingen voor het aanvragen hiervoor. Nederland heeft drie maal een dergelijke missie ondergaan. Deze missie omvat verschillende onderwerpen op het gebied van beveiliging, zoals fysieke beveiliging van kernmateriaal, cyber security, beveiliging van radioactieve stoffen, en eveneens de (nucleaire en radioactieve) transporten. Na afloop van de missie zal ik uw Kamer op hoofdlijnen over de uitkomst informeren.
ARTEMIS-missie (19-28 november 2023)
In november 2023 vindt de eerste Integrated Review Service for radioactive Waste and Spent fuel Management, Decommissioning and Remediation (ARTEMIS-missie) in Nederland plaats. Volgens de EU-richtlijn 2011/70/Euratom11 zijn lidstaten verplicht om minstens één keer per tien jaar een zelfevaluatie uit te voeren en deze te laten toetsen door een internationale expertgroep. In deze missie staan centraal het beleid, de wet- en regelgeving en de wijze waarop het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen op nationaal niveau is geregeld. Bij de voorbereiding, en tijdens de missie zelf, zijn IenW en de ANVS betrokken. Ik zal uw Kamer op de hoogte brengen van de uitkomsten van de missie.
Espoo (grensoverschrijdende milieueffectrapportage)
In het kader van het Verdrag van Espoo zijn de verdragspartners verplicht om bij besluiten met mogelijk belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieugevolgen, het publiek en autoriteiten in het buurland op dezelfde wijze te betrekken bij de m.e.r.-procedure als het publiek en autoriteiten in eigen land.
Inspraak op bouw drie reactoren in Polen
Het Poolse staatsbedrijf Polskie Elektrownie Jadrowe s.p. heeft voor de bouw van drie kernreactoren in de gemeente Choczewo of in de gemeente Gniewino en Krokowa een milieueffectrapport (MER) opgesteld. Over de locatie moet nog besloten worden. Gedurende de periode van 14 oktober tot en met 30 november 2022 is het MER opengesteld voor inspraak van Nederlandse burgers en partijen. Die inspraak heb ik op een laagdrempelige manier gefaciliteerd via www.internetconsultatie.nl. De reacties op basis van deze consultatie zijn gebundeld doorgegeven aan het Poolse bevoegd gezag. Ter facilitering van de inspraak heeft de ANVS vanuit haar voorlichtingstaak op haar website nog een Quickscan geplaatst met daarin een beoordeling van de milieueffecten van de nieuwe kerncentrale voor Nederland.12
Inspraak op levensduurverlenging reactoren Doel-4 en Tihange-3 in België
De Belgische regering heeft op 22 juli 2022 bekend gemaakt een principeakkoord te hebben met ENGIE over het langer openhouden van de reactoren Doel-4 en Tihange-3. Voor deze bedrijfsduurverlenging is een aanpassing van de Belgische wetgeving noodzakelijk, en zal een MER worden opgesteld. Zodra dit MER gereed is, zullen in 2023 op grond van het Verdrag van Espoo ook Nederlandse burgers en organisaties kunnen inspreken.
Nationaal programma radioactief afval
Radioactief afval ontstaat in Nederland door tal van activiteiten in de industrie, de medische sector, en de energievoorziening. Daarbij wordt een breed scala aan radioactieve restmaterialen geproduceerd, met zeer verschillende risicoprofielen. Het beleid is erop gericht de reststromen in Nederland te beheren op een wijze die aan de bevolking een optimale bescherming biedt tegen de risico’s van straling van deze restmaterialen. Daarbij is er aandacht voor de proportionaliteit van de maatregelen die daartoe worden ingezet. Veel stoffen stralen weinig waardoor er weinig maatregelen nodig zijn. Een klein deel straalt veel, hiervoor zijn zeer strenge voorzieningen voor nodig.
De eisen die worden gesteld aan de opslag en het beheer van radioactief afval worden veelal in internationaal verband afgesproken. Nederland neemt daar actief aan deel via de Committees van de Nuclear Energy Agency (NEA) en als lid van het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval (verder Afvalstoffenverdrag) van het IAEA. Binnen de Europese Unie zijn afspraken vastgelegd in de Richtlijn over een veilig beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen (Richtlijn 2011/70/Euratom, verder de Afvalrichtlijn).
Evaluatie en actualisatie NPRA
Een van de verplichtingen van de Afvalrichtlijn betreft het opstellen en uitvoeren van een Nationaal Programma radioactief Afval (NPRA), en om dit NPRA ten minste eens in de tien jaar te evalueren en waar nodig te actualiseren. De Afvalrichtlijn stelt eisen aan de inhoud van het beleid, en aan de inhoud van het NPRA. Het huidige beleid voor het beheer van radioactief afval, zoals beschreven in het eerste NPRA uit 201613, is nog goeddeels gebaseerd op de Nota radioactief afval uit 198414.
Het NPRA moet uiterlijk in 2025 worden geactualiseerd. Als onderdeel van de voorbereidingen voor dit tweede NPRA heb ik meerdere studies uitgezet om een goed beeld te krijgen van de effectiviteit van het beleid en om na te gaan of het beleid en de uitgangspunten voldoende aansluiten bij de huidige context en initiatieven.
In deze brief wordt een eerste aanzet gegeven voor de hoofdlijnen van het geactualiseerde NPRA op basis van de hierna genoemde rapporten: Aanbevelingen voor het tweede Nederlandse nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen (RIVM, 2020)15, Rapport Evaluatie radioactief afval (Berenschot, 2022)16, Nationale radioactief afval inventarisatie 2022 (COVRA, 2022)17 en radioactieve rest- en afvalstromen in Nederland; Een inventarisatie (RIVM, 2022)18. Voor een korte duiding van deze rapporten verwijs ik naar de bijlage bij deze brief. Overeenkomstig de verplichtingen uit de Afvalrichtlijn zal er in 2023 ook een evaluatie van het NPRA plaatsvinden via een internationale collegiale toetsing («peer review»): de hierboven aangekondigde ARTEMIS-missie.
Hoofdlijnen van het geactualiseerde NPRA
Een NPRA dient een beeld te schetsen van het vigerende beleid op het terrein van radioactief afval en eindberging, maar hoort ook aan te geven hoe het beleid wordt omgezet in concrete acties en hoe wordt gewerkt aan het continu verbeteren van een veilig beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen. Daarnaast moet het NPRA ook op een transparante manier aangeven hoe het beheer van het afval wordt gefinancierd, en hoe toe wordt gewerkt naar lange termijn doelstellingen, zoals de eindberging. In onderstaande hoofdlijnen zijn de meest relevante conclusies en aanbevelingen van de hiervoor genoemde rapporten verwerkt.
1. De huidige basis is goed
Uit onderzoek van Berenschot blijkt dat de basis van het huidige beleid goed is.19 Met het geactualiseerde NPRA zal het beleid voor radioactief afval niet wezenlijk wijzigen. Dat de basis goed is, wordt bevestigd door voorgaande IRRS-missies waarvan het IAEA de aanbevelingen slechts een nadere invulling van bestaande kaders betreft. De evaluatie van Berenschot levert een vergelijkbaar beeld op. De kaders zijn effectief en duidelijk.
2. Werken aan de route naar de eindberging
In de afgelopen decennia is er gedegen onderzoek20 uitgevoerd om de benodigde kennis voor de realisatie van een eindberging te ontwikkelen. De route naar de eindberging gaat over meer dan kennis vergaren alleen. Naast onderzoek gaat het om samenwerking tussen landelijk, lokaal en internationaal bestuur; het inventariseren van de noodzakelijke besluiten en de te ontwikkelen kaders; het informeren en het betrekken van burgers; en het opleiden van technici en wetenschappers. Het is belangrijk voor de overheid om een goed beeld te krijgen van wat nodig is om gaandeweg een gedegen basis te creëren voor besluitvorming, en voor het publiek om te weten waar men aan toe is.
Ik heb in de Beleidsbrief IenW Nucleaire Veiligheid die op 9 december jl. aan uw Kamer is gestuurd toegezegd een routekaart op te stellen. Deze routekaart gaat een beeld geven van de benodigde kennisbasis, de besluiten die genomen moeten worden en de daarbij betrokken partijen, de benodigde ontwikkelingen in wet- en regelgeving en de organisatie van de participatie. In het geactualiseerde NPRA zal een allereerste routekaart naar de eindberging worden opgenomen. De routekaart zal bij elke update van het NPRA waar nodig worden aangepast en aangevuld.
3. Maatschappelijke participatie en besluitvorming rondom de eindberging
Zoals eerder aan uw Kamer medegedeeld21, voert het Rathenau Instituut een traject uit om te komen tot een advies over hoe een besluitvormingsproces voor een eindberging van radioactief afval eruit kan zien. Dit traject ligt op koers. In december 2022 zal een deelonderzoek naar de geschiedenis van het radioactief afvalbeleid worden gepubliceerd. In het voorjaar 2023 volgen twee deelstudies: een onderzoek naar het juridische kader en een internationale vergelijkende studie. Het eindadvies komt, zoals eerder aangekondigd, in 2024. Een beleidsreactie op het advies van het Rathenau Instituut zal in het geactualiseerde NPRA worden verwerkt.
4. Versterking van de monitoring van de productie van radioactief afval
In de vergunningen die de ANVS op basis van de Kernenergiewet verstrekt, is er wel informatie opgenomen over hoeveel afval in de inrichting aanwezig mag zijn, maar er wordt geen verplichting opgenomen om aan de ANVS te rapporteren hoeveel afval men daadwerkelijk produceert op jaarbasis. Met een verbeterde monitoring zal de overheid haar inzicht versterken in de hoeveelheden en aard van de vrijkomende rest- en afvalstromen en vooral de ontwikkelingen daarin.
Het beschikken over goede data is essentieel om tijdig voor toereikende veilige opslag te zorgen, maar ook om te werken aan minimalisatie van het afval. Versterken van de monitoring moet nader vormkrijgen. Dit kan bijvoorbeeld door nadere eisen te stellen aan de informatie die wordt gevraagd in een vergunning, maar ook door bestaande rapportageverplichtingen nader uit te werken of uit te breiden. Er is ook meer informatie nodig over het afval dat vrijkomt bij de ontmanteling van installaties, mede om de kosten van ontmanteling nauwkeuriger in kaart te brengen, de infrastructuur voor het afval in te richten en de financiële zekerheidsstelling optimaal te regelen. In het geactualiseerde NPRA worden de monitoringsmogelijkheden verkend en wordt er een voorstel gedaan voor een versterkte monitoring.
5. Bevorderen van de minimalisatie van afval
Ik streef ernaar om de hoeveelheid radioactief afval dat geproduceerd wordt te verminderen. De verschillende mogelijkheden om afval te minimaliseren zijn al gepresenteerd in het eerste NPRA. Het eerste NPRA bevat geen afspraken over de uitvoering. In het geactualiseerde NPRA wil ik de mogelijkheden verkennen om nader invulling te geven aan het uitgangspunt van minimalisatie. Hiervoor heb ik onderzoeken uitgezet.
Het opwerken van verbruikte splijtstoffen is een mogelijkheid om afval te minimaliseren. In de Beleidsbrief IenW Nucleaire Veiligheid die op 9 december jl. naar uw Kamer is gestuurd, heb ik mijn voorkeur uitgesproken voor het opwerken van splijtstoffen ten opzichte van direct opslaan van (niet opgewerkt) verbruikte splijtstoffen bij COVRA. Ik heb in die brief ook aangegeven dat op dit moment nader onderzocht wordt of voor het opwerken van verbruikte splijtstof nog steeds geldt dat de gevolgen voor milieu, veiligheid en proliferatie vergelijkbaar zijn met die voor directe opslag. Ook wordt bezien in hoeverre opwerking in het buitenland ook in de toekomst mogelijk blijft.
Voor stromen van andere industriële sectoren bestaan ook mogelijkheden voor minimalisatie van afval, zoals het (langer) laten vervallen van het afval, of het onder voorwaarden toelaten van andere routes dan de stortplaats of COVRA. Het toelaten van alternatieve verwerkingsroutes vindt met name plaats via specifieke vrijgave van het afval. Zowel vervalopslag als specifieke vrijgave zijn op dit moment onderwerp van onderzoek, door respectievelijk KPMG en het RIVM. Voor de vervalopslag wordt er gekeken naar de kosten en baten van het eventueel verruimen van de wettelijke eisen. Bij specifieke vrijgave wordt er gekeken naar de huidige toepassing van het instrument en de mogelijke knelpunten die zich in de huidige praktijk voordoen. Beide onderzoeken zijn in afrondende fase, en worden begin 2023 verwacht. Zowel voor vervaltermijnen als voor specifieke vrijgave geldt dat goed zal worden gekeken naar de praktische toepasbaarheid van eventuele beleidswijzigingen.
6. Locaties na ontmanteling schoon opleveren
Het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (Bkse) schrijft voor dat een ontmantelingsplan moet uitgaan van het opleveren van een terrein als «groene weide» (dat wil zeggen een locatie die geschikt is voor alle nieuwe toepassingen). De normering hiervoor wordt in het geactualiseerde NPRA nader uitgewerkt en in wet- en regelgeving vastgesteld. Het RIVM doet onderzoek naar de mogelijkheden voor normstelling voor het vrijgeven van terreinen, en welke normen dit dan kunnen zijn. Het advies van het RIVM zal worden vertaald naar beleid voor het vrijgeven van terreinen. Het advies van het RIVM wordt in het eerste kwartaal van 2023 verwacht.
Planning geactualiseerde NPRA
Bij de voorbereiding van het geactualiseerde NPRA zal een plan-milieueffectrapport (plan-MER) worden opgesteld. Het plan-MER wordt begin 2024 voorzien en zal openstaan voor inspraak. Eind 2024 volgt een eerste concept van het geactualiseerde NPRA, dat ook open zal staan voor inspraak. In 2025 wordt het definitieve NPRA aan uw Kamer en aan de Europese Commissie aangeboden.
Tarieven COVRA
Op 21 maart 202222 is uw Kamer geïnformeerd over een onderzoek dat KPMG heeft uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van IenW naar het kostprijsmodel dat COVRA hanteert voor de tarieven voor radioactief afval23. Het rapport geeft een duidelijk inzicht in het kostprijsmodel van COVRA en geeft vervolgens vier aanbevelingen om de systematiek en het toetsingskader verder te vereenvoudigen en te versterken.
Zowel de ANVS als COVRA zijn bezig met de uitwerking van de aanbevelingen. De aanbeveling aan de ANVS gaat over het toetsingskader voor de COVRA-tarieven, de drie aanbevelingen aan COVRA gaan over het kostprijsmodel en de tarieven voor radioactief afval. De ANVS heeft als intentie om de aanbeveling over het toetsingskader vorm te geven in een beleidsregel. COVRA grijpt de drie aanbevelingen die op haar kostprijsmodel betrekking hebben aan voor versterking en vereenvoudiging van de structuur van het kostprijsmodel. Naar verwachting zal de uitwerking van de aanbevelingen vóór de zomer van 2023 gereed zijn. Zoals toegezegd zal ik uw Kamer daarvan op de hoogte houden.
Voortgang afvoer historisch afval Petten
De ANVS houdt toezicht op de veiligheid van het sorteren, herverpakken en afvoeren van het historisch radioactief afval in Petten door NRG naar COVRA in Zeeland. Daarbij werkt NRG volgens het plan van aanpak radioactive Waste Management Programme (RWMP). De ANVS is verantwoordelijk voor de beoordeling van het plan van aanpak RWMP.
Het proces van scheiden en sorteren van afval, alsmede het afvoeren van de hieruit afkomstige vaten met laagactief afval naar COVRA, nadert zijn voltooiing. Door enige vertraging in verband met technische storing zal dit niet meer voor januari, maar naar verwachting nog wel in het eerste kwartaal van 2023 worden afgerond.
NRG moest uiterlijk 1 juli 2022 een nieuwe versie van het plan van aanpak RWMP ter goedkeuring voorleggen aan de ANVS. Dit heeft NRG gedaan. Op 19 september 2022 is de ANVS tot de conclusie gekomen dat het plan van aanpak voldoende is onderbouwd en het een goede basis vormt voor het veilig werken aan de reeds lopende afvoer van het historisch afval naar de COVRA.
Dit neemt niet weg dat er nog steeds onzekerheden zijn met betrekking tot de planning en kosten van het RWMP. Het feit dat de aanpak in het plan uniek is in de wereld en diverse (deel)projecten nog praktisch verder uitgewerkt en gestart moeten worden, maakt dat deze onzekerheden op dit moment onvermijdelijk zijn.
Eén van die onzekerheden is of tijdig gebruik kan worden gemaakt van een nog te bouwen gebouw bij COVRA, het multifunctioneel opslaggebouw (MOG). In het MOG zal middelhoog radioactieve afval worden opgeslagen, afkomstig uit het proces van scheiden en sorteren van afval.
In de door de ANVS verleende goedkeuring van het Plan van Aanpak RWMP is een beperking in tijd opgenomen, waardoor de goedkeuring geldt tot 1 november 2025. De financiële onderbouwing van het plan van aanpak is tot die tijd voldoende beoordeeld. NRG moet, gelet hierop, uiterlijk 1 juli 2025 een nieuwe versie van een overkoepelend plan van aanpak RWMP ter goedkeuring voorleggen aan de ANVS. Om tussentijds bij te kunnen sturen zijn door de ANVS, naast bovengenoemde beperking (in tijd), ook voorwaarden opgenomen in de door ANVS verleende goedkeuring.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
De toetsingsconferentie zou in 2021 plaatsvinden maar is vanwege de Covid-crisis uitgesteld.
Kort gezegd gaat het om activiteiten die voor een lidstaat nieuw en noemenswaardig zijn, maar mogelijk al door andere lidstaten worden toegepast.
Kort gezegd gaat het om nieuwe activiteiten van een lidstaat, die nog niet of niet op grote schaal elders worden toegepast en een belangrijke bijdrage leveren aan een veilig beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25422-286.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.