25 295 Infectieziektenbestrijding

BQ VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 februari 2023

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid1, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning3 hebben kennisgenomen van de brief4 van 13 januari 2023, waarin de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nadere vragen beantwoordt over de instelling van het Maatschappelijk Impact Team (hierna: MIT). Naar aanleiding daarvan hebben de fractieleden van het CDA, de ChristenUnie en de PvdD nog een aantal vragen gesteld. De fractieleden van 50PLUS hebben zich aangesloten bij de vragen van de CDA-fractieleden.

Naar aanleiding hiervan is op 7 februari 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister heeft op 23 februari 2023 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, EN VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Den Haag, 7 februari 2023

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief5 van 13 januari 2023, waarin u nadere vragen beantwoordt over de instelling van het Maatschappelijk Impact Team (hierna: MIT). Naar aanleiding daarvan hebben de fractieleden van het CDA, de ChristenUnie en de PvdD nog de volgende vragen. De fractieleden van 50PLUS sluiten zich graag aan bij de vragen van de CDA-fractieleden.

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van het CDA

Tijdens het brede beleidsdebat inzake COVID-19 op 5 juli 2022 hebben de CDA-fractieleden uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de samenstelling van het MIT. Immers, besmettelijke infectieziektes, zoals COVID-19, hebben over het algemeen meer impact op kwetsbare personen. Te denken valt aan ouderen en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking. Voornoemde leden hadden daarom de vraag om ook een vertegenwoordiger vanuit die doelgroepen lid te maken van het MIT. Zij weten dankzij hun achterban uitstekend de impact van bepaalde maatregelen in te schatten. Daarbij is de groep kwetsbare personen in ons land van een stevige omvang en verdient zij het ook dat voor haar nadrukkelijk aandacht is. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft toegezegd6 dit verzoek neer te leggen bij u, respectievelijk mevrouw Sap als voorzitter van het MIT. Uit de samenstelling van het MIT blijkt dat aan dit verzoek geen gehoor is gegeven. Kunt u dit besluit toelichten? En hoe wordt gewaarborgd dat bij elk advies van het MIT juist voor deze groep zichtbaar aandacht is? De CDA-fractieleden zijn benieuwd naar uw antwoorden.

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de ChristenUnie

De fractieleden van de ChristenUnie steunen van harte de oprichting van het MIT. In het voornoemde debat is het belang van zingeving en spiritualiteit scherp naar voren gekomen in relatie tot het begrip «veerkracht»: veerkracht van individuen én veerkracht van de samenleving als geheel. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft toegezegd7 dat de wens, dat in het MIT ook expertise op het gebied van zingeving en spiritualiteit aanwezig zal zijn, zou worden doorgeleid via u naar de kwartiermaker van het MIT, mevrouw Sap. Voornoemde fractieleden hebben daarover twee vragen. Ten eerste: is de vraag via u doorgeleid naar mevrouw Sap? Ten tweede: is de genoemde expertise aanwezig in het MIT? Zo ja, op welke manier? Zo nee, wat gaat u doen om deze lacune te verhelpen?

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de PvdD

De fractieleden van de PvdD hebben naar aanleiding van uw brief nog twee vragen.

Vraag 1

Bij vraag 1, over de weging van het MIT-advies, van de brief van 9 december 2022 waren de volgende deelvragen gesteld:

«c. Kan het voorstel een weging van het MIT-advies inhouden? Welke Minister is daarvoor verantwoordelijk?

d. Komt er een beslisnota tot stand waarin een weging van het MIT-advies is vervat? Zo ja, welke ambtenaren worden daarbij betrokken?»8

Een antwoord op deze vragen is niet gegeven. Kunt u alsnog op die vragen reageren?

Vraag 2

Bij vraag 2, over partijdigheid en belangenverstrengeling, van de brief van 9 december 2022 waren de volgende deelvragen gesteld:

«b. In welk voorschrift is geregeld dat deelname aan besluitvorming door een lid niet mag plaatsvinden als er «schijn van partijdigheid» bestaat?

c. Als er geen voorschrift geldt als bedoeld onder a9 of b, bent u dan bereid om alsnog zo’n voorschrift vast te stellen?»10

a. In uw antwoord geeft u niet aan dat er een voorschrift is vastgesteld als bedoeld in deelvraag b. U verwijst naar artikel 3, vierde lid, van het Instellingsbesluit Commissie Maatschappelijk Impact Team, welk voorschrift echter iets anders regelt. Bent u het met de leden van de PvdD-fractie eens dat er met betrekking tot iemand die niet met een last of ruggenspraak beslist, toch «schijn van partijdigheid» kan bestaan, bijvoorbeeld omdat deze persoon een oordeel velt over een kwestie waarover hij/zij eerder tegen betaling een professioneel advies heeft gegeven of over een kwestie waarbij zijn/haar werkgever is betrokken?

b. Gelden in het kader van het voorkomen van «schijn van partijdigheid» voor leden van het MIT de eisen die voortvloeien uit artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht? Zo ja, wat is er tegen om dat in een apart voorschrift te verduidelijken? Zo nee, welk belang staat eraan in de weg om die eisen in een voorschrift voor MIT-leden op te nemen?

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, T. Klip-Martin

Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2023

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de fractieleden van het CDA (waar de fractieleden van 50PLUS zich bij aansluiten), de ChristenUnie, en de PvdD over de instelling van het Maatschappelijk Impact Team.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

172618.01u

(ingezonden 7 februari 2023)

Vervolgvragen over instelling Maatschappelijk Impact Team.

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van het CDA

Tijdens het brede beleidsdebat inzake COVID-19 op 5 juli 2022 hebben de CDA-fractieleden uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de samenstelling van het MIT. Immers, besmettelijke infectieziektes, zoals COVID-19, hebben over het algemeen meer impact op kwetsbare personen. Te denken valt aan ouderen en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking. Voornoemde leden hadden daarom de vraag om ook een vertegenwoordiger vanuit die doelgroepen lid te maken van het MIT. Zij weten dankzij hun achterban uitstekend de impact van bepaalde maatregelen in te schatten. Daarbij is de groep kwetsbare personen in ons land van een stevige omvang en verdient zij het ook dat voor haar nadrukkelijk aandacht is. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft toegezegd dit verzoek neer te leggen bij u, respectievelijk mevrouw Sap als voorzitter van het MIT. Uit de samenstelling van het MIT blijkt dat aan dit verzoek geen gehoor is gegeven. Kunt u dit besluit toelichten? En hoe wordt gewaarborgd dat bij elk advies van het MIT juist voor deze groep zichtbaar aandacht is? De CDA-fractieleden zijn benieuwd naar uw antwoorden.

Antwoord op vragen en opmerkingen van de fractieleden van het CDA

Voor de samenstelling van het MIT is er in de eerste plaats gekeken naar brede sociaalmaatschappelijke en economische expertise. Er is nadrukkelijk niet gekozen voor een model waarbij vertegenwoordigers verschillende belangen of groepen uit de samenleving vertegenwoordigen. Het is de verantwoordelijkheid van de onafhankelijke leden en de commissie als geheel om alle relevante sociaalmaatschappelijke en economische aspecten te beschouwen. Een andere reden om te kiezen voor het model met onafhankelijke experts is dat het onmogelijk zou zijn om voor ieder belang en iedere groep één vertegenwoordiger te benoemen. Als bepaalde kennis op deelgebieden gewenst is, kan de commissie bovendien (vast en op ad hoc basis) experts uitnodigen om deel te nemen aan vergaderingen.

Het MIT heeft in het werkprogramma ook nadrukkelijk aandacht voor kwetsbaren. Zo is één van de doelstellingen van het MIT: «adviseren over de sociaalmaatschappelijke en economische effecten van de pandemie(maatregelen) vanuit de belevingswereld van mensen, met speciale aandacht voor de groepen voor wie de impact het grootst en/of het langdurigst is». Ook wordt in het werkprogramma benoemd dat bij de uitwerking van factsheets van mogelijke maatregelen het MIT met name kwetsbare groepen goed in beeld wil brengen. Bij de kennisopbouw en totstandkoming van de adviezen zal het MIT gebruik maken van praktijkkringen. Hierin zal het MIT de deskundigheid en ervaring van intermediairs, vertegenwoordigers en ervaringsdeskundigen van o.a. kwetsbare groepen gebruiken.

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de ChristenUnie

De fractieleden van de ChristenUnie steunen van harte de oprichting van het MIT. In het voornoemde debat is het belang van zingeving en spiritualiteit scherp naar voren gekomen in relatie tot het begrip «veerkracht»: veerkracht van individuen én veerkracht van de samenleving als geheel. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft toegezegd dat de wens, dat in het MIT ook expertise op het gebied van zingeving en spiritualiteit aanwezig zal zijn, zou worden doorgeleid via u naar de kwartiermaker van het MIT, mevrouw Sap. Voornoemde fractieleden hebben daarover twee vragen. Ten eerste: is de vraag via u doorgeleid naar mevrouw Sap? Ten tweede: is de genoemde expertise aanwezig in het MIT? Zo ja, op welke manier? Zo nee, wat gaat u doen om deze lacune te verhelpen?

Antwoord op vragen en opmerkingen van de fractieleden van de ChristenUnie

Ja, deze vraag is doorgeleid aan mevrouw Sap, in haar toenmalige functie als kwartiermaker. Voor uw vraag over de aanwezige expertise in het MIT verwijs ik u naar het antwoord op de vragen en opmerkingen van de fractieleden van het CDA. Er is gekozen voor een brede deskundigheid, met mogelijkheid tot het uitnodigen van (vaste) experts, en kennis vanuit de praktijkkringen. Het MIT is zelf verantwoordelijk voor welke groepen praktijkkringen opgebouwd zullen worden. In het werkprogramma wordt de mogelijkheid van een praktijkkring rondom zorgprofessionals (waaronder ook geestelijk verzorgers zouden kunnen vallen) benoemd.

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de PvdD

De fractieleden van de PvdD hebben naar aanleiding van uw brief nog twee vragen.

Vraag 1

Bij vraag 1, over de weging van het MIT-advies, van de brief van 9 december 2022 waren de volgende deelvragen gesteld:

«c. Kan het voorstel een weging van het MIT-advies inhouden? Welke Minister is daarvoor verantwoordelijk?

d. Komt er een beslisnota tot stand waarin een weging van het MIT-advies is vervat? Zo ja, welke ambtenaren worden daarbij betrokken?»

Een antwoord op deze vragen is niet gegeven. Kunt u alsnog op die vragen reageren?

Antwoord vraag 1

Het is aan het kabinet om een weging te maken tussen de epidemiologische en maatschappelijke overwegingen. Het Ministerie van VWS initieert het opstellen van een voorstel, in ieder geval gezamenlijk met de ministeries van SZW en EZK (en waar nodig met andere vakdepartementen). Aan de hand van het OMT- en MIT-advies worden in dit voorstel een aantal opties voor eventueel te nemen maatregelenpakketten uitgewerkt. Over deze opties wordt door het kabinet besloten. Uw Kamer wordt hierna geïnformeerd over het besluit van het kabinet, de door het kabinet gemaakte afweging en de daarbij gemaakte weging van het MIT- en OMT-advies. Het voorstel dat ten grondslag heeft gelegen aan de besluitvorming door het kabinet wordt tegelijkertijd openbaar gemaakt.

Vraag 2

Bij vraag 2, over partijdigheid en belangenverstrengeling, van de brief van 9 december 2022 waren de volgende deelvragen gesteld:

«b. In welk voorschrift is geregeld dat deelname aan besluitvorming door een lid niet mag plaatsvinden als er «schijn van partijdigheid» bestaat?

c. Als er geen voorschrift geldt als bedoeld onder a of b, bent u dan bereid om alsnog zo’n voorschrift vast te stellen?»

a. In uw antwoord geeft u niet aan dat er een voorschrift is vastgesteld als bedoeld in deelvraag b. U verwijst naar artikel 3, vierde lid, van het Instellingsbesluit Commissie Maatschappelijk Impact Team, welk voorschrift echter iets anders regelt. Bent u het met de leden van de PvdD-fractie eens dat er met betrekking tot iemand die niet met een last of ruggespraak beslist, toch «schijn van partijdigheid» kan bestaan, bijvoorbeeld omdat deze persoon een oordeel velt over een kwestie waarover hij/zij eerder tegen betaling een professioneel advies heeft gegeven of over een kwestie waarbij zijn/haar werkgever is betrokken?

b. Gelden in het kader van het voorkomen van «schijn van partijdigheid» voor leden van het MIT de eisen die voortvloeien uit artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht? Zo ja, wat is er tegen om dat in een apart voorschrift te verduidelijken? Zo nee, welk belang staat eraan in de weg om die eisen in een voorschrift voor MIT-leden op te nemen?

Antwoord vraag 2

Commissieleden zijn op persoonlijke titel (en dus onafhankelijk van de instituties waaraan zij verbonden zijn) lid van de commissie, adviseren zonder last of ruggespraak (dus zonder inspraak van een achterban of anderszins), én nemen niet deel aan de beraadslaging of besluitvorming over een advies waarbij zij persoonlijk betrokken zijn (artikel 7, vierde lid). Hiermee wordt in het instellingsbesluit mogelijke «schijn van partijdigheid» voorkomen. Een additioneel voorschrift op het niveau van het instellingsbesluit acht ik daarom niet nodig. Het MIT is zelf voornemens een gedragscode op te stellen, waarin dergelijke zaken praktisch uitgewerkt kunnen worden.

Artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing aangezien het MIT geen bestuursorgaan is.


X Noot
1

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), Baay-Timmerman (50PLUS), Van den Berg (VVD), Arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (Fractie-Frentrop) en Krijnen (GL).

X Noot
2

Samenstelling:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Klip-Martin (VVD) (voorzitter), Vos (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Krijnen (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA).

X Noot
3

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU) en Dessing (FVD).

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/23, 25 295, BL.

X Noot
5

Kamerstukken I 2022/23, 25 295, BL.

X Noot
6

Toezegging T03499.

X Noot
7

Toezegging T03499.

X Noot
8

Kamerstukken I 2022/23, 25 295, BL, p. 2.

X Noot
9

Een voorschrift waarin geregeld is dat een lid niet deelneemt aan de beraadslaging of besluitvorming over een advies waarbij hij/zij persoonlijk is betrokken.

X Noot
10

Kamerstukken I 2022/23, 25 295, BL, p. 2.

Naar boven