25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 907 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, JUSTITIE EN VEILIGHEID EN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 december 2020

Het kabinet informeert hierbij uw Kamer over de uitspraak van de Voorzieningenrechter op 31 december jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 845) inzake het kort geding over de aanwijzing van 23 december jl. met betrekking tot de verplichte negatieve testuitslag voor reizigers die per vliegtuig naar Nederland komen.

Het OMT heeft meermaals geadviseerd dat een negatieve testverklaring (PCR-test) van alle reizigers uit hoogrisicogebieden wenselijk is voor de bestrijding van het Covid-19 virus. Per 15 december jl. geldt daarom een verplichte negatieve testuitslag en -verklaring voor reizigers uit hoogrisicogebieden van buiten de EU die per vliegtuig of schip naar Nederland komen en die uitgezonderd zijn van het EU-inreisverbod. Het kabinet heeft op 18 december jl. aangegeven dit uit te willen breiden en de negatieve testuitslag ook te verplichten voor alle andere reizigers die vanuit hoogrisicogebieden per vliegtuig naar Nederland vliegen, in lijn met de aangenomen motie van de leden Jetten en Dijkhoff1 van 15 december jl. Daarom heeft het kabinet op 23 december jl. besloten, na overleg met de sector en veiligheidsregio’s, dat per 29 december jl. luchtvaartmaatschappijen, die naar Nederland vliegen vanuit alle gebieden waar een hoog COVID-risico geldt (zowel binnen als buiten de EU), verplicht worden om alle passagiers vóór het boarden te controleren op de aanwezigheid van een negatieve PCR-testuitslag.

Op 29 december jl. hebben drie Nederlanders de Staat gedagvaard in een kort geding. De eisers zijn op vakantie in Zanzibar, Tanzania en stellen op 3 januari 2021 naar Nederland te willen terugkeren. Zij willen zich niet laten testen voorafgaand aan hun vertrek en vorderen primair de intrekking van de aanwijzing van 23 december jl., subsidiair de aanwijzing zo te wijzigen dat deze geen betrekking heeft op Nederlanders en meer subsidiair dat voor hen een uitzondering wordt gemaakt.

Dit kort geding heeft ten overstaan van de Voorzieningenrechter bij de Rechtbank Den Haag op 30 december jl. plaatsgevonden. Daarbij heeft de Staat de Voorzieningenrechter verzocht het gevorderde af te wijzen gelet op het belang van de verplichte testuitslag voor de bestrijding van het Covid-19 virus, het feit dat Tanzania een hoogrisicogebied is en de aantoonbare mogelijkheden om een PCR-test te verkrijgen in Tanzania.

De Voorzieningenrechter heeft op 31 december jl. uitspraak gedaan. In het vonnis wordt de Staat bevolen het mogelijk te maken dat de drie Nederlanders vanuit Zanzibar (Tanzania) per vliegtuig terug kunnen reizen naar Nederland zonder over een negatieve PCR-test te beschikken of een daarmee verband houdende verklaring te hoeven tonen of te overleggen.

De Voorzieningenrechter komt tot dit oordeel omdat in de artikelen 53 en 54 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) afzonderlijk noch in onderlinge samenhang gelezen, geen aanknopingspunt te vinden is voor de bevoegdheid de exploitant van een luchthaven op te dragen om maatregelen te doen treffen die uitvoering behoeven in een ander land, in casu het land van vertrek van een vliegtuig dat in Nederland zal landen. Deze opdracht is opgenomen in een aanwijzing van de Minister van VWS op grond van artikel 7 van de Wpg. Voor een verplichting die zich – via deze getrapte reeks van maatregelen, namelijk een aanwijzing van de Minister, een opdracht van de voorzitter van de veiligheidsregio, en een opdracht aan een luchtvaartmaatschappij – per saldo richt tot een reiziger die naar Nederland vliegt, bieden, aldus het vonnis, de artikelen 53 en 54 Wpg onmiskenbaar geen basis.

Het kabinet benadrukt dat de epidemiologische situatie in Nederland zeer ernstig is. Bovendien is er een besmettelijkere variant van het coronavirus aanwezig in een aantal landen. Daarom is van groot belang dat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat het virus vanuit het buitenland Nederland binnenkomt.

Het kabinet gaat dan ook in hoger beroep tegen het vonnis van de Voorzieningenrechter. Het vonnis van de rechtbank heeft alleen betrekking op de drie Nederlanders die het kort geding hebben aangespannen. Het kabinet houdt vast aan de verplichting om een negatieve PCR-testuitslag te hebben voor alle reizigers die naar Nederland willen reizen, zoals ook aan de Kamer is toegezegd. Voor reizigers naar Nederland blijft de situatie dus ongewijzigd. Het kabinet bekijkt verder op korte termijn of er eventueel aanvullingen nodig zijn om een negatieve PCR-testuitslag bij dit type reizen zeker te stellen.

Tot slot benadrukt het kabinet wederom dat dringend wordt geadviseerd geen buitenlandse reizen te maken noch te boeken tenzij strikt noodzakelijk.

Vakanties zijn geen noodzakelijke reizen. Het volgen van dit dringende advies blijft cruciaal voor de bestrijding van het Covid-19 virus.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstuk 25 295, nr. 810.

Naar boven