25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 442 MOTIE VAN DE LEDEN VAN DER STAAIJ EN KLAVER

Voorgesteld 25 juni 2020

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is een tijdelijke wet in te dienen die de basis moet vormen voor mogelijke beperkende maatregelen in het kader van de bestrijding van het COVID-19-virus;

overwegende dat veel maatschappelijke onrust is ontstaan over de consultatieversie van deze tijdelijke wet, en dat het voor een goede naleving noodzakelijk is dat deze op breed draagvlak kan rekenen;

spreekt uit dat ministeriële regelingen niet de geëigende weg zijn om maatregelen te nemen die een serieuze inperking vormen van grondrechten, omdat de Grondwet daar niet in alle gevallen ruimte voor laat, dit de inbreng van het parlement beperkt en de Afdeling advisering van de Raad van State buitenspel zet;

spreekt uit dat elke tijdelijke wet per definitie van korte, duidelijk omschreven duur moet zijn, en dat het aan de Staten-Generaal is om over inperking van de grondrechten en mogelijke verlenging te beslissen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij

Klaver

Naar boven