25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 2181 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2024

Een groep zorgmedewerkers ervaart dagelijks de ingrijpende gevolgen van hun langdurige post-COVID klachten. Dat vind ik zeer spijtig, mede omdat juist deze zorgmedewerkers klaarstonden tijdens de onzekere periode van de pandemie om COVID-19 patiënten te helpen. In 2023 heeft een groep zorgmedewerkers een eenmalige financiële ondersteuning ontvangen van € 15.000. Met deze ondersteuning wil het kabinet erkenning bieden voor hun inzet en het leed waarmee deze zorgmedewerkers nog dagelijks worden geconfronteerd. Daarvoor is de Regeling voor zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten (hierna: regeling) bedoeld.

In mijn brief1 van 2 april 2024 heb ik toegezegd eind april uw Kamer te informeren over hoe het kabinet invulling geeft aan het aangenomen amendement2 van het lid Bushoff c.s. en de aangenomen motie3 van het lid Dijk c.s. Het amendement verzoekt om de regeling uit te breiden voor zorgmedewerkers die ziek zijn geworden in de periode maart 2020 tot en met december 2020. De motie verzoekt om het bedrag te verhogen naar € 24.010. Met deze brief informeer ik uw Kamer dat het kabinet heeft besloten om de periode inderdaad uit te breiden conform het verzoek in het amendement. Daarnaast wordt het bedrag van de financiële ondersteuning verhoogd naar € 24.010. Ik licht dit graag nader toe.

Achtergrond regeling

De gevolgen voor mensen die kampen met langdurige post-COVID klachten zijn groot. Onder hen bevinden zich ook zorgmedewerkers. De persoonlijke verhalen die zij met mij delen raken mij. Zij kunnen hun dagelijkse activiteiten niet of beperkt doen en een bepaalde groep zorgmedewerkers is hun geliefde baan in de zorg verloren. Dat vind ik zeer spijtig. Het kabinet zet zich in om iedereen met langdurige post-COVID klachten te ondersteunen, bijvoorbeeld door het financieren van onderzoek naar de diagnose en behandeling van de klachten.

Zorgmedewerkers bevonden zich in een uitzonderlijke situatie. Zij stonden klaar in de frontlinie om zorg te verlenen aan alle COVID-19 patiënten, terwijl met name in het begin van de pandemie nog veel onzeker was over het nieuwe en onbekende virus. In 2023 heeft het kabinet besloten om voor een bepaalde groep zorgmedewerkers een regeling te treffen om hen eenmalig financieel te ondersteunen. Vanwege de complexiteit van het vraagstuk heb ik de Afdeling Advisering van de Raad van State verzocht om voorlichting. De Afdeling wijst nadrukkelijk naar de werkgever als eerste aansprakelijke partij daar waar het gaat om ziekte opgelopen tijdens het werk. Dat standpunt deel ik. Dat neemt niet weg dat het kabinet een specifieke groep zorgmedewerkers aanvullend financieel wil ondersteunen als gebaar ter erkenning van het ontstane leed. Daarvoor is de regeling opgesteld. Een dergelijke regeling vraagt echter om keuzes met het oog op de uitvoerbaarheid en de juridische uitlegbaarheid naar diegenen die niet in aanmerking komen. Het kabinet heeft deze keuzes onder andere gemaakt ten aanzien van de afbakening en de hoogte van het bedrag. De keuzes over de afbakening heb ik toegelicht in mijn Kamerbrief4 van 16 december 2022.

Uitbreiden afbakening tijd (amendement Bushoff)

Op 24 januari 2024 is het amendement van het Kamerlid Bushoff c.s. aangenomen waarmee is verzocht om de regeling uit te breiden naar zorgmedewerkers die ziek zijn geworden van maart 2020 tot en met december 2020 door het COVID-19 virus. Het kabinet heeft besloten invulling te geven aan dit amendement door de voorgestelde afbakening in tijd over te nemen in de regeling.

Zoals ik u eerder in mijn schriftelijke appreciatie bij dit amendement heb gemeld, voorzie ik wel risico’s bij het overnemen van deze afbakening. De afbakening van de doelgroep hoort gebaseerd te zijn op objectiveerbare gronden. Daarop wijst ook de Afdeling Advisering van de Raad van State nadrukkelijk in haar reactie op het verzoek tot voorlichting. Objectiveerbare gronden voor een afbakening die ziet op de periode maart 2020 tot en met december 2020 zie ik in eerste instantie niet. Niettemin betreur ik ten zeerste dat meer zorgmedewerkers gevolgen ondervinden van langdurige post-COVID klachten. Ook zie ik vanuit de maatschappij een groeiende roep en verlangen om de erkenning te bieden voor het leed en de getoonde inzet aan een grotere groep zorgmedewerkers. Daarom heeft het kabinet besloten om gehoor te geven aan het verzoek in het amendement en de regeling uit te breiden zodat ook zorgmedewerkers die ziek zijn geworden door het COVID-19-virus van maart 2020 tot en met december 2020 in aanmerking kunnen komen.

Verhogen bedrag naar € 24.010 (motie Dijk)

Op 25 januari jl. heeft het Kamerlid Dijk c.s. een motie ingediend waarin het kabinet wordt verzocht de hoogte van de financiële ondersteuning voor zorgverleners met post-COVID te verhogen naar minimaal € 24.010 per persoon, overeenkomend met de andere financiële regelingen voor beroepsziekten.

De financiële ondersteuning uit deze regeling is bedoeld als gebaar ter erkenning van het ontstane leed van een bepaalde groep zorgmedewerkers dat is ontstaan tijdens een uitzonderlijke situatie. Het leed dat deze groep zorgmedewerkers ervaart is onmogelijk uit te drukken in een geldbedrag. Dat realiseer ik mij al te goed. De hoogte van de financiële ondersteuning staat los van de schade die een zorgmedewerker heeft opgelopen. In het perspectief van andere soortgelijke financiële tegemoetkomingen uit het verleden vond het kabinet een bedrag van € 15.000 passend. Maar gezien de aangenomen motie, heeft het kabinet besloten om het bedrag te verhogen naar € 24.010. De zorgmedewerkers die hun financiële ondersteuning al hebben ontvangen van het kabinet, zullen een aanvullend bedrag ontvangen.

De regeling voor zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten staat nadrukkelijk los van de andere financiële regelingen voor beroepsziekten, waaronder de Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB-regeling)5. In mijn brief van 16 december 20226 heb ik dat ook toegelicht. Met de TSB-regeling kan bij een beperkt aantal gedefinieerde ernstige beroepsziekten als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen een eenmalige tegemoetkoming worden uitgekeerd. In het geval van post-COVID zijn de klachten niet ontstaan door een gevaarlijke stof. Daarnaast volgt de TSB-regeling uit de constatering dat het aansprakelijkheidsrecht voor deze beroepsziekten niet goed werkt. Er kunnen tientallen jaren verstrijken tussen blootstelling aan een gevaarlijke stof en het ontstaan van een ziekte of overlijden als gevolg daarvan. Vaak is de werknemer al met pensioen, is de werkgever (bij wie de blootstelling heeft plaatsgevonden) niet meer te herleiden, of bestaat het bedrijf zelfs niet meer. De ziek geworden werknemer kan de oud-werkgever dan niet meer aansprakelijk stellen en op die manier een schadevergoeding ontvangen. Om hier een oplossing voor te bieden, is de TSB-regeling in het leven geroepen. In het geval van post-COVID hebben de werkzaamheden relatief kortgeleden plaatsgevonden, waardoor de werkgever vaak nog in beeld is. Daarmee staat de weg naar aansprakelijkheidsstelling open. Ook de Afdeling Advisering wijst nadrukkelijk naar de werkgever als eerste aansprakelijke partij in het geval van ziekte opgelopen op het werk.

Uitvoering

De komende periode wordt de regeling aangepast en zal samen met uitvoeringsorganisatie DUS-I worden verkend op welk termijn het aanvraagloket kan worden opengesteld. In mijn brief van 2 april 2024 heb ik aangegeven te streven naar een nieuwe loketopenstelling in het voorjaar van 2024. Het verwerken van de besluiten uit deze brief vraagt echter meer van de uitvoering. Naast dat de eerste groep aanvragers een aanvulling krijgt op het eerder verstrekte bedrag, komt er nu een nieuwe groep aanvragers bij. Ook tijdens de tweede loketopening wil ik aanvragers de persoonsgerichte aanpak gunnen die DUS-I heeft kunnen leveren tijdens de eerste aanvraagperiode. Hoewel ik begrijp dat de groep zorgmedewerkers zo spoedig mogelijk hun financiële ondersteuning wil ontvangen, vind ik het ook belangrijk dat de uitvoering goed ingeregeld wordt. Daarom kom ik later terug met een datum waarop het aanvraagloket opnieuw wordt opengesteld.

Tot slot

Met de aanpassingen in de regeling wens ik een grotere groep zorgmedewerkers de financiële ondersteuning te kunnen geven. Daarnaast begrijp ik ook goed dat deze financiële ondersteuning het leed maar deels verzacht. Daarom blijft het kabinet zich inzetten om ook op andere manieren te ondersteunen bij de langdurige post-COVID klachten.

Ik hoop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstukken II, 2023/24, 25 295, nr. 2171

X Noot
2

Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 XVI, nr. 41

X Noot
3

Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 XVI, nr. 79

X Noot
4

Kamerstukken II, 2023/24, 25 295, nr. 1987

X Noot
5

Andere financiële regelingen voor beroepsziekten zijn de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers 2014 (TAS) en de Regeling Tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS).

X Noot
6

Kamerstukken II, 2022/23, 25 295, nr. 1987

Naar boven