25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 1826 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2022

Middels deze brief informeer ik u mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de voorbereiding van het koninklijk besluit houdende de zesde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm). Op 31 maart 2022 heb ik opties geschetst voor een wettelijke grondslag voor verplichtende maatregelen ter bestrijding van covid-19 op de lange termijn en daarbij aangekondigd u te informeren over de voorgenomen reikwijdte van de verlenging van de Twm.1

Indien het koninklijk besluit wordt vastgesteld in de vorm die het kabinet voor ogen staat, vervallen zes bevoegdheidsgrondslagen om maatregelen te kunnen nemen. Te weten de grondslagen om maatregelen te kunnen nemen over: groepsvorming, contactberoepen, verhuur van accommodaties, onderwijs, kinderopvang en coronatoegangsbewijzen in het onderwijs. De geldingsduur van een ander deel van de bepalingen van de Twm wordt vanaf 1 juni 2022 verlengd tot 1 september 2022.

Deze gedeeltelijke verlenging is nodig om bij een opleving van het virus een effectieve samenstelling van maatregelen te kunnen treffen op het moment dat de toegankelijkheid van de gehele zorgketen voor iedereen of de continuïteit van de samenleving in het gedrang lijkt te (kunnen) komen. In mijn brief van 1 april 2022 over de langetermijnaanpak van covid-19 hebben ik en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vier scenario’s geschetst op basis waarvan het kabinet anticipeert. Dit in het verlengde van het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.2 In twee scenario’s voorziet het kabinet dat juridisch verplichtende maatregelen nodig kunnen zijn om een eventuele opleving van covid-19 te bestrijden. Het voorgenomen koninklijk besluit verlengt de geldigheidsduur van de bepalingen in de Twm die noodzakelijk zijn om zulke maatregelen te nemen. Ook verlengt het voorgenomen koninklijk besluit de geldingsduur van het algemeen wettelijk kader, zoals de waarborgen voor de parlementaire betrokkenheid bij het eventueel nemen van de maatregelen.

De inhoud van deze verlenging is gebaseerd op de wijze waarop het kabinet op de lange termijn om wil gaan met het virus en de politieke wens, zoals onder andere genoemd in de door de Eerste Kamer aanvaarde motie van het lid De Boer c.s.3. Het Outbreak Management Team (OMT) geeft inzicht in de fase waarin we ons bevinden. Het OMT beschrijft in het tweede deel van het advies naar aanleiding van het 144e OMT4 onder meer dat we ons nu bevinden in een transitiefase. Dit is een fase waarin nog veel onzekerheden zijn over het verloop van de epidemie. Gelet op deze onzekerheden kunnen maatregelen noodzakelijk zijn ter bestrijding van de epidemie van covid-19 of een directe dreiging daarvan.

Zoals hiervoor is aangegeven vervallen bij de zesde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van Twm de bevoegdheidsgrondslagen voor een aantal maatregelen. Bij eerdere verlengingen van de geldingsduur van de Twm zijn de grondslagen voor maatregelen over het vertoeven in de open lucht, het gebruik van voor het publiek toegankelijke voorzieningen en het gebruik of voor consumptie gereed hebben van alcoholhoudende drank vervallen. Daarnaast verviel de wettelijke grondslag om regels te kunnen stellen over de soort informatie die de burgemeester aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verstrekt en de wijze waarop de burgemeester de gegevens en inlichtingen verzamelt en verstrekt. In de bijlage bij deze brief treft u een overzicht van de bepalingen waarvan de geldingsduur wordt verlengd en de bepalingen die zijn of zullen vervallen5. In deze bijlage wordt tevens een overzicht gegeven van de wetsvoorstellen die recentelijk zijn ingetrokken of momenteel worden heroverwogen of waarvan de spoedige intrekking zal worden bevorderd.

Benadrukt moet worden dat een verlenging van de geldingsduur van de Twm niet betekent dat maatregelen zullen worden genomen. Of en welke maatregelen nodig zijn (bij een opleving) zal door het kabinet telkens worden beoordeeld aan de hand van de actuele epidemiologische situatie en de maatschappelijke impact van de maatregelen. De juridisch verplichtende maatregelen zullen slechts worden ingezet voor zover dit gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is, dit in overeenstemming is met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat, en dit de uitoefening van grondrechten zo min mogelijk beperkt en het evenredig is aan het doel om de epidemie van covid-19, of een directe dreiging daarvan, te bestrijden.

Beoogd wordt om zeer binnenkort de Afdeling advisering van de Raad van State (Afdeling advisering) te horen over de geldende maatregelen. Het is gebruik dat de Afdeling advisering zich in het advies over de maatregelen ook uitspreekt over de voorgenomen verlenging. Naar aanleiding van het advies kan worden besloten dat het ontwerpbesluit, waarvan ik de voorgenomen inhoud hierboven heb toegelicht, op onderdelen wordt gewijzigd. Naar verwachting wordt begin mei 2022 het (eventueel gewijzigde) ontwerp van het koninklijk besluit aan beide Kamers van de Staten-Generaal overgelegd. Hiermee wordt de voorhangprocedure gestart conform artikel VIII, vierde lid, Twm, die is aangepast na het aangenomen amendement van het lid Westerveld c.s.6. Ik verwacht u gelijktijdig het nader rapport inzake het advies van de Afdeling advisering toe te zenden. Na de voorhang wordt de voordracht voor het koninklijk besluit gedaan, tenzij een van de Kamers van de Staten-Generaal binnen de voorhangtermijn besluit niet in te stemmen met het ontwerp. Het kabinet hecht aan de verlenging van de Twm en betrekt uw Kamer graag optimaal bij de inhoudelijke vormgeving daarvan. Om daar uiting aan te geven is het van belang om reeds in april, voorafgaand aan de officiële voorhang uw standpunt naar aanleiding van deze brief te vernemen. Dit kan bijvoorbeeld bij gelegenheid van enig aanstaand covid-19-debat.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Kamerstuk 25 295, nr. 1824; Kamerstuk35 526, DZ, p. 5.

X Noot
3

Kamerstuk 35 979, G.

X Noot
4

Kamerstuk 25 295, nr. 1818.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Kamerstuk 35 979, nr. 32.

Naar boven