25 268 Zelfstandige bestuursorganen

Nr. 211 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2022

In artikel 39 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is bepaald dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) elke vijf jaar wordt geëvalueerd door de verantwoordelijke Minister(s). In dat kader heb ik onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) de opdracht gegeven om een evaluatie uit te voeren naar de Waarderingskamer over de periode van 2017 tot en met 2021.

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de bevindingen uit de evaluatie.1 Als bijlage bij deze brief ontvangt u het evaluatierapport en de bestuurlijke reactie van de Waarderingskamer op dit rapport. AEF concludeert in algemene zin dat de Waarderingskamer in de evaluatieperiode doeltreffend en doelmatig heeft gefunctioneerd. De Waarderingskamer is een professionele organisatie die gedegen toezicht houdt op de uitvoering van de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ) door de gemeenten. De Waarderingskamer heeft in de onderzoeksperiode een ontwikkeling doorgemaakt die heeft geleid tot verbetering van zowel de uitvoering van de zbo-taken als het functioneren van de eigen organisatie. Ik herken en deel dit beeld. Er is ook ruimte voor verdere verbetering, en ik vind het in dit licht waardevol dat het rapport van AEF hiertoe concrete aanbevelingen bevat.

In deze brief ga ik nader in op de aanpak en methode van de evaluatie en vat ik de belangrijkste conclusies uit het onderzoek samen. Vervolgens reageer ik op de door AEF gedane aanbevelingen. Daarbij betrek ik ook de bestuurlijke reactie van de Waarderingskamer.

Aanpak en methode

Voor de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de Waarderingskamer zijn de zes principes van goed toezicht uit de rijksbrede kaderstellende Visie op toezicht als uitgangspunt genomen: selectief, slagvaardig, samenwerkend, onafhankelijk, transparant en professioneel.2 AEF heeft op hoofdlijnen onderzocht hoe de Waarderingskamer aan deze principes invulling heeft gegeven, met inachtneming van de wettelijke doelen van de Waarderingskamer.

AEF heeft aan de hand van interviews met stakeholders, een focusgroep met WOZ-uitvoerders en een documentenanalyse een beeld gevormd van het functioneren van de Waarderingskamer.

Uitkomsten onderzoek

Het algemene beeld dat uit de evaluatie volgt, is overwegend positief. AEF concludeert dat de Waarderingskamer over het algemeen doeltreffend en doelmatig heeft gefunctioneerd tijdens de evaluatieperiode. Daarnaast draagt de governance bij aan het realiseren van de wettelijke en publieke taken van de Waarderingskamer en wordt geconcludeerd dat de zbo-status van de Waarderingskamer nog altijd gerechtvaardigd is. In de bestuurlijke reactie stelt de Waarderingskamer zich te herkennen in deze conclusies.

Tegelijkertijd ziet AEF ook verbeterpunten, waarvoor een aantal aanbevelingen is geformuleerd. Ik vind het belangrijk dat ook de Waarderingskamer zich in grote lijnen herkent in de bevindingen van AEF en aangeeft dat zij de verbeterpunten en aanbevelingen gebruikt om zichzelf te verbeteren. Met de opvolging van de verbeterpunten en aanbevelingen verwacht de Waarderingskamer, maar ook mijn ministerie, een volgende verbeterslag te kunnen maken in het doelmatig en doeltreffend uitvoeren van de zbo-taak; het toezichthouden op de waardebepaling en de waardevaststelling van onroerende zaken door gemeenten. Op een aantal specifieke verbeterpunten en aanbevelingen ga ik graag nader in.

Doelmatigheid en doeltreffendheid

AEF concludeert dat de Waarderingskamer haar taken gedurende de evaluatieperiode over het algemeen doelmatig heeft uitgevoerd. Op basis van het onderzoek komt AEF tegelijkertijd ook tot de conclusie dat de verschillende acties die de Waarderingskamer heeft ondernomen om administratieve lasten te beperken, nog niet altijd tot een (tastbaar) effect leiden in termen van (relatieve lagere kosten en lasten. Hiermee samenhangend is het beeld dat de Waarderingskamer bij sommige activiteiten of maatregelen de (kosten)effectiviteit zowel vooraf als achteraf beter in kaart kan brengen.

AEF concludeert verder dat de Waarderingskamer over het algemeen doeltreffend uitvoering geeft aan haar wettelijke taken. Deze conclusie trekt AEF op basis van een toetsing van het functioneren van de Waarderingskamer aan de zes principes van goed toezicht.

Een aanbeveling is om de sturing op doeltreffendheid en doelmatigheid van activiteiten en maatregelen te verbeteren door meer inzicht te genereren in (kosten)effectiviteit. Ook doet AEF de aanbeveling om de sturing op de overheadkosten te verbeteren door meer inzicht te verkrijgen in de ratio overheadkosten/totale kosten. De opvolging van de Waarderingskamer van deze aanbeveling zal ook een gespreksonderwerp zijn tijdens het eigenaarsoverleg dat de Waarderingskamer twee keer per jaar met mijn ministerie voert.

Governance

AEF concludeert dat de governance van de Waarderingskamer zodanig functioneert dat deze bijdraagt aan het realiseren van de wettelijke en publieke taken van de Waarderingskamer. Hierbij zie ik voor zowel de interne governance (de relatie tussen het bestuur, het ondersteunende secretariaat en meerdere commissies) als de externe governance (relatie tussen de Waarderingskamer en mijn ministerie) nog een beperkt aantal mogelijke verbeteringen die voortkomen uit de aanbevelingen van AEF. Zo beveelt AEF aan om de opdrachtgevende rol van het Ministerie van Financiën, belegd door Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken (DGFZ) in relatie tot de Waarderingskamer te verstevigen. De aanbeveling herken ik en zie ik als een nuttig handvat om binnen Financiën mee aan de slag te gaan.

Ook doet AEF een aanbeveling gericht op het borgen van de samenhang met aanpalende geo-basisregistraties in de governance-structuur. Ik herken deze aanbeveling, waarbij ik opmerk dat deze aanbeveling niet eenvoudig op te volgen is. Dit vergt een duidelijke afbakening tussen de beleidsverantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK). Ik zal nader met de Minister van BZK in overleg treden over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan deze aanbeveling.

Inzicht en onderbouwing van de maatschappelijke meerwaarde

AEF beveelt aan om werkwijzen en instrumenten te verbeteren en de reflectiviteit ten behoeve van legitimatie van de maatschappelijke waarde van het waardegegeven te vergroten. De Waarderingskamer geeft in haar bestuurlijke reactie aan de aansluiting met de kabinetsreactie op de «Brede evaluatie – organisatiekaders van overheidsorganisaties op afstand» te zien. Zij geeft aan komend jaar hier graag aan bij te dragen. Ik steun de Waarderingskamer in de uitvoering hiervan.

Tot slot

De evaluatie laat verbetermogelijkheden zien. Het is mijn voornemen deze verbetermogelijkheden zo goed mogelijk te benutten. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Waarderingskamer voortvarend aan de slag gaat met de aanbevelingen en aandachtspunten uit het rapport en blijf over de opvolging met de Waarderingskamer in gesprek.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Conform artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet zbo’s zend ik de verslagen van de evaluaties ook aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

X Noot
2

Kamerstuk 27 831, nr. 15.

Naar boven