25 268 Zelfstandige bestuursorganen

Nr. 142 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 januari 2017

Hierbij stuur ik u een evaluatie met betrekking tot de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de Waarderingskamer over de periode 2011–20161. Tevens wordt stilgestaan bij de vraag of de huidige organisatiestructuur in de vorm van een zbo nog passend is. De Waarderingskamer valt sinds 2011 onder de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en volgens artikel 39 wordt elke vijf jaar een dergelijke evaluatie uitgevoerd.

Het onderzoek is uitgevoerd door KWINK groep, een extern onderzoeksbureau. Aan de begeleidingscommissie hebben, naast KWINK groep, werknemers van het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (expertmatig op het gebied van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen) en het secretariaat van de Waarderingskamer deelgenomen. De bestuurlijke reactie van de Waarderingskamer is in aanvulling op het onderzoek opgenomen als tweede bijlage bij deze brief2.

In artikel 4 van de Wet waardering onroerende zaken wordt het toezicht op de waardebepaling, de waardevaststelling en de basisregistratie van waarde onroerende zaken opgedragen aan de Waarderingskamer.

De hoofdgebruikers van de WOZ waarde zijn de gemeenten, de waterschappen en de belastingdienst, ten behoeve van het heffen van belastingen. Deze drie afnemers dragen gezamenlijk de kosten van de Waarderingskamer. Vanuit elk van deze drie partijen hebben leden zitting in de Waarderingskamer. Aangevuld met twee onafhankelijke leden en met een adviserend lid van respectievelijk het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Financiën en het Interprovinciaal Overleg, bepalen zij het beleid van de Waarderingskamer en hoeveel dat mag kosten. De uiteindelijk door de leden vastgestelde begroting en het jaarverslag worden ieder jaar ter goedkeuring aan mij, als politiek verantwoordelijk bewindspersoon voor de Waarderingskamer, voorgelegd.

In deze brief geef ik een samenvatting van en reactie op de belangrijkste conclusies van het onderzoek.

Belangrijkste conclusies rapport

KWINK groep concludeert dat de Waarderingskamer met haar werkzaamheden een belangrijke bijdrage levert aan (het vertrouwen in) de kwaliteit van de WOZ-gegevens, «value for taxpayer money» biedt en dat er tevredenheid bestaat over de gekozen organisatievorm.

Oordeel doeltreffendheid: KWINK groep concludeert dat het niet eenvoudig is om wetenschappelijk verantwoord doeltreffendheid meetbaar te maken. Het causale verband tussen de zichtbare resultaten en het functioneren van de Waarderingskamer is moeilijk te bewijzen, omdat er veel externe factoren zijn.

Er zijn verschillende resultaten die wijzen in de richting van een doeltreffende uitvoering. Het percentage bezwaarschriften is met enkele procenten laag en daalt. De norm van 95% WOZ beschikkingen voor 1 maart is de afgelopen jaren gehaald en de laatste beschikking over 2015 vond alsnog plaats in april 2016. Het vertrouwen van burgers scoort een voldoende en is toegenomen. Slechts 2% van de gemeenten als uitvoerders van de WOZ beschikking geeft de Waarderingskamer een onvoldoende voor de positieve invloed op de uitvoering van de Wet WOZ. De WOZ waarde wordt steeds vaker aangewend door nieuwe gebruikers en voor andere toepassingen dan belastingheffing.

Gesprekspartners zijn zeer positief over de deskundigheid en zorgvuldige werkwijze van de Waarderingskamer. De Waarderingskamer zoekt proactief aansluiting bij andere basisregistraties. De voortgangsrapportages die de Waarderingskamer publiceert worden als zeer informatief beschouwd.

Oordeel doelmatigheid: KWINK groep baseert de positieve conclusie over doelmatigheid ondermeer op het gebruik van selectief toezicht. Op basis van een risicoanalyse wordt elk jaar per individuele gemeente de keuze voor de te hanteren toezichtinstrumenten vastgesteld, onder andere op basis van de omvang en eerder behaalde scores.

De samenstelling van de Waarderingskamer, waar leden op voordracht van de gemeenten deel van uitmaken, waarborgt een continue discussie over de administratieve lasten voor de onder toezicht gestelde gemeenten enerzijds, en de eisen voor goed toezicht anderzijds.

De drie partijen die de Waarderingskamer financieren worden vertegenwoordigd door leden in de Waarderingskamer. Dit zijn ook partijen die inkomsten ophalen op basis van de WOZ waarde en daarmee baat hebben bij de kwaliteit van de bepaling en vaststelling. Deze organisatiestructuur resulteert in draagkracht voor de balans tussen de wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd en de kosten die de Waarderingskamer daarvoor maakt.

De WOZ kosten per object – de kosten voor het uitvoeren van de WOZ vaststelling door gemeenten plus de kosten van de Waarderingskamer als toezichthouder – nemen af over tijd. Dit is voor een klein deel een verschuiving van uitvoeringskosten door gemeenten naar toezichtkosten door de Waarderingskamer, want de kosten voor de Waarderingskamer zijn over de periode van 2011–2015 gemiddeld met nominaal 5% per jaar gestegen.

Oordeel over organisatiestructuur: In het onderzoek wordt nog eens in perspectief gezet welke redenen ten grondslag liggen aan de huidige juridische vorm van de Waarderingskamer, namelijk een zbo met rechtspersoonlijkheid. Evenals de eerdere conclusie van Commissie De Leeuw komt KWINK groep niet tot een andere afweging op dit punt.

De Waarderingskamer is doelbewust niet binnen het Ministerie van Financiën gezet omdat de Belastingdienst, die ook onder het Ministerie van Financiën valt, andere belangen zou kunnen hebben dan de waterschappen en gemeenten. De zbo status zorgt er wel voor dat de mogelijkheden van parlementaire controle beperkter zijn.

Aanbevelingen onderzoekers

In het verlengde van deze conclusies doen de onderzoekers een aantal aanbevelingen:

  • Meer transparantie over de keuzes in de toezichtstrategie vanuit het perspectief van de afnemers van de WOZ-gegevens, maar ook van de burger, wat zou bijdragen aan het vertrouwen in de onafhankelijkheid van het toezicht: (1) op welke precieze criteria wordt er beoordeeld, hoe worden de scores daarop bepaald en wie voert de beoordeling uit, (2) hoe ziet het toezichtproces en timing over het jaar eruit en (3) hoe vindt besluitvorming plaats als er onderlinge meningsverschillen zijn tussen de leden van de Waarderingskamer, commissies of secretariaat.

  • Dat het Ministerie van Financiën en de Waarderingskamer een strikter verantwoordingskader vastleggen. Daarmee kunnen de prioriteiten van de Waarderingskamer beter inzichtelijk worden gemaakt en het kan helpen om de werkzaamheden rond de Landelijke Voorziening WOZ af te bakenen. Het zal leiden tot meer expliciete verantwoording waarom normen wel of niet zijn behaald, wat dit zegt over het functioneren van de Waarderingskamer en waar eventueel nog verbeteringslagen plaats kunnen vinden.

  • In het verantwoordingskader ook een monitor van de ontwikkeling van de toezicht- en overheadkosten opnemen. Deze zouden idealiter worden vergeleken met andere organisaties. De kosten lijken acceptabel, mogelijk kan het tegen nog lagere kosten. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen biedt de mogelijkheid om aansluiting bij de bedrijfsvoering van het Rijk te vragen. Er kan meer onderbouwing en verantwoording plaatsvinden voor keuzes die worden gemaakt.

  • De circulaire governance ten aanzien van zbo’s noemt de vijfjaarlijkse evaluatie een logisch moment om de werkafspraken te actualiseren. Ondanks dat zich geen problemen hebben voorgedaan, zou het goed zijn om de werkafspraken zodanig uit te werken dat er geen risico is dat verantwoordelijkheden bij incidenten onduidelijk zouden blijken. Hierbij moet ook het normenkader financieel beheer zoveel als mogelijk verder worden geïmplementeerd.

  • In het licht van de ontwikkeling van digitale basisregistraties en het toezicht dat door de openbaarheid van de WOZ waarden en breder gebruik steeds verder opschuift naar de gebruikers, kan de toekomstbestendigheid tegen het licht worden gehouden. Er kan worden nagegaan of clustering of een andere vorm van samenwerking de doeltreffend- en doelmatigheid zouden kunnen verhogen.

Beleidsreactie

Met genoegen heb ik kennisgenomen van de indicaties dat de Waarderingskamer doeltreffend is in haar uitvoering. Het jaarlijkse proces van vaststellen en publiceren van WOZ waarden verloopt soepel.

Het is positief dat de WOZ kosten per object dalen. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de toezichtkosten door de Waarderingskamer geleidelijk zijn toegenomen. Het gaat om de besteding van publieke gelden, dus ten alle tijden dient de vraag te worden blijven gesteld of er meer bereikt kan worden met hetzelfde of minder budget.

KWINK groep heeft tevredenheid geconstateerd over de gekozen organisatievorm inclusief zbo-status en ik zie geen directe aanleiding daar actie op te ondernemen.

Beleidsopties

De evaluatie bevestigt mijn beeld dat het goed zou zijn om het verantwoordingskader zo SMART mogelijk in te richten en de prioriteiten aan te scherpen.

De Waarderingskamer geeft blijk van het streven naar doelmatigheid met het «toezicht op maat». Ik zal de Waarderingskamer vragen dat aan te vullen met een transparantere vastlegging hoe de uiteindelijke methode van beoordeling en besluitvorming is ingericht.

In overleg met de Waarderingskamer zal het Ministerie van Financiën de begrotingsregels in de loop van volgend jaar verder formaliseren en zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met andere zbo’s. Ik zal de Waarderingskamer aansporen om in de toekomst zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de bedrijfsvoering van het Rijk en externe inhuur zoveel mogelijk in te besteden vanuit de overheid.

Tot slot

De uitkomsten van deze evaluatie bevestigen mijn beeld dat de Waarderingskamer een degelijke en proactieve organisatie is, die al veel informatie openbaar maakt.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven