25 161
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de positiebepaling van de Open Universiteit binnen het hoger onderwijs en wijziging van de bestuursorganisatie

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de positiebepaling van de Open Universiteit binnen het hoger onderwijs en wijziging van de bestuursorganisatie.

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

10 december 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is te komen tot een herbezinning op de taak en positie van de Open Universiteit en dat het in verband daarmee wenselijk is haar taak op het gebied van de vernieuwing van het hoger onderwijs te versterken;

dat het voorts wenselijk is de bestuurskracht van de Open Universiteit te versterken door onder meer het instellen van een eenhoofdig bestuursorgaan en een raad van toezicht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In de eerste volzin van artikel 1.3, derde lid, wordt na «taak» ingevoegd: , alsmede het leveren van een bijdrage aan de vernieuwing van het hoger onderwijs.

B

Artikel 7.32, derde lid, komt te luiden:

3. De inschrijving geschiedt voor een opleiding, met dien verstande dat de inschrijving aan de Open Universiteit ook kan geschieden voor een of meer onderwijseenheden.

C

Artikel 7.34, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin vervallen de woorden «in de regionale studiecentra».

2. In de tweede volzin wordt «Het college van bestuur» vervangen door: De president.

D

Artikel 7.50, eerste lid eerste volzin, komt te luiden:

1. Het instellingsbestuur van de Open Universiteit stelt het voor een inschrijving verschuldigde cursusgeld vast.

E

Artikel 7.55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt de zinsnede «Onze minister kan, op voorstel van de bestuursraad van de Open Universiteit,» vervangen door: De president van de Open Universiteit kan.

2. In de tweede volzin wordt «het college van bestuur» vervangen door: de president van de Open Universiteit.

F

Hoofdstuk 11 komt te luiden:

HOOFDSTUK 11. HET BESTUUR EN DE INRICHTING VAN DE OPEN UNIVERSITEIT

Paragraaf 1. Het bestuur van de Open Universiteit

Artikel 11.1. Algemene bevoegdheden van de president van de Open Universiteit

1. De president van de Open Universiteit is belast met het bestuur van de Open Universiteit in haar geheel en met het beheer daarvan, onverminderd de bevoegdheden van de raad van toezicht volgens dit hoofdstuk.

2. De president oefent de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens de wet aan het instellingsbestuur zijn opgedragen, voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald.

Artikel 11.2. President van de Open Universiteit

1. De president van de Open Universiteit wordt door de raad van toezicht benoemd, geschorst en ontslagen. De benoeming geschiedt voor een door de raad van toezicht te bepalen termijn. Met het einde van de maand waarin de president de voor de openbare dienst geldende functionele leeftijdsgrens heeft bereikt, wordt hem eervol ontslag verleend.

2. Alvorens tot benoeming of ontslag van de president over te gaan, hoort de raad van toezicht vertrouwelijk de ondernemingsraad en de studentenraad, bedoeld in artikel 11.13.

3. De president kan om gewichtige redenen tussentijds worden ontslagen.

4. De raad van toezicht regelt de vervanging van de president bij diens afwezigheid of ontstentenis.

5. De president kan niet tevens lid zijn van een ander bestuursorgaan van de Open Universiteit, noch lid zijn van een bestuursorgaan van een andere in de bijlage van deze wet opgenomen instelling.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de rechtspositie van de president.

Artikel 11.3. Bestuurs- en beheersreglement; onderwijs- en examenregeling

1. De president van de Open Universiteit stelt het bestuurs- en beheersreglement ter regeling van het bestuur, het beheer en de inrichting van de Open Universiteit vast.

2. In het reglement worden regels vastgesteld omtrent de totstandkoming van de onderwijs- en examenregeling.

Artikel 11.4. Verantwoordings- en inlichtingenplicht van de president

1. De president van de Open Universiteit is verantwoording verschuldigd aan de raad van toezicht.

2. De president verstrekt de raad van toezicht de gevraagde inlichtingen betreffende zijn besluiten en handelingen.

3. De president verstrekt Onze minister de gevraagde inlichtingen omtrent de Open Universiteit.

Artikel 11.5. Samenstelling raad van toezicht; financiële regeling leden

1. De raad van toezicht bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden.

2. De voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht worden door Onze minister benoemd, geschorst en ontslagen. Onze minister benoemt een lid dat in het bijzonder het vertrouwen geniet van de ondernemingsraad en de studentenraad, bedoeld in artikel 11.13, gezamenlijk. De benoeming geschiedt voor een periode van vier jaren. Met het einde van de maand waarin een lid de voor de openbare dienst geldende functionele leeftijdsgrens heeft bereikt, wordt hem eervol ontslag verleend.

3. Alvorens tot benoeming of ontslag van een lid van de raad van toezicht over te gaan, hoort Onze minister de ondernemingsraad en de studentenraad vertrouwelijk over het door hem voorgenomen besluit tot benoeming of ontslag. Het horen geschiedt op een zodanig tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming.

4. Een lid kan om gewichtige redenen tussentijds worden ontslagen.

5. Een lid van de raad van toezicht kan niet tevens:

a. voor het merendeel van zijn arbeidstijd personeelslid zijn van een in de bijlage van deze wet opgenomen instelling,

b. werkzaam zijn bij een departement van algemeen bestuur, of

c. lid zijn van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal.

6. De president van de Open Universiteit voorziet in de administratieve ondersteuning van de raad van toezicht.

7. De president woont de vergaderingen van de raad van toezicht bij, tenzij de raad anders beslist. De president heeft daarin een adviserende stem.

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent toelagen en tegemoetkomingen aan de leden van de raad van toezicht.

Artikel 11.6. Taken en bevoegdheden van de raad van toezicht

1. De raad van toezicht is belast met het toezicht op het bestuur van de Open Universiteit in haar geheel en op het beheer daarvan. Hij staat de president van de Open Universiteit met raad bij. De raad van toezicht ziet er op toe dat de president bij de uitoefening van zijn bevoegdheden de op de Open Universiteit betrekking hebbende wetten alsmede de krachtens die wetten uitgevaardigde regelingen, richtlijnen, aanwijzingen en reglementen naleeft.

2. De raad van toezicht is belast met:

a. de goedkeuring van het bestuurs- en beheersreglement, bedoeld in artikel 11.3,

b. de goedkeuring van het instellingsplan, bedoeld in artikel 2.2,

c. de goedkeuring van de begroting, bedoeld in artikel 2.8,

d. de goedkeuring van het verslag, bedoeld in artikel 2.9,

e. de goedkeuring van een besluit betreffende een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 8.1,

f. de goedkeuring van de instelling of opheffing van regionale studiecentra, en

g. de goedkeuring van het reglement voor de studentenraad, bedoeld in artikel 11.14.

Artikel 11.7. Verantwoordings- en inlichtingenplicht van de raad van toezicht

1. De raad van toezicht is verantwoording verschuldigd aan Onze minister.

2. De raad van toezicht verschaft Onze minister de gevraagde inlichtingen betreffende zijn handelen.

Paragraaf 2. Onderwijs

Artikel 11.8. Opleidingen Open Universiteit

In het bestuurs- en beheersreglement wordt geregeld welke opleidingen door de Open Universiteit worden verzorgd.

Artikel 11.9. Verantwoordelijkheden en rechten hoogleraren

1. Tot het personeel van de Open Universiteit behoren in elk geval de hoogleraren. In het benoemingsbesluit wordt vermeld het wetenschapsgebied waarop de hoogleraar zijn onderwijs- en onderzoektaken uitoefent.

2. De hoogleraren zijn bij uitstek verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het hun toegewezen wetenschapsgebied en voor de inhoud van het te geven onderwijs op dat gebied, onverminderd de bevoegdheid van de president ter zake van de onderwijs- en examenregeling.

3. Eervol ontslagen hoogleraren behouden nog gedurende vijf jaren na hun ontslag het recht als promotor op te treden.

4. De hoogleraren zijn gerechtigd de titel professor te voeren. De oud-hoogleraren aan wie om gezondheidsredenen, wegens vrijwillig vervroegd uittreden dan wel bij of na het bereiken van de voor de openbare dienst geldende functionele leeftijdsgrens eervol ontslag als hoogleraar is verleend, zijn eveneens gerechtigd deze titel te voeren.

Artikel 11.10. College voor promoties

1. Aan de Open Universiteit is een college voor promoties verbonden. Het college voor promoties bestaat uit hoogleraren.

2. Het college voor promoties hoort de raad van toezicht over het verlenen van het doctoraat honoris causa, bedoeld in artikel 7.19, tweede lid.

3. In het bestuurs- en beheersreglement worden de taak, de samenstelling en de wijze van benoeming van het college voor promoties nader geregeld.

Artikel 11.11. Opleidingscommissies

1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt door de president van de Open Universiteit een opleidingscommissie ingesteld. De commissie heeft tot taak:

a. advies uit te brengen over de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13,

b. het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling, en

c. het desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen aan de president over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen.

2. Op een advies, bedoeld in het eerste lid, is artikel 9.35, aanhef en onderdelen b en c, van overeenkomstige toepassing.

3. In het bestuurs- en beheersreglement wordt de wijze van benoeming en samenstelling van de opleidingscommissie geregeld, met dien verstande dat de helft van het aantal leden van de commissie voortkomt uit studenten die aan de Open Universiteit zijn ingeschreven.

Paragraaf 3. Schorsing en vernietiging van besluiten

Artikel 11.12. Schorsing en vernietiging van besluiten examencommissies

1. De besluiten van een examencommissie kunnen wegens strijd met het recht of het algemeen belang door de president van de Open Universiteit bij met redenen omkleed besluit geheel of gedeeltelijk worden geschorst of vernietigd, voor zover tegen die besluiten geen beroep krachtens deze wet openstaat of heeft opengestaan. De president bepaalt in geval van schorsing de duur hiervan met dien verstande dat schorsing niet langer kan duren dan vier maanden.

2. De artikelen 9.25 en 9.26 zijn van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 4. Medezeggenschap studenten

Artikel 11.13. Studentenraad

1. Bij de Open Universiteit is een studentenraad. Het aantal leden bedraagt ten hoogste negen.

2. De leden worden voor een periode van twee jaren bij geheime schriftelijke stemming gekozen door en uit de studenten.

3. De president van de Open Universiteit stelt, overeenkomstig regels neergelegd in het reglement voor de studentenraad, de kandidaatleden voor de studentenraad in de gelegenheid zich tijdig voor de verkiezing aan de studenten voor te stellen.

4. De vergaderingen van de studentenraad zijn openbaar, behoudens voor zover het reglement voor de studentenraad anders bepaalt of de raad anders beslist. De leden stemmen zonder last.

5. De president stelt de studentenraad en de leden daarvan in de gelegenheid de in deze wet bedoelde taken naar behoren te verrichten binnen het kader van de toegekende middelen en voorzieningen.

6. De president draagt er zorg voor dat de leden van de studentenraad niet uit hoofde van hun lidmaatschap van die raad worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de Open Universiteit.

Artikel 11.14. Reglement voor de studentenraad

1. De president van de Open Universiteit stelt, met inachtneming van de voorschriften bij deze paragraaf, een reglement voor de studentenraad vast. De vaststelling van het reglement alsmede elke wijziging daarvan behoeft de voorafgaande instemming van de studentenraad.

2. Het reglement voor de studentenraad bevat in elk geval:

a. regels omtrent de verkiezing van de leden van de raad,

b. regels omtrent aanvang en einde van het lidmaatschap van de raad,

c. regels omtrent de werkwijze van de raad,

d. de wijze waarop de president informatie verschaft aan de raad, en

e. regels omtrent geheimhouding van zaken de Open Universiteit betreffende.

Artikel 11.15. Adviesbevoegdheid

1. De studentenraad wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen, alvorens de president van de Open Universiteit of de raad van toezicht een besluit neemt ten aanzien van:

a. de opleidingen die tot ontwikkeling zullen worden gebracht,

b. het instellen of opheffen van regionale studiecentra,

c. het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van studenten,

d. het beleid met betrekking tot verwijdering van studenten van de Open Universiteit,

e. de studiebegeleiding van studenten, en

f. de beperking van de inschrijving, bedoeld in artikel 7.55.

2. De studentenraad kan de president of de raad van toezicht ongevraagd advies uitbrengen ten aanzien van aangelegenheden de Open Universiteit betreffende die in het bijzonder de studenten aangaan.

3. Indien de president of de raad van toezicht het ingevolge het eerste lid vereiste advies van de studentenraad niet of niet geheel opvolgt, worden de redenen daartoe schriftelijk aan de studentenraad meegedeeld.

Artikel 11.16. Geschil instemmingsbevoegdheid

1. Indien de president van de Open Universiteit de met betrekking tot het reglement voor de studentenraad vereiste instemming niet verwerft en zijn voorgenomen besluit wenst te handhaven, legt hij het voorgenomen besluit voor aan de raad van toezicht.

2. De raad van toezicht is bevoegd een bemiddelingsvoorstel voor te leggen. Indien de raad van toezicht van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of indien zijn voorstel niet de instemming verwerft van de president en de studentenraad, beoordeelt de raad of de president bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn voorgenomen besluit heeft kunnen komen. De raad van toezicht neemt in elk geval een besluit dat bindend is voor de president en de studentenraad.

G

Artikel 14.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g vervalt.

2. Onderdeel h wordt verletterd tot onderdeel g.

H

In de inhoudsopgave komt hoofdstuk 11 te luiden: Hoofdstuk 11. Het bestuur en de inrichting van de Open Universiteit Paragraaf 1. Het bestuur van de Open Universiteit Artikel 11.1. Algemene bevoegdheden van de president van de Open Universiteit Artikel 11.2. President van de Open Universiteit Artikel 11.3. Bestuurs- en beheersreglement; onderwijs- en examenregeling Artikel 11.4. Verantwoordings- en inlichtingenplicht van de president Artikel 11.5. Samenstelling raad van toezicht; financiële regeling leden Artikel 11.6. Taken en bevoegdheden van de raad van toezicht Artikel 11.7. Verantwoordings- en inlichtingenplicht van de raad van toezicht Paragraaf 2. Onderwijs Artikel 11.8. Opleidingen Open Universiteit Artikel 11.9. Verantwoordelijkheden en rechten hoogleraren Artikel 11.10. College voor promoties Artikel 11.11. Opleidingscommissies Paragraaf 3. Schorsing en vernietiging van besluiten Artikel 11.12. Schorsing en vernietiging van besluiten examencommissies Paragraaf 4. Medezeggenschap studenten Artikel 11.13. Studentenraad Artikel 11.14. Reglement voor de studentenraad Artikel 11.15. Adviesbevoegdheid Artikel 11.16. Geschil instemmingsbevoegdheid.

ARTIKEL II

1. De raad van toezicht van de Open Universiteit wordt door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen benoemd binnen vier maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

2. De president van de Open Universiteit wordt door de raad van toezicht benoemd binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

3. De president draagt zorg dat uiterlijk een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet verkiezingen voor de studentenraad, bedoeld in artikel 11.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, plaatsvinden. Totdat de studentenraad overeenkomstig de eerste volzin tot stand is gekomen, treden de leden van de bij de inwerkingtreding van deze wet bestaande studentenraad op als leden van de studentenraad in de zin van artikel 11.13 van de in de eerste volzin genoemde wet, zoals dat artikel luidt na de inwerkingtreding van deze wet.

4. De president draagt er zorg voor dat hoofdstuk 11, paragrafen 1 en 2, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek uiterlijk een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op de Open Universiteit toepassing vindt.

5. Tot het tijdstip waarop hoofdstuk 11, paragrafen 1 en 2, van de in het derde lid genoemde wet op de Open Universiteit toepassing vindt, is hoofdstuk 11, paragrafen 1 tot en met 8 en 11, op de Open Universiteit van toepassing, zoals laatstbedoelde paragrafen luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Naar boven