25 074 Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)

Nr. 172 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2011

Bij brief d.d. 19 mei jl. (uw kenmerk: 2011Z09907/2011D25897) heeft uw vaste Commissie voor Economische Zaken, Landbouw & Innovatie verzocht om een kabinetsreactie op de recente ontwikkeling in de Doha-onderhandelingen. Hiermee voldoen wij aan dit verzoek.

Stand van de onderhandelingen

Bij brief van 21 april jl. (kamerstuk 25 074, nr. 171) hebben wij u geïnformeerd over de Doha-onderhandelingen en onze appreciatie daarvan gegeven. In deze brief stelden wij dat de onderhandelingen in een impasse terecht zijn gekomen waarin de Verenigde Staten en de grote opkomende economieën een hoofdrol spelen. Daarbij hebben wij het grote belang voor de mondiale economie aangegeven van een succesvolle afsluiting van de Doharonde. Wat is er gebeurd sindsdien?

Begin mei heeft de Directeur-generaal van de WTO, Pascal Lamy, de WTO-leden, op basis van de bevindingen van de voorzitters van de onderhandelingsgroepen, geïnformeerd over de moeilijke situatie waarin de onderhandelingen verkeren. Een akkoord voor de zomer, zoals eerder de ambitie was, is onhaalbaar geworden. Daarop heeft hij de leden opgeroepen voor eind mei aan te geven welk deel van de onderhandelingen in hun visie nog dit kalenderjaar afgerond kan worden.

In mei heeft DG WTO bilaterale gesprekken gevoerd en een aantal internationale bijeenkomsten (Asia Pacific Economic Cooperation-conferentie, Istanbul-conferentie voor de Minst Ontwikkelde Landen (MOLs), OESO ministeriële conferentie) bijgewoond, om te polsen hoe men het vervolg van de onderhandelingen wil vormgeven. Op basis van deze uitgebreide consultaties heeft hij de WTO-leden op 31 mei 2011 op de hoogte gebracht van zijn visie op de huidige stand van de onderhandelingen. De belangrijkste uitkomst is dat geen van de WTO-leden de Doharonde wil opgeven en dat men open staat voor de mogelijkheid van «resequencing»: het ten dele afronden van de onderhandelingen in 2011, zonder daarbij afstand te nemen van de gehele Doha-agenda en het daarin opgenomen beginsel van de «single undertaking».

December pakket

DG WTO stelt dat er brede steun is voor het afsluiten van een ontwikkelingsvriendelijk pakket voor de MOLs tijdens de reguliere WTO ministeriële conferentie komende december. Daarbij moet dan een helder werkprogramma afgesproken worden voor alle andere onderwerpen. Ook Nederland en de Europese Unie steunen deze aanpak. Nederland steunt expliciet de inzet voor een ontwikkelingsvriendelijk decemberpakket, zodat de armste landen niet de dupe worden van stagnatie in de onderhandelingen. Alleen de VS is sceptisch. In een eerste reactie liet de VS weten graag visserijsubsidies, diensten, handelsfacilitatie en een bevriezing van de huidige toegepaste tarieven te willen in een tussenakkoord in december. Dit vergemakkelijkt het niet om tot een lijst van onderwerpen voor een decemberakkoord te komen.

Deze maand spreken de WTO-leden verder over de invulling van het decemberpakket. Het is van belang om op korte termijn de onderwerpen vast te stellen, zodat de uitwerking ter hand kan worden genomen. Op basis van consultaties van de WTO-leden heeft DG WTO voorgesteld om prioriteit te geven aan de volgende onderwerpen ten bate van de de MOLs: heffing- en quotavrije toegang tot ontwikkelde markten (inclusief oorsprongregels), de diensten-waiver (vrijstelling van verplichtingen) voor MOLs en «een stap» op het gebied van katoen. Dit laatste onderwerp is vaag gehouden om niet teveel weerstand op te roepen, maar beoogt in elk geval een gedeeltelijke afbouw van de subsidies aan katoenboeren in de VS en EU. DG WTO spreekt voorts over het mogelijk maken van een MOLs plus-resultaat dat voor meer ontwikkelingslanden waardevol is. Hij suggereert hiermee om handelsfacilitatie op te pakken. De markttoegangsonderwerpen (landbouw- en industriegoederen, diensten) zullen geen deel uitmaken van het decemberpakket. Een deelakkoord in december is een steun in de rug voor de landen die dat het meest nodig hebben, en een positieve impuls die de WTO als instituut en het mondiale handelssysteem goed kunnen gebruiken.

Kans van slagen

De fundamentele vraag is of vooral de VS zal kunnen instemmen met een WTO-akkoord dat ook van hen offers vergt. Een beperkt decemberpakket is daarvoor een lakmoesproef. De VS is na tien jaar onderhandelen van mening dat de verschuivende machtsverhoudingen in de wereldeconomie onvoldoende gereflecteerd worden in het resultaat tot nu toe en wil meer en grotere concessies van de opkomende economieën (vooral van China, dat inmiddels het grootste exportland ter wereld is geworden). Bovendien is handel in het Amerikaanse congres een onderwerp dat gevoelig ligt. Opkomende economieën wijzen op het feit dat zij weliswaar snel groeien, maar dat zij in veel opzichten ook nog gewoon ontwikkelingslanden zijn. Ze zijn bereid (extra) concessies te doen, maar binnen bepaalde principiële grenzen. Zoals eerder aan u bericht, speelt de EU een creatieve en constructieve rol en tracht zij DG WTO te ondersteunen in het vooruit brengen van de onderhandelingen. Nederland is een groot voorvechter van de Doha-onderhandelingen en stelt waar mogelijk het belang van deze ronde voor de EU, maar zeker ook voor ontwikkelingslanden, aan de orde. Tegelijkertijd is de huidige ronde naar onze mening de beste mogelijkheid om de opkomende economieën verder te binden aan het wereldhandelssysteem met lagere tarieven en gemoderniseerde regels. Nederland en de EU zullen zich blijven inzetten voor afronding van de volledige Doha-onderhandelingen. Dit deelakkoord mag op geen enkele wijze afstel betekenen van de resterende onderwerpen.

Conclusie

De Doha-onderhandelingen zijn in zwaar weer terecht gekomen en een deelakkoord in december dit jaar is het maximaal haalbare. Laten we echter niet vergeten dat de WTO meer is dan alleen de Doharonde. De WTO is de kern van het multilaterale handelssysteem en garandeert een transparant en op regels gebaseerd internationaal handelsverkeer. Ook het WTO-geschillenbeslechtingsmechanisme draagt bij aan een rechtvaardig systeem waar grote landen en kleine landen gelijkwaardig zijn. Voor Nederland, als vijfde exporteur ter wereld, is het WTO-systeem daarmee van levensbelang.

Voor de geloofwaardigheid van de WTO als instituut en voor het in stand houden van een robuust wereldhandelssysteem is een akkoord in december over een beperkt ontwikkelingspakket en een werkprogramma voor de afronding van de gehele Doharonde van groot belang. Alleen op die wijze laten de WTO-lidstaten zien dat ze bereid en in staat zijn tot multilaterale afspraken te komen die de wereldhandel schragen en duurzame ontwikkeling ondersteunen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven