nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 11 juli 1997
Bij de behandeling van de Wet op de Onderwijsraad, het wetsvoorstel 25 041,
is door enkele woordvoerders gevraagd om een duidelijke taakverdeling
tussen de nieuwe Onderwijsraad en de Adviescommissie Onderwijsaanbod.
Ik informeer u hierbij over de verduidelijking die ik aan de betreffende
raad en commissie heb gegeven.
De Onderwijsraad heeft, zoals in de Wet op de Onderwijsraad bepaald, een
drieledige taak:
1. Adviseren over de hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving op het
terrein van het hele onderwijs.
Deze advisering is gericht aan de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal.
2. Adviseren over de toepassing van wet- en andere regelgeving op verzoek
van en aan de ministers van OCenW en LNV.
Ook deze taak beslaat het gehele onderwijs.
3. Adviseren op verzoek van en aan gemeentebesturen over zaken van gemeentelijk
onderwijsbeleid.
Deze taak kan in dit verband buiten beschouwing worden gelaten.
De Adviescommissie Onderwijsaanbod is belast met het geven van een beoordeling
aan onderwijsinstellingen over de doelmatigheid van opleidingen die zij wensen
te verzorgen. Met deze beoordelingen richt de commissie zich niet tot de minister
of de regering zoals dat het geval is bij de advisering door de Onderwijsraad.
Ook zal de commissie niet worden gevraagd te adviseren over beleid of wetgeving.
Ik verwacht met deze verduidelijking de taken goed te hebben afgebakend
zodat problemen kunnen worden voorkomen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen