25 041
Instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het onderwijs (Wet op de Onderwijsraad)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het onderwijs (Wet op de Onderwijsraad).

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

Pretoria

2 oktober 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vast college van advies van het Rijk in te stellen op het terrein van het onderwijs en dat het in verband met artikel 79 van de Grondwet noodzakelijk is daartoe wettelijke bepalingen vast te stellen, en dat het tevens wenselijk is naast dat vaste college een afzonderlijke adviescommissie in te stellen, die kan worden belast met advisering over wetstoepassing;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. DE ONDERWIJSRAAD

Artikel 1. Instelling en omvang

1. Er is een Onderwijsraad, hierna te noemen de raad.

2. De raad bestaat uit ten minste acht en ten hoogste vijftien leden.

Artikel 2. Taak

1. De raad heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving op het terrein van het onderwijs.

2. De raad heeft tevens tot taak gemeentebesturen in bij de wet genoemde gevallen te adviseren over aangelegenheden die het gemeentelijk onderwijsbeleid betreffen.

HOOFDSTUK II. DE ADVIESCOMMISSIE TOEPASSING ONDERWIJSREGELINGEN

Artikel 3. Instelling en omvang

1. Er is een Adviescommissie toepassing onderwijsregelingen, hierna te noemen de adviescommissie.

2. De adviescommissie bestaat uit ten hoogste acht leden.

Artikel 4. Taak

De adviescommissie heeft tot taak Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij desgevraagd te adviseren over de toepassing van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op het terrein van het onderwijs.

Artikel 5. Inrichting en werkwijze

Op de adviescommissie zijn de artikelen 10 tot en met 16, 19 tot en met 21, 25, 27, tweede volzin, 28, eerste en tweede lid, 28, derde lid, eerste volzin, en 29 van de Kaderwet adviescolleges van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK III. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN

Artikel 6. Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

De laatste drie volzinnen van artikel 11a, zesde lid, vervallen. Ingevoegd wordt een nieuwe tweede volzin, luidende: Deze kerndoelen zijn van gelijk niveau als de kerndoelen, bedoeld in het vierde lid.

B

In artikel 21 vervalt de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord».

C

In artikel 24 vervallen het vierde en vijfde lid. Het zesde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

D

In de artikelen 25, 29, tweede en zevende lid, 56, eerste lid, 58, derde lid, 59, 104, eerste lid, en 108, vierde lid, vervalt telkens de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

E

Artikel 65, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de eerste volzin vervalt de zinsnede «de Onderwijsraad gehoord».

2. In de laatste volzin vervalt de zinsnede «en waarover de Onderwijsraad is gehoord».

Artikel 7. Wijziging van de Experimentenwet onderwijs

Artikel 2 van de Experimentenwet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

In het eerste, vijfde en zesde lid vervalt telkens de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

B

Het tweede lid komt te luiden:

2. Onze minister maakt zijn beslissing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid binnen negen maanden na ontvangst daarvan aan de aanvrager bekend.

Artikel 8. Wijziging van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen

De Wet op de erkende onderwijsinstellingen wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 5 vervalt de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord».

B

In artikel 19, tweede lid, vervalt de zinsnede «en de Onderwijsraad».

C

In artikel 27 vervalt de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

Artikel 9. Wijziging van de Wet op het basisonderwijs

De Wet op het basisonderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 3, vierde en vijfde lid, 9, negende lid, 11, zevende lid, en 106 eerste lid, vervalt telkens de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

B

De laatste drie volzinnen van artikel 9, zevende lid, vervallen. Ingevoegd wordt een nieuwe tweede volzin, luidende: Deze kerndoelen zijn van gelijk niveau als de kerndoelen, bedoeld in het vijfde lid.

C

Artikel 13, derde lid, vervalt.

Artikel 10. Wijziging van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs

De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 3, vierde, vijfde en zesde lid, 14, 15 en 103, eerste lid, vervalt telkens de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

B

Artikel 21, derde lid, vervalt.

C

In artikel 33a vervalt van het derde en vierde lid telkens de laatste volzin.

D

In artikel 104, derde lid, vervalt de zinsnede «en de Onderwijsraad».

Artikel 11. Wijziging van de Overgangswet ISOVSO

In artikel H1, eerste lid, van de Overgangswet ISOVSO vervalt de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

Artikel 12. Wijziging van de Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen k.o.-l.o.

De Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen k.o.-l.o. wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 5, tweede lid, vervalt de zinsnede «en de Onderwijsraad».

B

In artikel 7, derde lid, vervalt de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

Artikel 13. Wijziging van de Wet op de onderwijsverzorging

De Wet op de onderwijsverzorging wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 17, tweede lid, 30, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, 75, eerste en zevende lid, en 77, tweede lid, vervalt telkens de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

B

In de artikelen 27, vijfde lid, en 32, derde lid, vervalt telkens de zinsnede «, en de Onderwijsraad gehoord,».

C

In artikel 75, vierde lid, wordt het zinsdeel dat aanvangt met «binnen drie maanden» en eindigt met «de Onderwijsraad» vervangen door: binnen zes maanden na de datum van ontvangst van het verzoek.

D

In de artikelen 79, eerste lid, en 99, eerste lid, vervalt telkens de zinsnede «en de Onderwijsraad».

Artikel 14. Wijziging van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992

In de artikelen 30, eerste lid, 31, eerste lid, en 34, eerste lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 vervalt telkens «, de Onderwijsraad gehoord,».

Artikel 15. Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 6.11 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede en derde lid vervallen.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid. In dat lid wordt de zinsnede «Indien Onze minister voornemens is toepassing te geven aan het derde lid» vervangen door: Indien Onze minister voornemens is toepassing te geven aan artikel 6.10.

B

In de artikelen 10.37 en 10.38, eerste lid, vervalt telkens de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

C

In artikel 16.8, derde en vierde lid, vervalt telkens de zinsnede «, gehoord de Onderwijsraad,».

Artikel 16. Wijziging van de Invoeringswet W.H.B.O.

In artikel E.65, derde lid, van de Invoeringswet W.H.B.O. vervalt de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

Artikel 17. Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs

In de artikelen 7.3.4, vierde lid, en 7.4.11, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs vervalt telkens de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

Artikel 18. Wijziging van de Wet van 23 mei 1990 (Stb.266)

In artikel II, onderdeel B, zevende lid, van de Wet van 23 mei 1990, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake sectorvorming en vernieuwing van het middelbaar beroepsonderwijs, alsmede van enige andere wetten (Stb.266), vervalt de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

Artikel 19. Wijziging van de Wet van 27 februari 1992 (Stb.112)

In artikel I, onderdeel L, van de Wet van 27 februari 1992, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de herziening van het bekostigingsstelsel voor scholen voor v.w.o., a.v.o., l.b.o. en m.b.o. (regeling herziening bekostigingsstelsel voortgezet onderwijs) (Stb. 112), vervalt in artikel 87 het tweede lid, alsmede de lidaanduiding van het eerste lid.

Artikel 20. Wijziging van de Wet van 27 mei 1992 (Stb. 270)

In artikel V, onderdeel E, tweede lid, van de Wet van 27 mei 1992, houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het basisonderwijs in verband met de invoering van basisvorming in het voortgezet onderwijs, de invoering van kerndoelen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs en de invoering van het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 270), vervalt de zinsnede «, de Onderwijsraad gehoord,».

HOOFDSTUK IV. SLOTBEPALINGEN

Artikel 21. Opheffing voormalige Onderwijsraad

De Wet van 21 februari 1919, houdende instelling van eenen Onderwijsraad (Stb. 49), alsmede de in de artikelen 1, vierde lid, en 6 van die wet bedoelde uitvoeringsregelingen, worden ingetrokken.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Artikel 23. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Onderwijsraad.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Naar boven