25 018
Wijziging van de Tracéwet, houdende nadere aanwijzing van enige gevallen waarin die wet wordt toegepast, alsmede een nadere inpassing van hogere-waardenbesluiten krachtens de Wet geluidhinder en enkele andere verbeteringen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 27 januari 1997

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van deze wetswijziging. Door deze wetswijziging wordt een aantal gevallen waarvoor m.e.r-plicht geldt ook gerangschikt onder de Tracéwet. De leden van de CDA-fractie vragen of nu in alle situaties de tracéplicht en de m.e.r-plicht parallel lopen. Zo niet, kan dan een overzicht worden gegeven van die situaties waarin dat niet het geval is en een toelichting waarom hiervan wordt afgeweken?

Welke invloed heeft het van toepassing zijn van de tracé-wet in deze nieuwe gevallen op de duur van de procedure? Het zou, zo vinden de leden van de CDA-fractie, te betreuren zijn, als hierdoor de procedure wordt verlengd. Weliswaar zijn artikel 17 en artikel 20 nu op elkaar afgestemd wat betreft het inpassen van hogere-waardenbesluiten door het begrip «verlenen van planologische medewerking», maar heeft dit niet eerder een verlenging van de gehele procedure tot gevolg?

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Ten aanzien van het onderhavige wetsvoorstel zouden zij het volgende op willen merken.

Deze leden zijn tevreden dat alle gevallen waarin de Tracéwet van toepassing is nu in de wet zelf staan en niet tevens in andere regelingen. Dit komt de helderheid ten goede.

Deze leden zijn tevreden dat de regering de strijdigheid die zou kunnen optreden tussen artikel 17 en artikel 20 van de Tracéwet heeft willen voorkomen.

Zij vragen echter of met het niet van toepassing verklaren van artikel 20 voor het aanvragen van een hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder niet het kind met het badwater wordt weggegooid. Welke termijn geldt er dan nog wel met betrekking tot het aanvragen van een hogere waarde?

De leden van de fractie van D66 zijn zich ervan bewust dat de wijziging van de Tracéwet grotendeels van technische aard is.

Niettemin hebben zij de geserreerde presentatie met belangstelling, doch ook met enige inspanning, beschouwd.

De leden van de fractie van D66 vragen of de bedoelde m.e.r.-plicht niet ook zou moeten gelden voor de Rijksbufferzones. Allereerst wordt de kenbaarheid van de reikwijdte van de Tracéwet verbeterd, doordat een aantal onderdelen van het Besluit MER met betrekking tot de tracéplicht nu vanuit die AMvB worden overgeheveld naar de Tracéwet zelve, zoals dat reeds was voorzien bij de behandeling van de Tracéwet.

Deze leden merken daarbij het volgende op.

In de voorgestelde wijziging van artikel 2, onderdeel c, ten eerste, wordt niet uitdrukkelijk melding gemaakt van een m.e.r.-plicht voor een rijksbufferzone. Nu maken weliswaar vele rijksbufferzones deel uit van de ecologische hoofdstructuur, doch de functie van een rijksbufferzone is van andere aard dan de ecologische hoofdstructuur. Het gaat bij die aard veeleer om de open ruimte tussen twee stedelijke gebieden veilig te stellen. Of, in de woorden van de PKB Vinex (II.2.i): «Om te voorkomen dat stadsgewesten aaneengroeien zijn en worden bufferzones aangewezen: goed ingerichte open ruimten tussen stadsgewesten waarin door zorgvuldige bestemming, inrichting en beheer en door grondaankopen door de overheid een duurzaam agrarisch grondgebruik en in delen een inrichting voor recreatie, bos en natuur wordt nagestreefd.» Dit gedeelte is aangemerkt als een beslissing van wezenlijk belang als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985.

Komt de toevoeging van «rijksbufferzones» in artikel 2, 2e lid onder c, ten eerste, niet geheel overeen met de strekking van bedoeld artikel, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat de wijziging van artikel 20 ten doel heeft verzoeken om hogere waarden voor de hoogst toelaatbare geluidsbelasting (Wgh), los te maken van de in dit artikel genoemde termijn van twee jaar omdat dit in de praktijk in conflict zou kunnen komen met de in artikel 17 van de Tracéwet genoemde termijn met betrekking tot het verlenen van planologische medewerking. Zij begrijpen uit de memorie van toelichting dat het uitzonderen van verzoeken om hogere waarden voor de hoogst toelaatbare geluidsbelasting ingevolge de genoemde artikelen van de Wet geluidshinder, noodzakelijk is om deze te kunnen binden aan het in de Tracéwet bepaalde met betrekking tot planologische medewerking en dit verzoek om hogere waarden los te maken van het moment van het verlenen van de overige vergunningen, immers pas twee jaar vòòr de daadwerkelijke uitvoering.

Mochten zij dit niet juist zien dan verzoeken zij om verheldering op dit punt.

Deze leden vragen verder of deze wijziging uitsluitend van wetstechnische aard is of dat dit ook gevolgen kan hebben voor de mate van succes van dergelijke verzoeken.

De tracéwetprocedure wordt gevolgd bij nationale projecten. Deze leden vragen daarom of weigering van een verzoek om hogere waarden door hetzij Burgemeesters & Wethouders, hetzij Gedeputeerde Staten, valt onder het niet verlenen van planologische medewerking en daarmee onder de aanwijzingsbevoegdheid van de minister.

ARTIKELEN

Artikel I, onder G

In verband met het buiten toepassing verklaren van Afdeling 7.1 van de AWB voor de bijzondere procedure voor grote projecten van nationaal belang, vragen de leden van de D66-fractie of er gevolgen zijn voor de toepassing van dit artikel ten aanzien van de Betuweroute en de HSL-Zuid en zo ja, welke.

De voorzitter van de commissie,

Biesheuvel

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), ondervoorzitter, Van den Berg (SGP), Lilipaly (PvdA), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Reitsma (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Van Rooy (CDA), Poppe (SP), Van 't Riet (D66), Duivesteijn (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Roethof (D66), M. B. Vos (GroenLinks), Verkerk (AOV), Van Zuijlen (PvdA), Van Waning (D66), Keur (VVD), Hofstra (VVD) en Assen (CDA).

Plv. leden: Blauw (VVD), Schutte (GPV), Van Gelder (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Dankers (CDA), Jeekel (D66), Swildens-Rozendaal (PvdA), Terpstra (CDA), Huys (PvdA), Korthals (VVD), Th. A. M. Meijer (CDA), Vacature CD, Hillen (CDA), H. Vos (PvdA), Remkes (VVD), Leerkes (U55+), Witteveen-Hevinga (PvdA), Augsteijn-Esser (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Valk (PvdA), Hoekema (D66), Klein Molekamp (VVD), Te Veldhuis (VVD) en Van der Linden (CDA).

Naar boven