25 018
Wijziging van de Tracéwet, houdende nadere aanwijzing van enige gevallen waarin die wet wordt toegepast, alsmede een nadere inpassing van hogere-waardenbesluiten krachtens de Wet geluidhinder en enkele andere verbeteringen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Tracéwet, houdende nadere aanwijzing van enige gevallen waarin die wet wordt toegepast, alsmede een nadere inpassing van hogere-waardenbesluiten krachtens de Wet geluidhinder en enkele andere verbeteringen.

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

19 september 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wijziging aan te brengen in de aanwijzing van gevallen waarin de Tracéwet wordt toegepast, met het oog op afstemming met de aanwijzing van activiteiten met betrekking waartoe ingevolge het Besluit milieu-effectrapportage 1994 een milieu-effectrapport moet worden gemaakt, en dat het voorts wenselijk is de inpassing in de tracéprocedure van hogere-waardenbesluiten krachtens de Wet geluidhinder te verbeteren en enkele andere technische verbeteringen in de Tracéwet aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Tracéwet wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 1, eerste lid, onder bb, 13, eerste en tweede volzin, 19, eerste en tweede lid, en 20, eerste lid, wordt telkens «regionaal bestuur» vervangen door: regionaal openbaar lichaam. In de artikelen 15, lid 2a, en 24, lid 2a, wordt telkens «een regionaal bestuur» vervangen door «een regionaal openbaar lichaam» en «het regionaal bestuur» door «het regionaal openbaar lichaam». In de artikelen 3, tweede lid, 14, eerste lid, 16, eerste lid, en 23, eerste lid, wordt telkens «regionale besturen» vervangen door: regionale openbare lichamen.

B

Artikel 1, eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. planologische medewerking verlenen: het nemen van een of meer besluiten krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening onderscheidenlijk krachtens de Wet geluidhinder door het bestuur van een gemeente, dan wel door het bestuur van het regionaal openbaar lichaam of het bestuur van de provincie waarin die gemeente is gelegen, waardoor de aanleg of wijziging van een hoofdweg, landelijke railweg of hoofdvaarweg in die gemeente overeenkomstig het met toepassing van deze wet vastgestelde tracé kan worden uitgevoerd zonder strijd met de Wet op de Ruimtelijke Ordening onderscheidenlijk met hetgeen bij of krachtens de Wet geluidhinder is bepaald ten aanzien van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones;.

C

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. een verbreding van een hoofdweg met één of meer rijstroken, indien het te verbreden weggedeelte twee knooppunten of aansluitingen met elkaar verbindt;.

2. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. een wijziging van een landelijke railweg, die bestaat uit:

1°. een verbreding van die railweg met twee of meer sporen, die over een lengte van 5 kilometer of meer is gelegen in een in een streekplan begrensd beschermd natuurmonument of staatsnatuurmonument, aangewezen ingevolge artikel 7 of 21 van de Natuurbeschermingswet, dan wel in een in een streekplan begrensd kerngebied, natuurontwikkelingsgebied of in een zodanig plan begrensde verbindingszone, deel uitmakend van de ecologische hoofdstructuur;

2°. de aanleg van een geheel nieuwe spoorbaan, die over een lengte van 500 meter of meer op een afstand van 25 meter of meer van de grens van de bestemming, aangewezen voor spoorwegdoeleinden, is gelegen of

3°. de aanleg van spoorwegbouwkundige bouwwerken met de daartoe behorende aansluitingen, los van de bestemming, aangewezen voor spoorwegdoeleinden, voor zover deze geheel zijn gelegen in een in een streekplan begrensd gebied als bedoeld onder 1°;.

D

In artikel 3, achtste lid, wordt «artikel 7.14, derde lid,» vervangen door: artikel 7.14, vierde lid,.

E

In artikel 9, eerste lid, wordt «de in artikel 8, tweede lid, bepaalde termijn» vervangen door: de ingevolge artikel 8, eerste lid, bepaalde termijn.

F

Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is niet van toepassing ten aanzien van een aanvraag tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ingevolge artikel 83, 85, 100a of 106 van de Wet geluidhinder.

2. In het tweede lid wordt na «een aanvraag als bedoeld in het eerste lid» ingevoegd: , eerste of tweede volzin,.

G

Aan artikel 24, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Afdeling 7.1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

ARTIKEL II

Het besluit van 16 september 1994, houdende het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 2, eerste lid, van de Tracéwet (Stb. 745) wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 januari 1994 ingediende voorstel van wet, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap (Natuurbeschermingswet 1994) (Kamerstukken II 1993/94, 23 580, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, onder 1°, van de Tracéwet «beschermd natuurmonument of staatsnatuurmonument, aangewezen ingevolge artikel 7 of artikel 21 van de Natuurbeschermingswet» vervangen door: beschermd natuurmonument, aangewezen ingevolge artikel 18 of 27 van de Natuurbeschermingswet.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Naar boven