nr. 31
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 november 1996
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft over de Financiële verantwoordingen voor het jaar 1995
(kamerstuk 24 844, nr. 18) de navolgende vragen ter beantwoording aan
de regering voorgelegd. Deze vragen, alsmede de daarop op 15 november 1996
gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
De Jong
De wnd. griffier van de commissie,
Nava
Artikel U1201
1
Kan worden aangegeven hoever verplichtingen zijn aangegaan en voor
hoeveel betalingen zijn verricht boven de goedgekeurde begroting Arbeidsvoorziening?
Kan worden aangegeven waardoor Arbeidsvoorziening hiertoe kwam, wat de minister
daarover heeft opgemerkt en hoe dit voorkomen zal worden voor de toekomst?
(blz. 48).
De gesignaleerde begrotingsoverschrijdingen hebben betrekking op de overige
beheerskosten en de overige beheersuitgaven (overschrijdingen van respectievelijk
f 22 mln. en f 53,7 mln.) en de beleidsuitgaven excl. ESF-derden
(f 13 mln.).
Bedoelde overschrijdingen zijn gesignaleerd en onder de aandacht van Arbeidsvoorziening
gebracht met het verzoek aan te geven wat de oorzaken zijn geweest en wat
de acties van de organisatie zijn om deze overschrijdingen te voorkomen.
De oorzaken van de overschrijdingen zijn regionaal bepaald: belangrijkste
oorzaak is het onvoldoende aandacht schenken aan de begrotingswijzigingsprocedure
binnen Arbeidsvoorziening. Daarnaast rechtvaardigen regio's overschrijdingen
vanwege het feit dat hier extra inkomsten tegenover staan en derhalve het
indienen van wijzigingsvoorstellen achterwege kan blijven.
Voor Arbeidsvoorziening waren deze oorzaken aanleiding voor 1996 een handhavingsbeleid
t.a.v. de begrotingsuitvoering uit te vaardigen.
Artikel U1406
2
Kan worden uiteengezet waardoor de bezwaarprocedures m.b.t. de subisidieregeling
«experimenten activering uitkeringsgelden» niet zoals verwacht
in 1995 afgewikkeld werden? Kan enig inzicht in het soort bezwaren worden
verschaft? (blz. 89).
Van de ten laste van de regeling ruim 150 ingediende aanvragen zijn in
eerste instantie 57 experimenten gehonoreerd, waarvan enkele projecten slechts
gedeeltelijk. Medio juli 1995 heeft toezending van de desbetreffende beschikkingen
plaatsgevonden.
In aansluiting op deze primaire beschikkingen zijn 20 bezwaarschriften
ingediend, waarvan 2 bezwaren waren gericht tegen de gedeeltelijke toewijzing
van arbeidsplaatsen.
De afhandeling van de bezwaarschriften is onmiddellijk na afloop van de
bezwaartermijn (begin oktober 1995) gestart. In een aantal gevallen is naar
aanleiding van de gevoerde argumentatie verzocht om toezending van nadere
informatie en documentatie. In een dergelijke situatie wordt de termijn van
afhandeling opgeschort. Tevens zijn in enkele procedures gedurende de hoorzitting
mondeling bezwaren ingebracht, waarop verzocht is deze bezwaren met schriftelijke
bewijzen te staven. Ook dan schort de termijn van afhandeling op.
In beide bovengenoemde situaties leidde dit ertoe, dat de besluit-vorming
ten behoeve van een achttal bezwaarschriften langer duurde dan de wettelijk
gestelde termijn van 6 respectievelijk 10 weken, waardoor afhandeling over
de jaarwisseling 95/96 is getild.
De beslissing op bezwaar luidde 13 maal ongegrond, 2 maal gegrond en 5
maal gedeeltelijk gegrond.
Het merendeel van de afwijzingen in eerste instantie hield verband met
het feit dat bij de aanvrage niet werd voldaan aan de formele vereisten conform
artikel 4 van de regeling (ontbreken van: adequate project-beschrijving,
raming aantal arbeidsplaatsen, aantal en duur arbeidsovereenkomsten, uitkeringsgerechtigden,
financiële onderbouwing etc.).
Met name ten aanzien van de financiële onderbouwing bleken er misverstanden
te zijn. Zo heeft een niet gering aantal aanvragers ten behoeve van de (co)financiering
van de arbeidsplaatsen een beroep willen doen op de Wet bevordering arbeidsinpassing.
Deze wet staat echter een dergelijke cumulatie van subsidies niet toe.
Een gering aantal afwijzingen hield verband met de kwalitatieve vereisten
c.f. artikel 5 van de regeling, waarvan de belangrijkste waren: het ontbreken
van een voldoende meerwaarde van het project t.o.v. bestaande initiatieven
op het terrein van de bevordering van de werkgelegenheid, de regionale spreiding
en het vernieuwend karakter.
De beslissingen op bezwaar hebben niet geleid tot een beroeps-procedure.
3
Kan op dit moment worden aangegeven in hoeverre de geconstateerde
achterstand van het aantal gerealiseerde arbeidsplaatsen inmiddels is weggewerkt?
(blz. 90).
Uit de realisatiecijfers die tot en met het derde kwartaal bekend zijn
blijkt dat na de startfase een versnelling in het aantal gerealiseerde arbeidsplaatsen
is opgetreden. Over de verdere ontwikkeling kan geen algemene uitspraak worden
gedaan gelet op de aanzienlijke verschillen tussen de afzonderlijke projecten.
XNoot
1Samenstelling: Leden: Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart
(PvdA), ondervoorzitter, De Jong (CDA), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66),
Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Rosen möller (GroenLinks), Van
Zijl (PvdA), Bijleveld Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Noorman-den
Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Giskes (D66),
Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker
(D66), Klein Molekamp (VVD), Van Blerck Woerdman (VVD), R. A. Meijer (Groep
Nijpels).
Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Th. A. M. Meijer
(CDA), Sterk (PvdA), Terpstra (CDA), Van Rooy (CDA), Van der Vlies (SGP),
Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), Wolters (CDA),
Dijksma (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), Kalsbeek Jasperse (PvdA), Van Nieuwenhoven
(PvdA), Apostolou (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van Boxtel (D66), vacature CD,
J. M. de Vries (VVD), B. M. de Vries (VVD), Leerkes (U55+), Van Vliet (D66),
Hofstra (VVD), Hoogervorst (VVD), R. A. Meijer (Groep Nijpels).