Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2016
Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister
van Defensie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het convenant
inzake de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart aan1.
Met het convenant geeft het Kabinet uitvoering aan de door uw Kamer aangenomen motie
Servaes c.s. (Kamerstuk 33 997, nr. 80) en de toezegging die het Kabinet op dit punt heeft gedaan tijdens het plenaire debat
met uw Kamer op 1 maart jl. In de motie Servaes c.s. wordt het kabinet verzocht tot
het formeel vastleggen van afspraken in een convenant ten aanzien van de geïntensiveerde
informatiedeling inzake de veiligheid van het luchtruim en vliegen over conflictgebieden
tussen Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en de overheid. Met dit convenant wordt
recht gedaan aan de opmerking van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in haar
rapport over de crash van de MH17, waarin zij stelt dat het overleg dat tussen de
Nederlandse overheid en de luchtvaartmaatschappijen is ingesteld een vaste structuur
zou moeten krijgen.
Het convenant is gebaseerd op de ervaringen van partijen in het uitwisselen van informatie,
de samenwerking en de wijze waarop die na de ramp met de MH17 is geïntensiveerd, mede
in relatie tot de door uw Kamer aangenomen motie Sjoerdsma (Kamerstuk 33 997, nr. 32).
Het convenant beschrijft eerst de rolverdeling tussen overheid en luchtvaartmaatschappijen.
Zowel de luchtvaartmaatschappijen als de overheid hebben daarbij als uitgangspunt
dat primair soevereine Staten verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in hun luchtruim
en dat de soevereine Staat dat luchtruim kan sluiten als de veiligheid niet kan worden
gegarandeerd. De luchtvaartmaatschappijen hebben de verantwoordelijkheid voor hun
vluchtuitvoering en de keuze welke route wordt gevlogen door opengesteld luchtruim.
Voorts wordt beschreven dat er informatie tussen overheden en luchtvaartmaatschappijen
wordt uitgewisseld om de analyses van luchtvaartmaatschappijen voor een veilige vluchtuitvoering
te ondersteunen. Dit uitgangspunt is ook verwoord in het OVV rapport, de beleidsreactie
van het kabinet op dat rapport en maakt deel uit van de overwegingen van de door uw
Kamer aangenomen moties Ten Broeke (Kamerstuk 33 997, nr. 75) en Servaes (Kamerstuk 33 997, nr. 80).
Vervolgens worden in dit convenant, op basis van genoemde ervaringen en in de afgelopen
periode gevoerde gesprekken, onder meer afspraken vastgelegd over de wijze van informatiedeling,
de vertrouwelijkheid van de informatie, geheimhouding en de verantwoordelijkheid voor
de volledigheid van de informatie en het gebruik daarvan.
Naast de betrokken overheidspartijen en de luchtvaartmaatschappijen (KLM, Corendon
Dutch Airlines en TUIfly) heeft ook de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers
(VNV) dit convenant mede ondertekend. Door partijen is uitgebreid gesproken over de
rol en positie van de VNV als medeondertekenaar van dit convenant. Hoewel de VNV geen
operationele verantwoordelijkheid heeft voor het uitwisselen van dreigingsinformatie
en het gebruik daarvan bij de risico analyse voor een veilige vluchtuitvoering, zoals
de luchtvaartmaatschappijen die wel hebben, heeft de VNV er wel belang bij dat deze
informatie efficiënt wordt gedeeld tussen de overheidspartijen en de luchtvaartmaatschappijen.
Om deze reden is de verantwoordelijkheid van de VNV in de overwegingen van dit convenant
nader toegelicht en zal de VNV deelnemen aan de stuurgroep die de uitvoering van het
convenant controleert, en niet aan de expertgroep waar de daadwerkelijke informatie-uitwisseling
plaatsvindt.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma